Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

India wil de mooiste zijn

Er zijn tientallen redenen waarom Europa zich in India moet verdiepen: economisch, cultureel, geopolitiek, technologisch, toeristisch, militair… Het blijkt alleen aartsmoeilijk om uit de greep van de clichés te blijven, ook voor de Indiërs zelf. Het dagelijkse leven is hier nochtans allesbehalve een cliché.
Door Gie Goris op 1 apr 2011
Tekst
Politiek & samenleving

Gie Goris, hoofdredacteur van MO*, nam zes maanden vrij om te werken aan boek over Zuid-Azië. Op reis in de regio, samen met zijn zoon en fotograaf Brecht Goris, houdt hij voor deBuren een blog bij. In deze column vertelt Goris over zijn ervaringen in India.

Er zijn tientallen redenen waarom Europa zich in India moet verdiepen: economisch, cultureel, geopolitiek, technologisch, toeristisch, militair… Het blijkt alleen aartsmoeilijk om uit de greep van de clichés te blijven, ook voor de Indiërs zelf. Het dagelijkse leven is hier nochtans allesbehalve een cliché.

 

1. Maximum India


India is elke keer opnieuw een uitdaging en een ontdekking. Wie de sluiers van zijn westerse vooroordelen –het boomende land, het exotische land, het arme land- openschuift, stoot echter niet meteen op de tastbare werkelijkheid van dit enorme en diverse land, maar op de spiegels waarin de Indiërs hun eigen grootheid en belang eindeloos weerkaatsen en uitvergroten. De schijnbare zelfbewuste natie, die terecht een permanente zetel in de VN Veiligheidsraad opeist, vindt dat de buitenwereld nog veel te weinig overtuigd is van het universele belang van de Indiase beschaving. En ook dat is terecht. De manier waarop aan dat manco gewerkt wordt, lijkt jammer genoeg meestal meer op propaganda dan op informatie.

 

Begin maart was ik in Washington. In het Kennedy Center loopt daar deze maand Maximum India, een gevarieerd cultureel programma met dans, theater, muziek, literatuur, film uit een ‘land met een miljoen kunstvormen’. De titel is een –onvermelde- knipoog naar Maximum City, het schitterende en ontluisterende boek van Suketha Mehta over Mumbai. De aankondiging van het festival staat bol van het obligate enthousiasme over een land van extremen en diversiteit, met ‘1,2 miljard mensen, 24 talen, 1600 dialecten, 28 staten, ontelbare keukens, 330.000 goden en godinnen, 300 manieren om een aardappel te koken…’ De organisatoren schrijven dat ze het land afgeschuimd hebben naar het beste uit die onmetelijke artistieke rijkdom, en dat het Maximum India festival daarvan getuige zal zijn. Leugens, natuurlijk. Het hele ‘onuitgegeven feest van de Indiase kunst’ lijkt als twee druppels water op het India Festival dat vier jaar geleden al in de Brusselse Bozar stond. Ook PSK-directeur Paul Dujardin gebruikte toen het telraam om de unieke Indiase bijdrage tot het werelderfgoed te illustreren, al waren zijn getallen lichtjes anders: ‘Het land kent twee grote families van talen die gesproken worden door de etnische meerderheden en heeft 18 officieel erkende talen (en 1600 dialecten). Die cijfers alleen al zijn symptomatisch voor de culturele diversiteit die heerst in het land.’ Ook in Brussel was het programma eerder het resultaat van de keuzes en de financiering van de Indiase ambassade dan van de onverdroten artistieke speurzin van de medewerkers van het PSK. Dat is in Washington wellicht niet anders.

 

Het resultaat is telkens een programma dat India verbeeldt als de ultieme soft power van de eenentwintigste eeuw, een land dat gebouwd is op superieure en duizenden jaren oude culturen die conflictloos bijgedragen hebben tot een humanitaire en artistieke verfijning waaraan de rest van de wereld hoogstens een punt kan zuigen. In een of andere uithoek van zo’n programma mag iemand wel eens een dissidente stem doen klinken over ongelijkheid of ecologische zorgen –India is ten slotte ook de grootste democratie ter wereld- zolang dat geen afbreuk doet aan de intrigerende exotiek van die verre beschaving die straks de wereld mee zal besturen. Het eenzijdige kader werkt als een bolle spiegel, waarin de echte schoonheid uitvergroot wordt tot een ongeloofwaardig cliché, terwijl de even reële schaduwkanten uit het beeld geweerd worden.

 

2. Werkelijk India


Een week later land ik in Delhi, de hoofdstad van het werkelijk bestaande India. De rit van de luchthaven naar het centrum lijkt in niets op dezelfde rit in 1989, toen ik voor het eerst in India was. Autosnelwegen en klaverbladen zijn zichtbare tekenen van de gemiddeld 8 procent economische groei die dit land, al blijven de gammele gebouwen ernaast even tastbare tekenen van het feit dat niet iedereen van die groei geprofiteerd heeft. Het is nacht en dus mist deze welkomscène de duizenden arbeiders die aan de nieuwe infrastructuur werken, de tienduizenden die de straatkanten bevolken overdag, de eindeloze verkeersinfarcten die de Indiase steden stilaan onberijdbaar maken. Aan dat laatste wordt enigszins verholpen door de metro die recent onder Delhi gebouwd is: een wereld van goed georganiseerde, snelle en betrouwbare verbindingen, die bovendien veel goedkoper zijn dan de bovengrondse riksjas of taxi’s. De gesubsidieerde middenklasse is daar blij mee.

