Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Hoe klinkt het kasboek van een plantage? Waaraan denkt een kwast die werd gebruikt voor bezweringen? Met welke stem spreekt een contract uit de 18e eeuw? En welk verhaal herbergt Het poppenhuis van schilder Jacob Appel?
In de reeks Oude werken, jonge schrijvers geven jonge Vlaamse en Nederlandse auteurs een stem aan een artefact uit de tentoonstelling Slavernij (Rijksmuseum, Amsterdam).
Hier had iets over de liefde kunnen staan. Op dit papier, met deze inkt, in een ander handschrift, zomaar iets over de liefde. Een inderhaast neergepende liefdesverklaring bijvoorbeeld. Onopvallend doorgegeven, van gesloten hand naar gesloten hand. Opengeplooid en gelezen bij kaarslicht. Bijvoorbeeld. En misschien beantwoord. Op ander papier, met andere inkt, in een ander handschrift.
Of hier had de handtekening van James L. Plimpton kunnen staan. Die op 4 januari 1863 een patent neemt op de vierwielige rolschaats.
Of die van Alanson Crane. Die op 10 februari 1863 een patent neemt op de brandblusser.
Of de handtekeningen van zestien vertegenwoordigers van evenveel staten, die op 17 februari 1863 net hebben ingestemd met de oprichting van het Rode Kruis.
Of de handtekening van Gerard Adriaan Heineken onder een overeenkomst waarmee hij op 15 december 1863 brouwerij ‘De Hooiberg’ koopt in Amsterdam. Opgemaakt in twee exemplaren, waarvan het zijne al snel door per ongeluk omgestoten bier plakkerig en onleesbaar zal worden. En hoe dat niet erg zal zijn, omdat het alleen de officiële bevestiging is, van wat iedereen ondertussen weet.
Of dit had de geboorteakte kunnen zijn van Louis Couperus op 10 juni 1863.
Of een pagina van het originele manuscript van Cinq semaines en ballon van Jules Verne.
Of een eerste schets voor Le déjeuner sur l’herbe van Edouard Manet, in potlood dan, heel voorzichtig.
Of de overlijdensakte van Jane Pierce op 2 december 1863, de 14e First Lady van de Verenigde Staten van Amerika, die na haar dood naast haar drie jonggestorven zoontjes zal worden begraven. En op dit punt zou u zich kunnen afvragen waarom Jane Pierce de enige vrouw is in deze lijst, naast alleen maar mannen. Naast alleen maar witte mannen. En dan zou u kunnen bedenken dat dat niet aan vrouwen ligt, of aan mensen van kleur, maar aan wat via de neergeschreven geschiedenis wordt onthouden.
En misschien zou u zich afvragen wie die geschiedenis neerschrijft. En of die wel klopt. En wie de waarde ervan bepaalt. En wat in die geschiedenis het belang is van een neergeschreven wet die vrijheid toezegt, als dat nog minstens tien jaar lang niet de waarheid blijkt. Die vrijheid toezegt en tegelijk bepaalt welke liederen niet te zingen. Aan wie dank te betuigen. Die niet geschreven is door diegenen over wie hij gaat. Die niet gelezen is door diegenen over wie hij gaat. Die deel uitmaakt van een geschiedenis die de schoolboeken niet haalt.
En misschien vraagt u zich af of hier dan niet beter aantekeningen voor een lied hadden kunnen staan. Een lied van hoop en vastberadenheid, een lied geschreven door wie het zal zingen, een lied waarin vrijheid wordt verkondigd voor vrijheid wordt verleend. Om dan ergens vergeten te worden, in een broekzak, onder een kussensloop. Want aantekeningen zijn niet nodig, als vrijheid zich al in hoofden heeft genesteld.
Ellis Meeusen (1993) studeerde af als actrice en schrijfster aan LUCA School Of Arts in Leuven. Ze publiceerde proza in literair tijdschrift Das Magazin, poëzie in de bundel Zwemlessen voor later (2020, Vrijdag) en haar eerste toneeltekst Faren werd in 2019 uitgegeven bij De Nieuwe Toneelbibliotheek. Samen met Jens Meijen maakte ze de performance ‘Wat de honden aten’ een performance over klimaat in het kader van het project Klimaatdichters.
In 2021 ontving ze een Schrijfinjectie van Monty Kultuurfaktorij en De Nwe Tijd voor het schrijven van een nieuwe theatertekst. Wat ze schrijft, houdt vaak het midden tussen poëzie, proza en theater en vertrekt niet zelden vanuit een fascinatie voor het niet-geleefde leven.
De tekst waarmee ze zich kandidaat stelde voor de Schrijfresidentie, over Multatuli en waarheid, wordt gepubliceerd in het Jaarboek Multatuli.