Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
In het voorjaar 2011 organiseert deBuren een programma speciaal voor studenten: deBuren univerCity. Studenten dineren en drinken samen (geheel gratis), ontmoeten interessante gasten en spreken over relevante thema's. Er zijn nog plaatsen! Als toegangsticket geldt een kort essay over een persoonlijke held. Deelneemster Saskia Wanner vertelt over Superbompa en 'De Vlieger', en komt tot de conclusie dat iedereen een held kan zijn.
Toen ik zeven was, was mijn held mijn overgrootvader, 'Superbompa'. Tijdens de Tweede Wereldoorlog reed hij rond met vrachtwagens munitie, op donkere wegen, zonder wegwijzers, zich oriënterend op de maan en de sterren. Hij vertelt dit op elke feestelijke gelegenheid – na het tikken om stilte met de snijkant van een mes op zijn champagneglas – in geuren en kleuren: over de ingewikkelde routes die ze aflegden en dat ze ten slotte het bevel tot overgave van de toenmalige Belgische koning navolgden, om zo meer slachtoffers te voorkomen – al is dit een groot punt van discussie natuurlijk. Maar Superbompa's mening hierover is duidelijk.
Toen ik tien was, was mijn held 'De Vlieger', een keeper van wie ik niets weet, behalve dat hij voor Club Brugge speelt. Zijn naam staat in blauwe letters geschilderd op een veel te groot t–shirt voor een lang, mager meisje van tien. Zo kan heel mijn klas samen het team van Club Brugge vormen.
Toen ik twaalf was, was mijn held mijn oudste zus, die helemaal alleen in Frankrijk zit en waarvan ik af en toe een mooie brief krijg – daarin lees ik over haar avonturen in boerderijen, bakkerijen, bistro's en wijngaarden, en dat doet ze allemaal in het Frans.
In het middelbaar heb ik, geloof ik, geen helden meer, ik leen er van familie en vrienden, en geef ze na verloop van tijd allemaal weer terug: ABN, Manu Chao, M. Gandhi, Che Guevara, Nirvana, ...
Tot ik naar Afrika ga. Daar vind ik mijn helden terug. In de jongen die pitten – pionnen van een spel – verliest, en er dan verse gaat zoeken. Dezelfde jongen die, wanneer iemand de bandjes van zijn slippers scheurt, voor schoenmaker speelt en de slippers met naald en draad herstelt. De vrouw die elke dag voor dag en dauw naar de kerk gaat omdat ze heimelijk verliefd is op iemand uit haar parochie. De gepensioneerde treinconducteur op zijn stoep, die vertelt over de tijd toen de Engelsen de spoorweg nog controleerden. Het kleine kind dat een koekje terug uit zijn mond haalt, omdat het vergeten was te vragen of je een stukje wou. De lerares die over de veelkleurige Afrikaanse geschiedenis vertelt. Het kind dat rechtop staat en je recht in de ogen kijkt, nadat ze beseft dat ze iets verkeerd deed. De jonge taxichauffeur die spaart om zijn middelbare school af te maken. De ranger die dag en nacht stropers zoekt in het –al maar kleiner wordende– stuk regenwoud. De yamverkoper die om een sms te versturen of om te bellen op een gsm-mast klimt. De vrouw die op haar eentje een boerderij runt en twee meisjes opvoedt die haar dochters of nichtjes zijn.
Mijn helden zijn ouders, mijn ouders en hun ouders. Ge- of verliefden. Mensen met een kinderlijke eerlijkheid. Die idealen volgen, maar niet bang zijn ze te vernieuwen. Die tegen de stroom in durven gaan. Die doen wat ze kunnen. Met dat 'ietsje meer' dat iedereen bezit.