 

In de krant lees ik opnieuw recordcijfers, maar dan niet over het aantal manieren om een aardappel te koken. ‘India is ’s werelds grootste wapenimporteur’, kopt de Times of India op 14 maart. De krant citeert een rapport van het Zweedse onderzoeksinstituut SIPRI, en maakt de kanttekening dat de Chinese wapeninvoer en –productie zo intransparant is, dat die eerste plaats voor India toch niet zo zeker is. Verder in dezelfde krant lees ik dat het Indiase defensiebudget dit jaar 36 miljard dollar bedraagt, een stijging van twaalf procent tegenover het vorige fiscale jaar. Dat is, zelfs voor een land waar alles gigantische afmetingen aanneemt, enorm veel. Al staat daar tegenover dat de Indiase regering haar sociale uitgaven –gezondheidszorg, onderwijs, tewerkstelling, armoedebestrijding…- ook met 17 procent laat stijgen, tot 36 procent van het overheidsbudget. Dat bezorgde haar begin van deze maand trouwens algemene kritiek vanuit de hoek van de economische experts overal ter wereld, die zoveel sociale uitgaven alleen maar kunnen klasseren onder de rubriek “populistische politiek”.

 

Het grootste sociale programma van India, de Mahatma Gandhi National Rural Employment Guarantee Act, zorgde in 2009 al voor een minimaal inkomen voor 45 miljoen gezinnen op het platteland. Dat belet echter niet dat meer dan veertig procent van de Indiërs met een inkomen van minder dan een euro per dag leeft. De Indiase overheid geeft extra hulp aan armen die Below Poverty Line leven. De lat van die armoedegrens ligt voor ruraal India nu op een maandinkomen van ongeveer 6 (zes) euro per maand per hoofd, in combinatie met talloze andere maatstaven. Zelfs dan blijft volgens sommige berekeningen veertig procent van de Indiërs onder die magische BPL.
In een gesprek met Arundhati Roy –wereldberoemd als schrijfster en activiste, in India door media en middenklasse verguisd als nestbevuilster- citeerde ik de indrukwekkende cijfers van de Indiase sociale programma’s, maar Roy was niet onder de indruk. Pleisters op een houten been, vindt ze, terwijl de overheid haar apparaat vooral inzet om de armen van hun magere grond of uit hun voorouderlijke bossen te verdrijven.



3. Kaki India


Arundhati Roy kan op weinig bijval rekenen, maar ze is wel niet alleen in het bekritiseren van India. Zo rooskleurig India zichzelf in de rest van de wereld portretteert, zo scherp zijn de Indiërs over hun land als je ze thuis bezoekt. Zelfs mensen die tot de hindoenationalistische strekking behoren fileren de Indiase zelfwaan, al leidt dat niet meteen tot een oproep om ook de donkere kant van Bharat –zoals de Indiërs India noemen- breed uit te smeren. De hindoenationalisten willen vooral dat India harder optreedt in de regio om ook de blinden en hardhorigen –lees: vooral de Pakistaanse buren- duidelijk te maken wie baas is in Zuid-Azië. De huidige regering wordt dan ook verweten een stel watjes te zijn die het belang van het vaderland verkwanselen voor een paar Amerikaanse schouderklopjes. Ik heb wat zitten lezen in Afghanistan. A role for India, een boek dat geschreven is door een aantal militairen en defensiespecialisten. Interessant materiaal, best gelezen met wat Distant Drums op de achtergrond.

 

In Srinagar, de zomerhoofdstad van de betwiste staat Jammu&Kasjmir, schampert de jonge journalist Zahid Rafiq dat de fameuze soft power van India ‘grandioos bedrog is waar de wereld en met name het Westen met open ogen in trapt. Achter de glimmende boeddhas en de marihuanarokende sadhoes schuilt een politiestaat die met zevenhonderdduizend militairen en paramilitairen Jammu&Kasjmir bezet’. Rafiq gebruikt ook het K-woord, dat ik in de Vallei in zowat elk gesprek hoor terugkomen: kolonisatie. Ten zuiden van Kasjmir wordt de massale aanwezigheid van veiligheidstroepen dan weer gezien als een collectief offer voor het beschermen van de nationale souvereiniteit. Al groeit ook in India zelf de twijfel over de aanpak van de vrijheidsstrijd in Jammu&Kasjmir. Maar daarover meer volgende week.

P.S. Het gesprek met Arundhati Roy verschijnt binnenkort in MO*.

 

 

In het najaar wordt er in de Beursschouwburg een tentoonstelling georganiseerd met de foto’s die Brecht Goris maakt van deze reis.

Het journalistieke project van Gie Goris komt tot stand met steun van MO* en het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek. Het fotografieproject van Brecht Goris krijgt de steun van deBuren, de Beursschouwburg en de Warande (Turnhout).

Vertel het verder: