Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Ik ontmoette maulvi Shaukat Ahmad Shah drie weken voordat hij gedood werd door een bomaanslag. Hij leek de perfecte combinatie van een religieus en moreel conservatieve geestelijke met een progressieve en geweldloze politieke leider. Wellicht daarom moest hij uit de weg geruimd worden. In elk geval is dat de reden waarom we ook na zijn plotse dood moeten blijven luisteren naar zijn stem.
Thee, uiteraard. En koekjes. En op het einde van het gesprek een uitnodiging voor een uitgebreider avondmaal. Wie bij maulvi Shaukat Ahmad Shah op bezoek kwam, was een gast in de rijke betekenis van dat woord binnen de islamitische en Kasjmirse traditie. Ik was gekomen om te praten over de – schijnbaar – ontspannen toestand in Kasjmir on over de samenhang tussen de strijd in Kasjmir met andere conflicten in de regio. De gewapende bewakers zagen er te vriendelijk uit om me zorgen te maken. Drie weken later blijkt dat we beiden onterecht onbezorgd waren.
De lange baard van maulvi Shaukat Ahmad Shah plaatst hem meteen in de galerij van diepgelovige mannen binnen de wereld van de moslims. Buiten die wereld roept zijn baard even evident achterdocht op. Etiketten als fundamentalisme, extremisme en terrorisme zijn nooit ver wag. De maulvi wist dat, hij kon er nog wel mee lachten. Al woog het hem toch ook zwaar dat die achterdocht er onder meer voor verantwoordelijk was dat zijn plannen om een universiteit op te starten in Srinagar gedwarsboomd werden. ‘Wij willen het kennisniveau op het vlak van landbouw, tuinbouw, architectuur, geneeskunde en theologie verbeteren. Wat is daar tegen misschien?’
De maulvi wist wel wat de autoriteiten in Delhi tegen de plannen van de Jamiat Ahl-e-Hadith hadden: ze vrezen dat de salafistische strekking van de organisatie voor een verdere talibalisering van de Vallei zal zorgen. Het was hem zwaar te moede. ‘Toen de gewapende opstand in Kasjmir uitbrak in het begin van de jaren negentig, riepen we een sjoera samen om ons standpunt te bepalen tegenover het gebruik van wapens voor de strijd voor vrijheid. Van de 323 aanwezige leiders, stemden er 321 tegen de gewapende strijd. De twee voorstemmers namen achteraf zelf de wapens op. Toen de straatprotesten in 2008 uitbraken en er plots een nieuwe strategie van stenen gooien ontstond, heb ik ook dat veroordeeld als oninlamitisch. Daarvoor kreeg ik applaus vanuit Delhi, maar in Kasjmir werd me dat niet in dank afgenomen. Iemand deed een mislukte aanslag met een granaat op mijn huis en daarna ontsnapte ik aan een kogelregen vlakbij het kantoor. Sindsdien heb ik permanent twee gewapende bewakers. Maar als ik een universiteit wil oprichten, ben ik plots een potentiële terrorist, een baardige fundamentalist die tegengehouden moet worden.’
De derde aanslag op maulvi Shaukat Ahmad is wel gelukt. Vrijdagochtend 8 april overleefde hij een bomaanslag op een moskee in Srinagar niet. Voorlopig heeft niemand de aanslag opgeëist, maar degenen die hem planden hebben in elk geval gekozen om het hart van de religieuze tolerantie van de Vallei te treffen.
‘Geweld is geen betrouwbaar pad om conflicten op te lossen’, zei de maulvi tijdens het ochtendlijke gesprek dat ik op vrijdag 18 maart had op zijn kantoortje, terwijl het een komen en gaan was van mensen met medische zorgen op de eerste verdieping van het centrum waar hij zo trots op was. ‘Het probleem is dat de Indiase overheid nalaat om positief te antwoorden op de keuze voor geweldloosheid. Toen Yasin Malik en zijn JKLF de gewapende strijd opgaven in 1994, bleef de repressie tegen hen onverminderd doorgaan. Elke politieke of religieuze leider uit Kasjmir die de voorbije twintig jaar het risico nam om te praten met Delhi werd achteraf gedampt. Het gevolg is dat de extremisten sterker worden en de gematigde stemmen gediscrediteerd geraken.’
Een ongemakkelijke waarheid voor de maulvi was dat een van de weinige gewapende groepen die anno 2011 nog echt actief zijn in Jammu & Kasjmir, de Lashkar-e-Taiba, ook tot de Ahl-e-Hadith strekking van de soenni-islam behoort. Maulvi Shaukat Ahmad ontkende dat niet, maar benadrukte dat hij het altijd fundamenteel oneens geweest is met hun aanpak. ‘Ik heb ooit voorgesteld om naar Pakistan te gaan om te gaan praten met de LeY, maar kreeg de reistoestemming niet uit Delhi. Ik denk dat ik de nodige morele autoriteit had om hen uit te leggen dat ze met hun wapens onze belangen schaden in plaats van ze te dienen. Indien Delhi een ernstig beleid van autonomie had voorgesteld, dan zou ik hen zeker hebben kunnen overtuigen om ons gerust te laten. Helaas heeft Delhi nog nooit zo’n ernstig beleid tegenover Kasjmir gevoerd.’
De Ahl-e-Hadith is elders in het subcontinent een minderheidsstrekking, die traditioneel overschaduwd werd door de soefistrekking of de Barelvi’s en die, in Pakistan, sinds de jaren tachtig ook overvleugeld wordt door de streng-rituele Deobandi moslims, die eerder aansluiten bij de Saoedische Wahabi’s. ‘Wij vertegenwoordigen in Jammu & Kasjmir 1,5 miljoen leden. We besturen 700 moskeeën en 150 middelbare scholen. We geloven gewoon heel erg in kennis en intellectuele ontwikkeling, voor jongens én voor meisjes’, preciseerde de maulvi.
Maulvi Shaukat Ahmad Shah stond geboekstaafd als een separatistische religieuze leider. In Kashjmir is dat eigenlijk een dubbele tautologie: er zijn nauwelijks Kasjmiri’s die tevreden zijn met hun huidige status binnen de Indiase Unie en er zijn al helemaal geen relgieuze leiders te vinden die willen herhalen wat de Leeuw van Kasjmir, Sheikh Abdullah, in 1974 een akkoord sloot met Indira Gandhi in de hoop zo maximale autonomie voor de deelstaat te verwerven. ‘We zijn keer op keer bedrogen en teleurgesteld door India’, zei de maulvi. ‘Wij zijn realisten die vooruit willen, maar dan moet er ook echt iets veranderen. Als de wapens vervangen worden door geweldloze demonstraties, dan verwachten we ook dat de Indiase troepen zich terugtrekken in hun kazernes. In werkelijkheid blijven de meer dan 700.000 Indiase troepen onverminderd aanwezig. Ze blijven ons dagelijks controlleren en irriteren. En de jongesn die op straat komen worden doodgeschoten of achteraf gearresteerd en onder de draconische wetten van Delhi zonder proces of aanklacht opgesloten. Het is bijzonder moeilijk om in die omstandigheden geweldloos te blijven.’
Volgens de maulvi is het langdurige conflict in Jammu & Kasjmir in feite een verzuurde ruzie tussen India en Pakistan, twee landen die de hele prinselijke staat opeisen maar niet beseffen dat beide claims door de Kasjmiri’s allang verworpen zijn. ‘Na decennialange beztting door Indiase troepen, wil niemand nog weten van India. En nu Pakistan voor onze ogen verbrokkelt en in het zwarte gat van het religieuze extremisme wegglijdt, zijn er ook steeds minder mensen die pleiten voor een aansluiting bij Pakistan. In het nutteloze gevecht tussen die twee, zijn de Kasjmiri’s de echte slachtoffers.’ Maar wie denkt dat de Kasjmiri’s de enige slachtoiffers zijn, heeft het ook verkeerd voor, geloofde de maulvi. Om te beginnen verwees hij naar de honderden miljoenen Indiërs en Pakistanen die elke dag lijden onder het gebrek aan onderwijs, gezondheidszorg en tewerkstelling dat het gevolg is van de foute beleidsprioriteiten van hun regeringen –lees: zo lang Delhi en Islamabad geld blijven pompen in hun legers en militaire opbod rond Kasjmir, krijgen de armen nooit de ontwikkeling waar ze recht op hebben. Maar de maulvi ging een stap verder: ‘Als de internationale gemeenschap niets doet om het conflict in Kasjmir op te lossen, zal het gewelddadige fundamentalisme blijven groeien en woekeren. Uiteindelijk zal dat politiek-religieuze geweld het hele subcontinent vernietigen en daardoor ook de hele wereld treffen.’
De hefboom om de dynamiek in Kasjmir, en daardoor in heel Zuid-Azië, met inbegrip van Afghanistan, te doen kantelen in de positieve richting wordt gevormd door de combinatie van de internationale gemeenschap en de Indiase middenveldorganisaties. Dat geloofde maulvi Shaukat Ahmad Shah stellig. Hij heeft nu zijn kantoor geruild voor een graf op de begraafplaats van de martelaren. Hij is, met andere woorden, voor eeuwig omringd door de slachtoffers van het geweld dat hij altijd bestreden heeft. ‘Niet omdat ik de strijd wil opgeven, maar omdat geweld onze eigen strijd schaadt.’ Hopelijk zorgt zijn aanweizgheid tussen militanten en demonstranten, tussen onschuldige slachtoffers en moedjahedien, voor een nieuw gesprek onder de geesten van Kasjmir. En hopelijk leggen de autoriteiten hun oor ook eens op die begraafplaats te luisteren, in plaatrs van alleen maar de rapporten van leger en inlichtingendiensten te lezen.
Het journalistieke project van Gie Goris komt tot stand met steun van MO* en het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek. Het fotografieproject van Brecht Goris krijgt de steun van deBuren, de Beursschouwburg en de Warande (Turnhout).