Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

De idylle | Bart Decroos

Achttien jonge Vlaamse en Nederlandse auteurs laten artefacten uit de Rijksmuseumtentoonstelling Slavernij spreken. Bart Decroos geeft in een kort verhaal een stem aan een tekening uit 1708 van Dirk Valkenburg, getiteld Gezicht op molen en kookhuis op een plantage te Suriname.
Door Bart Decroos op 15 feb 2021
Tekst
Literatuur & taal
Schrijfresidentie Parijs
Dirk Valkenburg, Gezicht op molen en kookhuis op een plantage te Suriname, 1708. Collectie: Rijksmuseum, Amsterdam

Hoe klinkt het kasboek van een plantage? Waaraan denkt een kwast die werd gebruikt voor bezweringen? Met welke stem spreekt een contract uit de 18e eeuw? En welk verhaal herbergt Het poppenhuis van schilder Jacob Appel?

 

In de reeks Oude werken, jonge schrijvers geven jonge Vlaamse en Nederlandse auteurs een stem aan een artefact uit de tentoonstelling Slavernij (Rijksmuseum, Amsterdam).

De idylle

 

 

Aan de toeschouwer die zoekt naar menselijke figuren, naar de mannen en vrouwen die deze scène moeten hebben bewoond, heb ik weinig te bieden. Niet dat het mijn eigen keuze was, maar veel meer dan enkele schimmen kan ik niet tonen, verscholen tussen de watermolen, het kookhuis en een van de verder gelegen hutten, tegen de achtergrond van het Surinaamse landschap. Waarom de schilder mijn oppervlak slechts van een verlaten decor voorzag, weet ik evenmin. Van hem herinner ik me enkel nog de zweterige handen die mijn huid omklemden, terwijl krasserige pentrekken mij opvulden met inkt.

                  Als de schilder zich iets dichter bij het gebouw had opgesteld, had hij in de opening van het openstaande raam misschien wel een detail kunnen tekenen. Een kapmes aan de muur, opgehangen aan twee roestige spijkers in het hout. Hij had ook de ronddraaiende, ijzeren walsen kunnen weergeven, die met krakende tandwielen, aangedreven door de springvloed van de Surinamerivier, de stengels rietsuiker uitpersten. En misschien had hij zelfs een glimp kunnen geven van de mannen, die dag in, dag uit, overdag en ’s nachts, de bussels riet tussen de walsen moesten aanvoeren.

                  Als hij iets dichterbij had gestaan, had hij ook kunnen zien wat er precies gebeurde. Hoe het een verkeerde inschatting of onoplettendheid moest zijn geweest, veroorzaakt door vermoeidheid of uitputting, waardoor een van de zwetende mannen zijn arm te ver uitstrekte. En hoe de walsen geen onderscheid maakten tussen een rietstengel en een mensenhand. Dan was hij getuige geweest van de logica van de molen, die de volgende in de rij geen andere keuze liet dan dat kapmes van de twee roestige spijkers te grissen en het lichaam te bevrijden van de arm die al grotendeels tussen de walsen was verdwenen.

                  Maar de schilder koos ervoor om afstand te houden.

                  En vanaf die afstand, moet het felle zonlicht hem het zicht naar binnen hebben ontnomen, waardoor hij het openstaande raam wel moest inkleuren met een dun laagje donkere inkt. En de hele gebeurtenis moet aan hem zijn voorbijgegaan, of hij zou mij niet hebben geannoteerd met een louter technisch bijschrift, een taal die hopeloos tekort schiet om het verhaal te vertellen dat mijn beeld ontbreekt.

                  Of misschien kwam hij pas later. Toen de watermolen was stilgelegd en de vuren in het kookhuis waren gedoofd. Misschien kwam hij pas op dat moment, toen de aanblik van de plantage voldeed aan de conventies van zijn métier. De menselijke figuren mogen me dan wel ontbreken, de vlucht van een eenzame ara die de leegte van de hemel doorkruist, toon ik wel. Achteraf, vanaf een afstand, lijkt de plantage inderdaad vredig, bijna idyllisch.

© Marianne Hommersom

Bart Decroos

Bart Decroos (1989) is architect en schrijver. Zijn teksten ontstaan in de spanning tussen fictieve scenario’s en de gebouwde ruimte. Hij schreef mee aan het architectuurboek Raamwerk In Practice (2020) en is bezig aan een verhalenbundel over het gerealiseerde werk van een Nederlandse architect. Hij is onderzoeker aan de Universiteit Antwerpen en redacteur van het architectuurtijdschrift OASE Journal for Architecture. 

 

De tekst waarmee hij zich kandidaat stelde voor de Schrijfresidentie, over Multatuli en waarheid, wordt gepubliceerd in het Jaarboek Multatuli. 

Vertel het verder: