Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
In het Multatuli-jaar 2010 organiseert deBuren een lezingenreeks en een essaywedstrijd 'Beste Multatuli, ...' . Op 29 oktober ontvangen we kersverse Librislaureaat David Van Reybrouck in Leuven en op 31 oktober is het de beurt aan Ellen Ombre in Amsterdam.
De tweede prijs van de essaywedstrijd ging naar Michelle Verheij, die in haar brief aan Multatuli stelt: 'Welvaart is de bron die anderen tot drinken uitnodigt, maar wie de bron als eerste vond, zal de ander daar niet verdragen.'
Lees hier haar hele essay!
Beste Multatuli,
Eerst kwamen de busjes, toen zag je de mannen. Ze leven als mollen, verlaten hun huis voor de zon opkomt en komen weer thuis vóór de spits, in huizen waar de gordijnen altijd dicht zijn. Als er toevallig een deur opengaat, zie je achter die gewone huisdeur een ongewoon briefje hangen: ‘Camerabewaking’. Incidenteel vindt er een ontmoeting plaats tussen Pool en wijkbewoner, zoals ontmoetingen in de 21e eeuw gaan: in de rij voor de supermarkt, hij een halfje witbrood en bier, ik een verantwoorde ‘snel klaar’-maaltijd, hij legt een balkje neer achter zijn bier. Verder gaat het contact niet, maar inmiddels weet ik dat hij kan stucken, tegelzetten en timmeren, bovendien ook aspergesteken en tomatenplukken, want hij kan alles en kost niets. Zo gaat dat. Modern cultuurstelsel, Multatuli? Op een dag zie je in een speeltuin, of bij een stoplicht, of bij een woonhuis, kinderen die hun moeder roepen in weer een andere taal. Zo gaat dat.
Wat ik me eerst afvroeg, Multatuli, nu ik de kans kreeg je een brief te schrijven, is of dit nieuw neokolonialisme is, een moderne vorm van wat we al eeuwen doen: mensen uit een andere samenleving voor een habbekrats het werk laten doen dat wij niet willen doen, onder onze voorwaarden, in ons voordeel. Ja maar, zal men over deze Polen zeggen, ze doen het uit vrije wil. Net als de Russische vrouwen die zich de Westerse wereld in trouwen, en de Indiërs die in een callcenter de telefoon opnemen als ‘Jack Jones’. Interessant hoe een filosofisch begrip ook sociologisch gebruikt kan worden. Er kwamen in de geschiedenis wel meer bevolkingsgroepen ‘uit vrije wil’ naar Nederland, maar die worden nog immer onderschat, bediscussieerd en bespuugd, dus voor een filosofische discussie zie ik weinig ruimte. Emigreren is ouder dan de bijbel, volkeren zoeken hun land van melk en honing als op eigen bodem geen koe of bij meer te vinden is. Maar nooit zonder problemen.
Welvaart is de bron die anderen tot drinken uitnodigt, maar wie de bron als eerste vond, zal de ander daar niet verdragen. Bij de bron staat altijd één man te schreeuwen, de politicus die zijn volk in de onderbuik probeert te kietelen. En bij de bron hangen ook de multiculturalisten, die de wereld als één grote melting pot zien. En als alles goed gaat, of niet slechter kan, komt er een nieuwe groep gelukszoekers, een nieuw incident, een nieuwe schreeuwer en begint men weer van voren af aan. Ik noem het de cirkelgang der mensheid, een vrije interpretatie van het begrip dat jij in de Specialiteiten als volgt omschreef, Multatuli:
‘De geschiedenis der meeste dwalingen beweegt zich langs den omtrek van een cirkel. Op despotisme volgt ontevredenheid, verzet, omwenteling. By anarchie werpt men zich in de armen van ’n persoonlykheid die zich byzonder heeft toegelegd op het stichten van orde, ener gezags-specialiteit die al zeer spoedig nolens volens – want niemand is tiran voor z’n genoegen – het voorbeeld volgt van den despoot dien men wegjaagde.’
De cirkelgang komt steeds weer bij dezelfde problemen en daarbij lijden we (nolens volens) ook nog eens aan een vorm van nationaal, nee globaal geheugenverlies. We beseffen niet dat we eerder in de geschiedenis al eens dachten dat je gastarbeiders geen Nederlands hoefde te leren, of dat je waar dan ook je eigen ideologie of religie met brood en onderwijs kon verkopen. En was die hele kwestie van de Javaan ook niet een zaak van loyaliteit aan de inlandse vorsten? Tegenwoordig getuigt een tweede paspoort al van een tekort aan loyaliteit, zegt men. Déjà vu: wij zijn de hond die in dolle rondjes naar een staart hapt, zonder te beseffen dat dat z’n eigen staart is. Die hondsdolle cirkel der mensheid wil ik met je bespreken en dan vooral de vraag: kan de cirkel ook doorbroken worden? Pas als de hond per ongeluk echt bijt, zal hij de pijn voelen. Misschien zou het helpen als iemand zijn staart ruw beetpakt en die voor z’n bek trekt: ‘Kijk, het is jouw staart.’ Dat is wat er moet gebeuren: we moeten de pijn van die cyclus voelen, die in onze samenleving, onder onze ogen en door onze woorden en daden is ontstaan, om eruit te kunnen breken. Maar wie staat buiten de cyclus en kan inzicht geven, mensen wakker schudden? Och, schreef iemand maar eens een roman zoals jij deed. Want ik haat de cirkelgang, Multatuli. Ik haat de gedachte dat je in een oneindige cyclus zit waar je niet uit kunt komen. Ik vind het nog erger dat ik met een heel volk, de hele wereldbevolking in hetzelfde schuitje zit. Dat druist in tegen mijn gevoel van autonomie, van keuzevrijheid, ja, van vrije wil.
In 2000 kwam de film Memento uit, een film waarin hoofdrolspeler Leonard lijdt aan geheugenverlies. Elke dag leest hij op tatoeages en post-its wat er ook al weer belangrijk is in zijn leven, en dat is: de zoektocht naar de moordenaar van zijn vrouw. Hij probeert steeds dichter bij de waarheid te komen, maar kan makkelijk bedrogen worden; dat maakt zijn queeste des te moeilijker. Het interessante is dat Leonard dit verhaal nooit zelf zou kunnen vertellen; hij heeft namelijk geheugenverlies. We hebben een verteller nodig die ons met flashbacks en sprongen in de tijd het verwarrende gevoel van de hoofdrolspeler doet beleven, we beleven zijn cirkelgang. Het probleem van een cirkelgang in interculturaliteit, of in wat dan ook, is geen kwestie van sociologie of filosofie; de schreeuwende man en multiculturalisten zijn ook niet het belangrijkste. Het is een kwestie van perspectief. Wie vertelt ons dat we in een oneindige cyclus van problematische interculturaliteit zijn gekomen, en wie haalt ons eruit? Dat moet toch wel een verteller zijn. Zoals assistent-resident Douwes Dekker het onrecht niet recht kon breien, maar Multatuli de koning wel van ‘uitzuigen’ durfde te beschuldigen.
Sinds Max Havelaar is er wel het een en ander veranderd. Schrijvers schuwen de werkelijkheid, zij brengen ons niet ‘de waarheid’, juist omdat zij beseffen zelf ook geen betrouwbare vertellers te zijn. Dat is niets nieuws en het is ook al niet meer nieuw dat hoogleraren letterkunde kleine relletjes veroorzaken wanneer zij om meer straatrumoer (als synoniem voor engagement) vragen. De meeste romans bevatten overigens een overduidelijke relatie met de werkelijkheid, maar de schrijver zal er alles aan doen om die relatie in het vage te houden. Fictie is in de literatuurkritiek namelijk meer waard dan werkelijkheid. Zo was er een boek van ene Maria Mosterd over haar loverboy, dat in nrc.next een positievere recensie kreeg toen het verzonnen bleek. En een ander recent voorbeeld: schrijver Robert Vuijsje kreeg veel kritiek op zijn seksistische, koloniale, exotische voorstelling van zwarte vrouwen in Alleen maar nette mensen, maar verborg zich achter het antwoord dat het toch allemaal fictie is. Steeds weer gooit men de spiegel op de samenleving kapot door alleen maar te discussiëren over het waarheidsgehalte van een roman. De werkelijkheid wordt op z’n best ingezet als verkooptruc: ‘Waar gebeurd!’, maar daar win je dan weer geen literaire prijzen mee. Dit moet moeilijk te verkroppen zijn voor een auteur die boven alles naar de waarheid streefde, die zei, ‘Er is niets poëtischer dan de waarheid’. Dan welke waarheid, Multatuli? Je hield niet van gekunstelde verzen, maar was er dan niets gekunsteld aan de Max Havelaar? Niets dat vanuit het perspectief van een ander niet tot een ander verhaal had geleid? Juist, dít is dus de neiging om een roman altijd te classificeren als authentiek of verzonnen…
Om eerlijk te zijn, ik denk dat het er niet om gaat of de verteller betrouwbaar is. Een onbetrouwbare verteller is nog geen onbetrouwbare schrijver. En een waar gebeurd verhaal kan net zoveel engagement bevatten als een fantasyroman, dat weten we ook. Maar hoe zouden lezers, recensenten, literatuurwetenschappers daar dan mee om moeten gaan? Ik kom terug bij de bron. Interessant wordt het daar, wanneer kinderen van nieuwkomers geboren worden. Ze groeien op in een nieuwe cultuur, ze mengen zich met de autochtonen, ze hebben een gedeelde identiteit, gedeelde cultuur, gemengd bloed. Zij geven een nieuwe impuls aan interculturele conflicten, soms positief, soms negatief, nolens volens. Het begrip hybriditeit geeft ons de mogelijkheid de mengvormen te benoemen: je benoemt niet één vorm, je benoemt de onderdelen die in de hybride vorm samenkomen. Het is in de literatuurbenadering vruchtbaar gebleken voor bespreking van interculturele literaire werken. Het laat ons zien dat de wereld meer is dan wij en zij, zwart en wit, goed en fout, meer dan ‘Wie niet voor ons is, is tegen ons’. Welnu, als fictie een wereld is, en de werkelijkheid een andere, is er dan ook geen hybride wereld mogelijk, waar het niet gaat om de vraag hoeveel procent uit ‘onze’ wereld komt en hoeveel uit de fantastische, maar om de vraag wat het oplevert, wat het voor het boek oplevert? Een derde ruimte, de verhaalwereld die een relatie heeft met fictie én met werkelijkheid en niet geclassificeerd hoeft te worden als een van beide.
Anno 2010 zal een schrijver een roman misschien niet besluiten met een directe oproep aan de koning(in), maar dat betekent niet dat een roman geen boodschap, geen eigen waarheid heeft. Ik zeg dus: laat het duale stelsel van fictie en werkelijkheid eens een aantal jaren rusten en pik die boeken eruit die ons op welke wijze dan ook, in welke hybride vorm dan ook, vanuit welk perspectief ook, het inzicht geven waarmee we repeterende cycli kunnen doorbreken. Dat inzicht is niet te danken aan de NUR-code van een boek (bijv. literaire fictie/literaire non-fictie), maar aan de positie en het verhaal van de verteller. Zoals de parabels van Jezus ook niet waar gebeurd zijn, de verteller gebruikte alleen een perspectief om een boodschap door te geven. De roman als deus ex machina in de samenleving, de schrijver als buitenstaander. Zoals in de Snickers-reclame, waar we twee middeleeuwse ridderlegers op elkaar af zien stormen, en in het midden één man staat die zegt: ‘Is this really about who gets the magic sword or is everyone just a little on edge because they’re hungry?’ Zou dat waar gebeurd zijn? Wat een domme vraag, dat is toch zo ongelofelijk irrelevant. Het hoeft niet waar gebeurd te zijn, als het mijn waarheid maar raakt. Dat moet literatuur doen, dus daar zoek ik naar in een roman.
Er zijn al tientallen Poolse baby’s bij het consultatiebureau gesignaleerd, meldt de gemeente Dordrecht. In de wijk is de eerste Poolse supermarkt geopend. Een speciale eenheid valt migrantenhuizen binnen om paspoorten te controleren en matrassen te tellen.
Och, schreef iemand maar eens een roman zoals jij deed.
Hartelijke groet,
Michelle Verheij