Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Tijdens de eerste zitting van onze literaire rechtbank ontving rechter Philip Freriks Elisabeth Leijnse en Marja Pruis die ervoor pleitten om Patricia de Martelaere op te nemen in Het Pantheon: de permanente tentoonstelling van het Letterkundig Museum (Den Haag). De tekst van openbaar aanklager Elisabeth Leijnse vindt u hier. Joke Linders en Gerda Dendooven wilden op hun beurt dat Annie M.G. Schmidt een plaatsje krijgt in deze eregalerij. Uiteindelijk besloot de jury (het publiek) dat aan Annie M.G. Schmidt een gelegenheidstentoonstelling wordt gewijd! Hieronder leest u het vurige betoog dat Joke Linders hield om de tegendraadse Annie op te nemen in het Panthon.
In de zaak tegen het Letterkundig Museum in Den Haag dat bij de herinrichting van haar huis een aantal belangwekkende auteurs over het hoofd zag, neem ik u mee naar Rome. Omstreeks 125 jaar na Christus liet keizer Hadrianus daar een rond gebouw met zuilengalerij neerzetten waarin alle goden een plaats kregen: het pantheon.
In dat van Parijs dat zestien eeuwen later verrees, rusten de grote zonen van Frankrijk. Marie Curie is de enige vrouw die op grond van haar verdiensten werd bijgezet. En sinds enige tijd heeft ook Den Haag haar pantheon waar alle hoogtepunten uit de Nederlandstalige literatuur vanaf de Middeleeuwen tot nu toe te zien, te lezen en vaak ook te horen zijn. Honderd auteurs – duizend jaar literatuur.
Wat een geweldig idee van Anton Korteweg. Ruim dertig jaar was hij de directeur van het Letterkundig Museum. Een mooiere ode aan het literaire erfgoed van de lage landen kon hij niet nalaten. Om de risico’s bij het selecteren zoveel mogelijk te beperken riep hij de hulp in van een keur aan uitgelezen mannen én vrouwen. Mensen als Maarten Asscher, Geert Buelens, Sophie Levie, Frits van Oostrom, Nelleke Noordervliet en Pieter Steinz aan wiens oordeel ik niet kán, mág en wíl twijfelen. Samen met al die andere adviseurs van het museum zonder meer De Kenners der Literatuur met Hoofdletters.
Aad Meinderts, de door de letterkundige wol geverfde opvolger van Korteweg, onderstreepte bij zijn aantreden meteen dat die honderd een canon representeren van wat men – mankind?, eindexamenleerlingen?, studenten?, alle Nederlanders en Vlamingen? – moet weten van de Nederlandstalige literatuur. In een flitsende roadtrip bezocht hij alle graven van zijn elitecorps. Dat van de grote denker Spinoza die in het Latijn schreef, dat van de 19e eeuwse dichteres, romancière en essayiste Virginie Loveling, die in de race om De Grootste Belg aller tijden op de zeshonderdnegendertigste plaats eindigde en dat van de internationaal vermaarde schilder die zijn oor afsneed of ervan werd beroofd. Daarover zijn de geleerden het niet eens.
Indrukwekkend. Heel Mooi! Alleen het graf van Annie M.G. Schmidt op Zorgvlied, Edelachtbare, moest hij overslaan. De koningin van de kinderliteratuur zult u in het Pantheon van Den Haag vergeefs zoeken. Hoe kan dat?
Voor een antwoord op die vraag ga ik eerst bij Schmidt zelf te rade. Al vroeg in haar carrière wist Schmidt, toch de kampioen der overdrijving, dat ze een ongelukje was, ‘een kleine schrijffout’, ‘een slip of the pen’, ‘het kind dat buiten wacht en niet mee mag doen met zakdoek leggen’. De troostende woorden die ze aan het klein meisje richtte, moeten recht uit haar hart zijn gekomen: ‘Dit is het land, waar grote mensen wonen. Het is er boos. Er zijn geen feeën meer, er zijn hormonen, en altijd is er weer wat anders loos.’
Vanaf het moment dat Anna Maria Geertruida nu bijna honderd jaar geleden in Kapelle Biezelinge ter wereld kwam en dezelfde namen kreeg als de twee overleden zusjes voor haar, ontwikkelde zij haar eigen dubbelmoraal van ‘niet zeuren’ enerzijds en ‘lekker stout’ anderzijds. En waar die twee geen uitkomst boden, zette ze het wapen van de ironie in.
Zo introduceerde zij in de musical Heerlijk duurt het langst een vrouw die zo onafhankelijk en walgelijk zelfstandig haar eigen boontjes dopt en zo goed opgewassen is tegen de slagen en dreunen des levens dat ze dolgraag eens op iemand wil leunen:
O was ik maar een kleine zwakke vrouw
Die steun zoekt bij een grote sterke vent,
O viel ik maar gewoon een keertje flauw
Met scènes en migraines en vreselijk verwend.
Ik wou zo graag eens zeggen: schat, ik kan dat niet zo goed,
Ik wou dat hij dan zei: Ik zal je leren hoe het moet.
We weten het inmiddels, die droomprins kwam nooit opdagen en dus nam ze het heft in eigen handen. Toen ze in 1988 in Oslo als eerste en tot nu toe enige Nederlandstalige auteur de hoogste internationale bekroning op het gebied van de kinder- en jeugdliteratuur in ontvangst mocht nemen, de Hans Christian Andersenprijs, nodigde ze op haar feestje niet alleen Heinrich Heine, Charles Dickens en Hans Christian Andersen maar ook Kurt Tucholsky, Erich Kästner en Astrid Lindgren. De groten der aarde zeg maar. Hoezo niet meetellen?
Huil in je bed,
bijt in je laken,
vloek tegen iedereen,
schreeuw van de daken,
maar zeur niet
Niettemin en ondanks dat kreeg de grondlegster van onze anarchie, een van de drie auteurs in De Canon van Nederland, en nummer dertien op de lijst van Grootste Nederlanders geen plek in dat Haagse pantheon. Ze stierf ruim voor de houdbaarheidsdatum van 10 maart 2010, deed meer dan voldoende stof opwaaien en wist in Jip-en-Janneke-taal de geest van de tijd te vangen. Ik roep u daarvan enige voorbeelden in herinnering.
Voor haar hoorspel In Holland staat een huis zat heel Nederland – en misschien ook wel een stukje Vlaanderen - in de jaren vijftig aan de radio gekluisterd. Natuurlijk, het aanbod aan amusement was toen een stuk bescheidener, maar dat maakt haar familie Doorsnee er niet minder scherp om. De vader en moeder van die eerste etherfamilie zijn zuinige, hardwerkende ouders die hun gezin door de jaren van schaarste en herstel loodsen. Vader die een winkel in kantoorartikelen drijft, mag zich de pater familias wanen, in werkelijkheid hebben moeder Mina en haar hulp Sjaan de touwtjes in handen. Zij bepalen de regels, zij beheren de huishoudpot en hebben een open oog voor uit Amerika afkomstige nieuwigheden als de nylon beha, make up en kopen op afbetaling.
Het was Annie Schmidt die onze taal verrijkte met een reeks van gebeeldhouwde zinnen als:
Ik zou je het liefste in een doosje willen doen en bewaren, heel goed bewaren;
Vluchten kan niet meer. Ik zou niet weten hoe;
Morgen kan ze zwanger zijn;
Kom Kees, ’t is maar tijdelijk
of dat meesterlijke
Zeur niet
En lang voor iemand op het idee van een europarlement kwam, gaf zij ons een opa zoals er in heel Europa niet een te vinden is: m’n ouwe opa, niemand zo aardig als hij. Eenvoud, een natuurlijk ritme, zeggen wat je te zeggen hebt, niet moeilijk doen, een simpele doch dwingende logica en een scheutje ondeugd, ziedaar de geheimen van haar schrijverschap.
Onze mentaliteit heeft ze tot op het bot beïnvloed en omgebogen. Heikele onderwerpen als de emancipatie van de vrouw, het recht op euthanasie en onze anarchistische volksaard wist ze genadeloos te ontleden. Hebben de dames en heren adviseurs, stuk voor stuk opgegroeid met haar gedachtegoed Schmidt omwille van die subversie uit het Pantheon willen weren?
Ed Leeflang, in leven een loyale vriend van onze heldin, wist hoe het zat. In de feestrede ter gelegenheid van haar 75ste verjaardag zette hij helder uiteen hoe de in haar werk ten toon gespreide tolerantie een hele generatie bandeloos, ja zelfs gewetenloos had gemaakt. Dikkertje Dap die ’s morgens vroeg om kwart over zeven over het hek van Artis klimt. Gerritje die de toren van Bemmelekom omver schiet zonder voor zijn wandaden te worden gestraft. Dat was niet zijn schuld, maar die van zijn katapult. Het ging vanzelf. De jubilaresse lachte het hardst van iedereen.
En kent u Hein nog? Dat joch dat de locomotief van de boemeltrein naar Zwolle uit elkaar peutert? Waarop de machinist kwaad uitroept: ‘Welja, dat heb je goed bekeken. Ga liever bij je eigen Pa de boel aan stukken breken. // Dat kan ik niet, zegt Heintje vlot, want thuis ís alles al kapot.’
Zo’n jongen zou acht dagen cel moeten krijgen, zeven jaar zakgeld inleveren en alle dagen bij wijze van vervangende straf alle stoepen van zijn dorp vegen. Maar niet bij bij Annie Schmidt. ‘Haar tolerantie, zeg maar gedoogcultuur,’ zo betoogde Leeflang, ‘is domweg weerzinwekkkend.’
Overdreven? Jazeker! En van een zaligmakende ironie.
De belangrijkste bijdrage van Annie M.G. Schmidt aan onze taal en literatuur ligt zonder meer in de gedichten en verhalen die zij voor kinderen schreef, met daarin Pluk, Otje, Minoes, Floddertje en zelfs dat ondernemende tweetal. Sympathieke eigenzinnige creaturen die geen blad voor hun mond nemen en veel vriendjes hebben. Kinderen zoals iedereen zou willen zijn. Altijd acht gebleven.
Zebra Flopje die een ander hansopje eist dan die eeuwige streepjes; koningen en koninginnen die ijs of chocoladetaart willen dan het saaie eten dat hun wordt voorgezet; een tante en een oom die in een boom wonen: ze hebben ons voorgoed veranderd.
Hoogwaardigheidsbekleders werden gewone, gezagsgetrouwe oproerkraaiers zoals u en ik, met gewone kinderlijke verlangens, een beetje nieuwsgierig en een beetje tegen de keer in. Schmidts protest tegen de beknelling van regeltjes en normen is niet vergeefs geweest.
Laat ik de commissie van wijze mannen en vrouwen die zo’n pijnlijke beslissing namen, niet te hard vallen. Schmidt speelde immers al jaren een centrale rol in het Kindermuseum van Den Haag. Toen dat nog boven was, had ze haar eigen tuintje met borstbeeld. Beneden in het nieuwe Papiria is ze iets minder prominent aanwezig, al kun je daar als volwassen mens zonder Slurper niet helemaal over oordelen.
Iedereen in Nederland tot en met Kader Abdolah, Abdelkader Benali, Jan, Joost, Marita en Nelleke heeft met haar leren lezen. Het Letterkundig Museum wijdde al minstens drie tentoonstellingen aan haar. Als een van de eersten had ze haar eigen website, terwijl minstens tien steden dongen naar een museum met haar naam. Bij zoveel eerbetoon, moet de commissie gedacht hebben, kunnen we haar misschien één keertje overslaan?? Haar werk mag groot én klein aanspreken, ze is toch vooral kinderschrijver. En als we er daar een van nemen, dan willen ze allemaal. Paul Biegel, An Rutgers van der Loeff, Willem Wilmink… Dat gaat niet, dan is het einde zoek.
Sinds haar dood op 21 mei 1995 hebben we een Annie M.G. Schmidt-leerstoel voor kinder- en jeugdliteratuur in Leiden, een Annie M.G. Schmidtdag waarop heel Nederland en Vlaanderen haar werk citeert en een Annie M.G. Schmidtprijs voor het Nederlandstalig kleinkunstlied. Tot op de dag van vandaag worden haar gedachtespinsels herdrukt, gespeeld, gezongen, verfilmd, uitgebeeld…
Háár zal het niet verbaasd hebben dat men haar buiten het Pantheon wist te houden. Ze was immers een ongelukje, een schrijffout, een slip of the pen! In de dagen dat we nog met inkt schreven, moesten dergelijke ‘vergissingen’ met bleekwater gewist worden. Het digitale tijdperk heeft daar andere, effectievere oplossingen voor. Met een eenvoudige druk op de knoppen knippen, plakken, vervangen kan het Letterkundig Museum haar dwalingen herroepen.
U verkeert in de positie Annie M.G. Schmidt de plaats te geven die haar toekomt. Neem die verantwoordelijkheid. Maar wilt u, als u haar in het Pantheon binnenlaat, aub niet met de deuren slaan!
Joke Linders promoveerde in 1999 op een proefschrift over het schrijverschap van Annie M.G. Schmidt: Doe nooit wat je moeder zegt (sinds kort verkrijgbaar als e-book).