Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Tijdens Het Literaire Pleidooi I verdedigde Joke Linders als openbaar aanklager Annie M.G. Schmidt (pleidooi). Gerda Dendooven trad op als haar getuige: 'Wanneer onrecht in het spel is, moet ik ten strijde trekken.' Lees hier het pleidooi en de getuigeverklaring voor Patricia de Martelaere. Het Literaire Pleidooi II: Willem Brakman en Filip De Pillecyn (3 maart). Het Literaire Pleidooi III: J.A. Dèr Mouw en Herman de Coninck (7 april).
Joke Linders (openbaar aanklager)
Waarom wilt u optreden als getuige?
Gerda Dendooven (getuige)
Wanneer onrecht in het spel is, komen mijn nekharen overeind en moet ik ten strijde trekken. Ik kan niet anders: het is een genetische afwijking. In dit concrete geval van vanavond, is de ontkenning en de afwijzing van zoveel talent een persoonlijke kaakslag. Ik voel me tekortgedaan. Als maker. En als vrouw. Als kinderboekenschrijver en occasionele radiostem, als columniste, moeder, en als verdediger van lage en hoge cultuur. Want, net als het slachtoffer, wil ik hoog en laag als een lekker broodje gezond serveren.
Wie met zijn creaties en zonder zijn broek af te steken zowel jong als oud, man als vrouw, geletterd of analfabeet, weet aan te spreken – die is uitzonderlijk, hors categorie, en dus absolute top. Trouwens, over Top gesproken, waar is Top Naeff eigenlijk in dit Pantheon? Top Naeff en haar School-idyllen waar Annie ook zo dol op was. Maar bon, vandaag gaat het dus over Annie die door een vierschaar zuchtende en puffende literaire fijnproevers genegeerd werd, meer nog, wier talent werd ontkend.
Omwille van dit onrecht ben ik vandaag gekomen. Ik wil recht doen geschieden.
Joke Linders
Wat herkent u vooral in Schmidt?
Gerda Dendooven
Zoals bij zovelen onder ons, is ook bij mij Annie steeds aanwezig geweest, al van in mijn prille leven, en ik wist het zelf niet eens. Het begon al heel vroeg, ergens in de jaren zeventig, met een voordrachtwedstrijd die ik won met het gedicht ‘Pepijn de kat’:
Wat is dat? Pepijn de kat
Hij gaat uit eten in de stad.
Net als alle echte heren
Gaat hij buitenshuis dineren.
Het vers rijmde slim, de taal bekte goed, het ging ergens over, het was grappig en venijnig en was van de hand van ene Annie M.G. Schmidt. In Vlaanderen kende men in die dagen vooral de avonturen van de misdadig perfecte Tiny.
‘Pepijn de kat’ dus, door het ritme en de absurde logica kon ik het als kind van acht perfect memoriseren. Mijn hoofd bleef zelfs vrij om er een kleine sketch bij te verzinnen.
Wat won ik? Een medaille, die bijzonder goed leek op de medaille die ik had gewonnen met hardlopen. Poëzie en sport: een perfect huwelijk, goed voor kop en lijf, net zoals de schrijfsels van Annie. Ik heb ‘Pepijn de kat’ jarenlang uit het hoofd gekend. Het stond in mijn geheugen gebeiteld en rolde ongevraagd uit mijn mond omdat het zo geestig was, goed geconstrueerd en erg muzikaal. Alleen het onzevader en het weesgegroetje heb ik langer onthouden. Maar het is niet omdat het rijmt, makkelijk bekt, lichtvoetig knipoogt, dat het ook onbetekenend is en van geen waarde.
Daarna is Annie uit mijn leven verdwenen, tenminste, dat dacht ik. Wist ik veel dat ‘Op een mooie Pinksterdag’ en ‘Vluchten kan niet meer’ en ‘Margootje in haar klein Peugeootje’, liedjes die ik passioneel meekweelde, ook uit Annie’s pen waren gerold. Deze wonderlijke klassiekers, evergreens zoals men zegt, lijken er altijd te zijn geweest, het zijn parels uit ons collectief geheugen. Maar zijn ze daardoor minder goed? Populaire genres als musical, cursiefjes, kinderversjes naar zo’n niveau schrijven, da’s klasse.
Weer enige tijd later begon ikzelf als illustrator. Zo kwam Annie plots heel bewust mijn leven opnieuw binnengewaaid, meer bepaald door de tekeningen van Wim Bijmoer en Fiep Westendorp. Zo kwam ik erachter dat Annie M.G. Schmidt ook voor de krant had geschreven. Stukjes over vrouwen. En mannen en het huwelijk. Iets waar ik het zelf nogal lastig mee had. Al waren we ondertussen dertig jaar verder, die man-vrouw-ellende ging nog steeds door. Maar Annie legde met veel humor en zelfrelativering en zonder zeuren de vinger op de huwelijkswonde.
Wow, dacht ik, wat een pen, wat een vrouw, een die thuis ook nog eens de teljoren draaiende houdt. Is dit eigenlijk wel een vrouw? Zo ken ik er niet veel. Een schrijver die bovendien even helder en slim voor kinderen schrijft als voor volwassenen, die een breed publiek aanspreekt zonder laag door de knieën te gaan, die is bijzonder. Alleen de hele groten hebben dit talent. Roald Dahl, bijvoorbeeld, en niemand zal me hierin tegenspreken.
Maar ook op vlak van vrouwenzaken vond ik in haar een bondgenoot. Ik heb me gespiegeld aan haar pen, haar stoutheid, haar humor, haar anarchie, haar intelligentie, haar temperament en stilletjes gehoopt dat het bij mij met de jaren ook wel zou komen. Ik wacht nog steeds. Annie wacht ondanks al dat talent nog steeds op de erkenning van de volwassenboekenwereld. Erkenning door je publiek is een hoog goed maar wie krijgt niet graag applaus van de vakjury?
