Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

Het Literaire Pleidooi: de Coninck-getuigenis

Tijdens de derde en laatste zitting van onze literaire rechtbank trad Delphine Lecompte op als getuige om Herman de Coninck in Het Pantheon te laten opnemen.
Door Delphine Lecompte op 12 apr 2011
Nieuws
Literatuur & taal

Tijdens de derde en laatste zitting van onze literaire rechtbank trad Delphine Lecompte op als getuige om Herman de Coninck in Het Pantheon te laten opnemen.


 

Je was mooi lelijk.
Je zei nooit wat. Ik moest het altijd vragen.
Ik zie je nog altijd liggen, je vingers
smal en paars als asperges,
Vroeger hield ik alleen van je ogen.
Nu ook van de kraaiepootjes ernaast.

Ik kan je schoonheid aan.
Middenin de vlakte van juli
kwam ik je tegen. Ik woon hier, zei je.
Ik keek naar de bloemen. Ja, dat zie ik,
zei ik, en waar leerde je de kunst
om niet lang te duren? Ook hier zei je.

ik kwam jou tegen, je was zo lief
voor mijn melancholie, dat soort
reuma van het gevoelsleven,
maar als ik het warmhield,
bij voorbeeld in jouw armen,
viel het best te harden.

Als ik te lang gezeten had bij jou,
te weerloos en te dicht tegen je aan,
wist ik dat ik vlug weg moest daarvandaan,
want van te grote warmte krijg je gauwer kou.

Ik sta in de hall en je warrelt
van de trap als een arpège
van Chopin. We zoenen een akkoord,
nou ja, een orgelpunt bijna, zoiets als Beethoven
die ook nooit kon eindigen.

En ’s nachts gingen we naakt zwemmen,

Ik legde een halssnoer rond je hals
zoals ‘zoals’ rond een zin.
Hij veranderde daarvan, zoals je hals
er langer van werd, hoger keek.

Wat jij met de tijd doet
is wat een ouwe grootmoedersklok
ermee doet: twaalf uur slaan
en daar alle tijd voor nemen.
Jij bent de klok: de tijd gaat voorbij
maar jij blijft. Jij wacht.

Ik geloof niet dat ik het kan:
niet van je houden. Drinken
en je niet kunnen vergeten,
dat kan ik. En iedere dag een beetje
sterven, zodat het tenslotte slechts
een koud kunstje wordt.

Twee dingen herinner ik me van mijn grootvader:
zijn versleten broek, en de manier waarop hij
zijn horloge elke dag twee minuten vooruitzette.

Wanneer ik hem vroeg waarom hij de tijd zo precies
moest weten, zei hij dat een zakenman een fortuin kon verspelen
door twee minuten te laat op een afspraak te zijn.

Eigenlijk is hij gestorven van de slappe lach.
Daarom was mijn moeder zo van slag.
ze hadden liggen grappen in bed en volgens mij
ook nog wat anders, of ze wilden net,
maar dat lukte niet van de slappe lach,

en vervolgens raakt er iets in zijn kop kwijt,
hij kan zijn arm niet meer oplichten, hij zoekt,
zojuist zag hij zich nog, nu ligt hij zigzag
te lachen, tot de lach trekt aan zijn kop van spijt.
Maar eigenlijk is hij gestorven van de slappe lach.

Het ergste zijn herinneringen
aan geluk. Het zoeken naar één foto
haalt je huis overhoop
zoals het zoeken naar jezelf
jezelf, zoals een glimlach
je gezicht.

Je sliep, arm om me heen,
zoals bergen een aai van de zee
in een baai leggen.
Die foto.

Zee haalt zee overhoop.

De dagen hangen vol nevel,
de velden duren
24 uren. Regen.
Nergens kom je iemand tegen,
niet eens jezelf. Natuurlijk,
je kunt dit sterven
zwerven noemen, en deze maand
november.

Maar het is een eeuw die avond wordt
Nadat de koning is verdwenen.

Vertel het verder: