Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Je hebt een dichter des vaderlands, elke zichzelf respecterende stad heeft een eigen omroeper, dorpen en deelraden benoemen minnezangers, laatst heeft zelfs de flat waarin ik woon naar voorbeeld van een bekend tv-programma een eigen huisdichter gekozen en tijdens Amsterdam Wereld Boeken Stad is de Verhalenverteller officieel geïnstalleerd. Voor de rest van het schrijfvolk blijft maar bar weinig grond over. Gelukkig heb ik de laatste vrije strook nog net op tijd kunnen bezetten: de kust.
Onder de vlag van het Vlaams-Nederlands Huis deBuren loop ik van Nieuwe Statenzijl in Oost-Groningen tot en met De Panne in het zuiden van België. In het begin van de tocht kan ik stiekem alvast naar Duitsland loeren en aan het einde ligt Duinkerken vlakbij. Je moet groot denken: Europees dichter bij zee. Geen goede benaming, te voor de hand liggend. Bovendien heb ik voor het laatst op de middelbare school, een katholiek internaat, een paar mismoedige strofen achter elkaar gezet. Ik ben jaren bezig geweest om alle in eigen beheer gedrukte zware kost te achterhalen en vernietigen. Een goede leerschool voor het uitgeefvak, meer niet.
De verhalenjutter? Zwervers zijn filosofen, maar het heeft iets armoedigs. Al past het wel bij onze slecht zittende jasjes en door onzeker heen en weer schuiven op de schrijfstoel versleten broeken. Je hebt een polderwachter. De badplaats- , strand- of zeewachter? Straks moet ik nog met een reddingsboei rondlopen, terwijl ik juist van mijn zwemband afwil. De raconteur van het randland? De boekman van de branding? De zeereeptikker? Is dat een met uitsterven bedreigde vogelsoort? In zekere zin wel. De zandloper? Het zal me tijd genoeg kosten. Ik ben door de beste in het vak gewaarschuwd. ‘Je moet twee jaar lang klaarstaan om elke poep en scheet te becommentariëren,’ zei F punt Starik, de zeer productieve stadsdichter van Amsterdam. ‘Ik vind het prachtig, maar al het andere blijft liggen.’
Dat maakt mij niet uit, al mijn literaire scheepjes zijn uitgevaren: het drieluik Heimwee heeft een kleur is naar de drukker, van vrijwel alle auteurs boven de vijfendertig liggen de necrologieën klaar, ik heb een voorraadje columns over schrijvershonden ingeleverd en … ahum … elke interessante buitenlandse schrijver heb ik zo’n beetje wel geïnterviewd, grote kans dat de Nobelprijswinnaar Literatuur 2010 daarbij zit. Ik ga de komende maanden mijn reepje land met alle mogelijke middelen verdedigen. Daartoe hebben Dorian, de directeur van deBuren, zijn rechterhand Willem en ik – allemachtig, de drie-eenheid – een twaalftal discipelen uitgekozen: dichters en schrijvers die tijdelijk in een kustplaats resideren en de boel met de pen in de hand goed in de gaten houden. Onze eigen zeeduivels. Ikzelf neem mijn hellehond mee. Af en toe kan het woeste beest dan wat herinneringen aan mijn voeten leggen. Soms zal ik dat wrakhout met u delen, vaker zal ik het teruggooien in de golven.
Nederlandse en Vlaamse kustplaatsen! Liggen er bij u bijzonder veel kwallen op het strand, verdient uw vuurtoren het om eens goed belicht te worden, krijsen bij u de meeuwen het requiem van Mozart, spoelen er juist bij u veel kunstschatten, lijken en/of diepzeemonsters aan? Een boot in nood, een olieplatform op drift, een nieuw windmolenpark of zelfs maar een bijzondere kronkel in uw schelpenpad? Wie belt u dan als eerste? DE KUSTSCHRIJVER! De man die niet maalt om een lettertje meer of minder.De kust is het begin… van de vrijheid van de zee.