Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Anneleen van Offel trok met deBuren naar Parijs tijdens de schrijfresidentie in 2016. Ze vond er de inspiratie voor het korte verhaal Herstel. Hoofdpersoon Anton Patrick herstelt 'mauvaises têtes', net zoals zijn vader en grootvader. Maar vandaag maakt hij zich los van de blauwdruk van zijn verleden.
Anton Patrick zoekt zonder licht te maken naar het kladblok waarop hij zijn boekhouding bijhoudt, scheurt er een stuk papier af en schrijft in afhellende letters Uitzonderlijk gesloten wegens een gelukkig voorval. Hij buigt zich over de enorme pinguïn die voor de deur staat, maakt voorzichtig het portret van zijn grootvader los en plakt het papier op die plaats tegen het glas.
De honderden beren, kalkoenen, marters en miereneters kijken hem na terwijl hij het portret naast de paraplubak op de grond legt.
Ici on remplace les mauvaises têtes.
Het komt uit een andere tijd. Niemand herstelt nog, iedereen koopt nieuw. Hij gaat er prat op de grootste biodiversiteit aan pluchen dieren te bezitten. Het komt zelden voor dat hij een kind moet teleurstellen. (Natuurlijk heeft hij niet iedereen blij kunnen maken in zijn leven en niet alles wat stuk is, valt te herstellen, maar) hij duwt die gedachte snel weg, neemt zijn jas en hoed van de kapstok en wanneer hij het geluid van de klingelende belletjes hoort wegvallen achter het dichtslaan van de deur, weet hij dat dit een goed idee is.
De gouden woorden kijken hem na. Pelucci d’Anton. Zijn grootvader noemde zijn zoon Anton en op zijn beurt gaf zijn vader de verwachting door, door hem dezelfde naam te geven. Anton diende ertoe om iets in stand te houden, hij kon niets anders worden dan een kopie van zijn vader. Een reproductie is zelden beter dan het origineel. (Even verwacht hij dat het verdriet nu de kop zal opsteken, zoals het de voorbije maanden steeds bij hem is geweest, met een overspoelende kracht maar het komt niet en) hij haalt adem, loopt de Rue Raymond Losserard verder in. Sinds 1903 is de sluitingsdag op zondag. Vandaag zal hij zijn eigen regels voor het eerst overtreden.
Zijn wijk ontvouwt zich in het leven zelf, niet in plekken van grote betekenis. Achter elke hoek kan een volkomen ander gezicht van de stad opduiken. Brede boulevards naast smalle gangetjes, statige gebouwen met onduidelijke functies naast met mos overgroeide overblijfselen van iets wat ooit statig is geweest. Wat er zich al van toeristische bezienswaardigheden bevindt, heeft te maken met de dood. Een kerkhof waar enkele beroemdheden liggen maar dat niet kan concurreren met Père Lachaîse. De ingang van de catacomben.
'Ook het licht is gedempt, het gaat verloren tussen de bonobo's en de wombats, tussen de nachtvlinders en de bidsprinkhanen. In zijn winkel houdt alles zijn adem in.'
De kans om hier toeristen tegen het lijf te lopen, is kleiner dan elders in de stad. Hij wordt ongemakkelijk van ze. Ze zien iets wat hij niet ziet. Hoewel ze naast hem op dezelfde stoep lopen, wandelen ze toch in een andere straat dan hij. Een straat die beschreven staat in een gidsje dat heeft samengevat hoe de straat moet zijn. (Er valt natuurlijk helemaal niets vast te leggen, geluk is vaak het voorstadium van verlies, altijd dezelfde snijdende gedachte) schiet weer door zijn hoofd terwijl hij tussen de auto’s door de straat oversteekt. Hij mijdt oogcontact met de passanten, hij zou zichzelf te zeer vastgelegd zien in hun blik. Een deftig mannetje in een tabaksbruin pak met een hoed, meneer Patrick van het winkeltje, overblijfsel uit een andere tijd. Ziet er ouder uit dan hij is, wordt desondanks dikwijls als verkleinwoord aangesproken, niet waar meneertje Patrick?
Iemand die hij vandaag niet is, want het is dinsdag en toch is de winkel gesloten.
Vietnam ligt hier schouder aan schouder met Libanon, China en Algerije. Midden in zijn buurt ruikt het naar werelden die hij niet kent. Bij het zien van de opgeblazen pekingeenden, aan hun nek opgehangen en blinkend oranje, moet hij zijn blik afwenden.
Rul, kaal vlees.
Een koud lichaam, hangend hoofd.
Even lijkt het alsof hij op een hellend plateau staat. Hij concentreert zich om het beeld weg te krijgen (de onmogelijkheid om contact te maken met iemand die zo vaak haar armen rond zijn hals heeft geslagen, hem zoende op zijn slaap, het zou nooit anders zijn), tast dan naar zijn schoudertas.
Mensen lopen langs hem heen, een jonge vrouw stoot hem per ongeluk aan. Ze kijkt haastig om en hij ziet haar lippen een verontschuldiging vormen, meteen loopt ze verder, tussen alle andere lichamen op weg naar een andere plek. (Dat alleen hij het ziet: alles kan meteen ophouden, deze verzameling huid en water, er is niet veel nodig. Zijn schoudertas weegt licht, te licht voor het gewicht van zijn plan. Driehonderd gram, niet meer. Zelfs wie echt naar hem zou kijken zou alleen een man zien die zijn tas weegt.)
Hij loopt snel voorbij de eettentjes, slaat een zijstraat in, voelt hoe zijn ademhaling weer vertraagt.
Hij heeft zijn grootvader vaak helpen zoeken naar de juiste nieuwe huid, in de lade met verschillende velletjes. De bokalen met ogen stonden naast de bokalen met voorpoten. Hij raakte elke keer begeesterd door de concentratie waarmee de oude man de beren openlegde met een vlijmscherp mes, hen van een nieuwe vulling voorzag, hoe hij hen zorgvuldig weer dichtnaaide, steeds met de hand en zo onzichtbaar mogelijk. De zucht van tevredenheid wanneer zijn grootvader de nieuwe teddybeer tegen het licht hield, stond in schril contrast met de teleurstelling die vaak gepaard ging met het overhandigen van het genezen knuffeldier aan de kinderen.
Ze hechtten vaker dan volwassenen dachten aan afgeknabbelde oren, aan ontbrekende ogen, aan kaalgestreelde buiken. Omdat Anton nauwelijks boven de toonbank uitkwam, keek hij recht in hun ogen en zag dat ze beseften dat iets wat verdwenen was, nooit meer terug kon komen.
Veel van wat hij in het leven heeft geleerd, heeft hij van klanten in de winkel. De grootste wijsheden komen op fluistertoon, tussen de zwijgende steenarenden en poolvossen. Ook het licht is gedempt, het gaat verloren tussen de bonobo’s en de wombats, tussen de nachtvlinders en de bidsprinkhanen. In zijn winkel houdt alles zijn adem in.
Een van de dingen die hij gehoord heeft en die hem steeds bijgebleven is, is dat in het begin van een liefde al het einde besloten ligt. Bescherming kan verstikking worden, wie iemand redt wil eigenlijk zelf worden gered, hij had het moeten weten, hij heeft niet goed geluisterd. Langs de laan staan oude platanen, er zijn annonces in de stam geprikt. In internettijden zoekt Parijs nog steeds contact via de melancholie (en zelfs dat stemt hem niet meer hoopvol, wie elkaar per toeval vindt, verliest elkaar zo, per ongeluk. Alsof ook zij slechts toevallige passanten waren geweest die tegen beter weten in iets anders hadden geloofd en alleen getrouwd waren om het lot een pootje te lichten, hij had het moeten weten), hij wendt zich af van de stammen. Het portret van zijn grootvader herinnert aan de tijd waarin er werd geloofd in herstel, ici on remplace les mauvaises têtes. Nu verkoopt hij replica’s van de werkelijkheid. Een betere versie ervan. Vachten zonder schurft. Iets waarvoor gezorgd kan worden en dat bij verwaarlozing toch niet zal sterven.
'Focus op de straatstenen, focus op het zetten van de ene voet voor de andere, tot Parijs verkleint tot zijn eigen hartslag.'
Wat hem zo kwaad maakt weet hij niet. Er drukt iets op hem, iets wat ouder is dan hijzelf, alleen in de winkel wordt hij rustig. Het begint met een plek op zijn borstbeen die begint te gloeien tot ze schroeit wanneer hij de rij aan de catacomben nadert (het maakt hem van streek, zou hij willen vertellen aan iedereen die hij passeert. Hoe levens elkaar maar zijdelings raken, het is ondraaglijk, vindt u ook niet en uiteraard zwijgt hij want hun reacties zouden exact zijn wat hij bedoelde, dus) schuift hij niet aan, maar loopt een eindje verder. Focus op de straatstenen, focus op het zetten van de ene voet voor de andere, tot Parijs verkleint tot zijn eigen hartslag.
Naast de rij staan is de beste manier om jezelf iemand te voelen. Hij wacht een paar momenten. Ziet hoe niemand echt opschiet, iedereen is bereid desnoods eeuwig daar te blijven, het wachten op zich volstaat. Onder hen de schedels, de gangen, de knoken die de fundamenten vormen van de stad.
Terwijl hij het mes uit zijn tas haalt ziet hij zichzelf staan, hij wordt deel van de rij en toch weer niet, hij ziet zich verbaasd naar het ding in zijn handen kijken. Hier behoort het toe aan iemand die hij niet is. Dat moment duurt zo lang dat hij merkt dat er toch iets is veranderd, er is onrust, paniek, hij heeft nog steeds de tijd om traag te ademen, weer samen te vallen met zichzelf en het lemmet tegen zijn linkerpols te drukken (hij heeft de tijd om aan de dode dieren in de winkel te denken, aan het portret van zijn grootvader, hij heeft de tijd om eraan te denken dat hij zo erg op zijn grootvader lijkt dat het klanten verwart, hij heeft gewonnen van de tijd, hij heeft de tijd om op te kijken en alle hoofden te zien, en daarboven alle gedachten, alle intenties en alle herinneringen, ongrijpbaar, zoals waarom iemand op een ochtend die zo veilig begonnen was een beslissing neemt die het leven kantelt, hij heeft de tijd om daar allemaal aan te denken terwijl) hij naar het mes kijkt en voelt hoe vertrouwd het tegen zijn ader ligt, ook buiten de winkel.
Deze tekst werd geschreven tijdens een residentieproject in Parijs van het Vlaams-Nederlands Huis deBuren in samenwerking met de Stichting Biermans-Lapôtre in de zomer van 2016.
Kom alles te weten over het residentieproject van deBuren!
Anneleen Van Offel (1991) schrijft met woorden en geluid, in tekst en radioverhalen. Ze behaalde haar master Woordkunst aan het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen. In 2019 werkt ze in de Talent Pool van Uitgeverij Lebowski aan haar debuutroman, die zich afspeelt in Israël. Over de ontmoetingen die leidden tot dit boek, schreef ze in 2015-2016 columnsvoor deBuren. Ze publiceerde verhalen en poëzie in o.a. de Revisor, Kluger Hans, De Optimist en op Hard//hoofd. Daarnaast is ze bezieler van Instagrannies (@_instagrannies), een initiatief van Bond zonder Naam op Instagram waarvoor ze in gesprek gaat met ouderen over hun levenswijsheid. Sinds 2018 maakt ze deel uit van de redactie van Deus Ex Machina en is ze stalmeester van De Sprekende Ezels in Gent.
In Parijs realiseerde Anneleen naast Herstel ook een visual poem, geïnspireerd door de Galerie de l'évolution. Bekijk hier The origin of spaces, dat werd gepubliceerd op Hard//hoofd.