Is het geen schande dat dit Pantheon bijna exclusief door volwassenenschrijvers wordt bevolkt, alsof literatuur voor kinderen geen literatuur is maar slechts een opstapje naar de grote wereld, de echte wereld? Alsof je pas van literatuur kan spreken wanneer je publiek langer is dan een meter vijftig en ouder dan vijftien, een baard of borsten heeft... De liefde voor het boek kan niet vroeg genoeg beginnen. Wat je jong leert, leer je voor het leven. Daar kunnen volwassenenauteurs maar beter dankbaar om zijn. Wie erin slaagt voor kinderen te schrijven, hen de liefde voor het boek bij te brengen zonder hen te betuttelen, die is uitzonderlijk. Maar waarom werden er dan geen jeugdauteurs in het Pantheon opgenomen? Meer nog, in het geval van Annie is het onvergeeflijk want zij is zelfs zoveel meer dan een jeugdauteur. Of is het misschien omdat ze kinderen tot anarchie heeft aangezet dat ze nu wordt gestraft?
Ik wenste dat ze uit haar grappige graf opstond om samen met mij de horens in de deftige achterwerken van de juryleden te planten. Want ook dat is een overeenkomst tussen haar en mij. Wij zijn beide geboren onder hetzelfde sterrenbeeld, dat van de stier: traag, aards, koppig, sensueel maar eens op drift, niet meer te stoppen.
Tenslotte is er nog iets dat ons bindt. We zijn beide moeder. Enkele jaren geleden heb ik vanuit mijn geworstel met dat moederschap een bloemlezing gemaakt van moederteksten. En zo vond ik het geweldige gedicht van Annie waarin ze haar gevecht met het moederschap en het schrijverschap op een vreemde, geestige en scherpe wijze verwoordt.
Zo scherp is Annie, dat ze om de een of andere manier al wist dat ze niet zou worden opgenomen in de eeuwige literaire eregalerij
Joke Linders
Hoe komt u daarbij?
Gerda Dendooven
Omdat ik tijdens mijn zoektocht naar moedergedichten een onbekende brief van haar ontdekt heb, een soort dagboekkattebelletje waarin ze voorspelt wat nu gebeurt. Het gaat zo.
Dear Hans,
Weet je nog dat ik tegen je zei: ‘I have been an ugly duckling for a long time, now I am an old ugly swan. But still a swan.’
Het is zo langgeleden, in 1988, ik was nauwelijks 77 jaar.
Het was op de uitreiking van de Hans Christian Andersen-prijs, een prijs naar jou genoemd, ik kreeg hem uit de handen van mijn grote voorbeeld Astrid Lindgren. Ik was – zo leek het me – net begonnen met schrijven en ik dacht: dit kan niet waar zijn, dit is een ongelukje, waarom ik?
Nu zoveel deuren verder, stokoud, en geen swan meer maar een afgekloven bot, blind, gammel en wankel, nu weet ik nog steeds niet waarom. Omdat ik van kinderen hou? Jij, Hans, hield van kinderen – ssstt, niet hardop zeggen in deze tijden – maar mij konden ze gestolen worden, al zou ik ze geen trap hebben gegeven als ze langskwamen.
Van kinderboeken heb ik evenmin gehouden, ze deden me vaak kotsen. Ik heb me laten drijven op het vlot waarop ik toevallig zat en het dreef goed. Maar precies daardoor zal ik ook altijd een buitenstaander zijn, een bietser op een feest, ik zal er nooit bijhoren, bij dat clubje der groten, ik ben slechts een schrijffout, een slip of the pen. Nooit zal ik meetellen, ik, een oud wijf van acht, nooit volwassen geworden.
En ja, ik word gelezen, gezongen en voorgedragen, maar mijn boeken staan niet vol grote gedachten, het is geen hoge literatuur, mijn schrijfsels zijn te populair, niet diepzinnig en bovendien op commande geschreven. Wie schrijft op verzoek en voor een groot publiek is maar half zo artistiek. Ik ben een ongelukje in boekenland en ooit komen ze erachter.
Let op mijn woorden, Hans. Het zal me vergaan zoals de spin Sebastiaan, en met hem is het niet goed gegaan. Als een lichtpotige krakende wagen zal ik vermorzeld worden onder de zware voet der literatoren.
Mijn geschreeuw dat ‘schrijven voor radio en tv een blijvend gevecht was tegen de slechte smaak van het publiek, dat tv een monster is dat roofbouw pleegt op onze fantasie’, dat geschreeuw zal overstemd worden door het gekir en gegiechel van de heren en dames literatoren die met hun links-intellectuele hersenen graag koketteren met holle televisieshit, omdat het hen sociologisch zo inspireert.
Maar, zij kijken slechts toe, maken hun handen niet vuil, ik daarentegen heb ermee geheuld en daarom moet ik gestraft worden.
Neen Hans, ik zal als een kind buiten blijven staan op het grote literatuurfeest, terwijl ik zo van feesten hou en van guirlandes.
Ach Hans, schenk mij nog maar een glas.
Annie, op een natte herfstavond.
Beste dames en heren, heel eerlijk, als u het mij vraagt, Annie hoeft niet in dit Pantheon, ze kan er ook niet in, ze is te groot, te kamervullend, te uniek, naast haar vergrijzen vele anderen.
Neen, Annie moet haar eigen tempel krijgen.
Het Literaire Pleidooi is een samenwerking tussen Het Letterkundig Museum (Den Haag), Het Letterenhuis (Antwerpen) en het Vlaams-Nederlands Huis deBuren. Met de steun van het Vlaams Fonds voor de Letteren