Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Wat waren de verwachtingen toen ik de titel van de ontmoeting over beeldende kunst las en ervoor reserveerde? De combinatie was in ieder geval ideaal. Beeldende kunst spoort al tien jaar lang door mijn leven en de opzet van de ontmoetingenreeks binnen deBuren univerCity: migratie, cultureel ouderschap en belonging zijn de haltes van mijn huidige spoorlijn, om het even in beelden te zoeken.
Wat me opvalt sinds de voorbije woensdag is dat uit de volledige titel van de reeks ‘Het Vaderhuis | De Moederschoot. Migratie, cultureel ouderschap en belonging’ heel duidelijk het woord ‘identiteit’ is weggelaten. En ook al wordt het woord weinig in de mond genomen tijdens de reeks, toch sluimert het overal onder. ‘Identiteit’ heeft het niet onder de markt. Iedereen heeft het erover en iedereen geeft er ook een andere betekenis aan.
Voor alle duidelijkheid geef ik even een schets van de mijne: identiteit is een vorm van betrokkenheid. Identiteit wordt beïnvloedt door culturele achtergrond en nationaliteit, maar is er geenszins een synoniem van. Het is een organisch iets dat lichtjes transformeert bij elke ervaring. Een voorbeeld: ik ben op reis in New York en lees er een boek over India. Beide ervaringen en vooral de combinatie van de twee beïnvloedt mijn denken over mezelf en over anderen, mijn gevoelens, mijn waarden.
Ik woon een jaar in Argentinië en ook al zit er geen sprankje Argentijns bloed in mij, toch is een bepaald percentage van mijn identiteit Argentijns. Mijn identiteit is er als het ware verschoven. Onder het woord identiteit versta ik dus een soort constructie van een persoon die pas eindigt als de persoon er niet meer is.
De ontmoeting begon met een fragment uit een installatie van Hadas Itzkovitsch en Monika Blok. Beide kunstenaressen werden ingeleid door de immer enthousiaste Henriëtte Louwerse: naam, bezigheid, geboorteland. Al tijdens het bekijken van het videofragment komt een oordeel van achter de deur piepen. Migrantenmoeders wiegen hun ‘Nederlandse’ baby en zingen er een wiegenlied bij in hun eigen taal. Is dit cliché? Is het te geconstrueerd? Te esthetisch? Is het ‘juist’? Het is in ieder geval charmant. En als de kunstenaressen later vertellen hoe de totale installatie eruit ziet en hoe ze tot het werk komen ben ik al meer overtuigd. Alles krijgt zijn plaats: het cliché, de constructie, de choreografie, ... Een still uit hun video illustreert de rest van de ontmoeting. Een betere illustratie bij de avond kan deBuren niet krijgen.
Soheila Najand wordt op dezelfde manier ingeleid. Na de lezing vertelt ze dat ze maar vijftien minuten had gekregen voor haar uiteenzetting. En dat is eraan te merken. Ze ratelt haar hele verhaal in onze hoofden –wát een verhaal!- en verbaast ons met haar vurigheid en gedrevenheid. Een gedrevenheid waar geen grens aan lijkt te zijn. Aan een sneltempo zet ze het Nederlandse integratiebeleid te kijk, schetst haar schitterende verzetsacties in Iran (met duizenden koeien!), overloopt haar gevulde kunstenaars- en kunsttheoreticusloopbaan in Nederland en en passant smijt ze met theoriën waar we net iets meer tijd voor konden gebruiken om ze goed en wel te verteren. Vervelen doet ze nooit. Laat het duidelijk wezen.
Na de twee lezingen gaat het gesprek van start. Algauw bemerk ik dat de Monika en Hadas niet vaak aan het woord zullen zijn. Soheila heeft veel te veel te vertellen. Toch moet ik het Monika en Hadas nageven dat wannéér ze iets zeggen, het ook meteen raak is. Als Henriëtte vragen begint te stellen rond ‘de bedoeling’ van kunst zie je de haren van de dames bijna overeind gaan staan. Henriëtte is gelukkig goed in haar vak. Ze is zodanig vlot en ontwapenend dat ze er gewoon mee wegkomt. De dames reageren heel beredeneerd: Monika houdt niet van het woord ‘bedoeling’. Kunst ís er. Hadas vult aan dat zelfs als de kunstenaar een absolute en onwrikbare bedoeling in zijn werk wil steken, dit nog niet wil zeggen dat die bedoeling ook wordt aangenomen door het publiek. Ik noteer ijverig in mijn schriftje dat een kunstenaar geen auteursrecht heeft op hoe het publiek het werk opneemt en op de impact ervan in de maatschappij.
Soheila vertelt ons ook dat kunst universeel én contextgebonden is. Kunstkritici zijn internationaal georiënteerd, maar hebben er meestal zelf niet de expertise om kunst te contextualiseren uit een andere cultuur en komen zo tot een ongefundeerd oordeel. De kunstkritiek heeft dus zelf kunstkritiek nodig. Want hoe kun je een kunstwerk beoordelen als je de Arabische letters die erin verwerkt zijn niet kunt lezen? Ze springt van de ene uitspraak op de andere: dat onderonsjes gevaarlijk zijn, dat kunst moet reflecteren want anders hobbyistisch wordt, dat jury’s niet volledig uit mensen uit dezelfde discipline zouden mogen bestaan, maar ook uit filosofen, sociale wetenschappers, ... Het lijkt alsof ze nog steeds maar vijftien minuten heeft.
Monika weet zich nog tussen de waterval van Soheila door verstaanbaar te maken om te stellen dat de maatschappij van de kunstenaar verwacht dat hij lapmiddelen maakt voor de maatschappelijke problemen. Ze maakt op dit moment wel werk dat die functie kan hebben, maar wil niet dat dit een ‘must’ wordt. Een noodzakelijkheid. Kunst en nut; de discussie zal ook deze eeuw niet ophouden.
De avond eindigt met het pleidooi van Soheila voor mentale werkplaatsen. Zoveel mensen staan voor een kunstwerk en vragen zich af wat nu juist ‘de bedoeling’ is. Soheila vindt het haar persoonlijke verantwoordelijkheid om gelegenheid te creëren rond haar werk waarbij reflectie, dialoog en vooral vragen kunnen worden uitgewisseld waardoor het werk alleen maar kan groeien. Ze vindt niet dat elke kunstenaar die verantwoordelijkheid moet hebben, maar wel elke kunstorganisatie.
In mijn onderzoek naar wat identiteit in mijn eigen werk kan betekenen is deze ontmoeting een mooie stap. Wat me opvalt bij de drie dames is dat zij de labels opentrekken. Soheila wil geen Iraans werk maken. De kleuren in haar installaties zijn niet die van de Iraanse vlag. Waarom steeds opnieuw die associaties en verwachtingen terwijl ze ‘godbetert’ uit het land is wéggevlucht? Ook Monika en Hadas verwijzen niet direct naar hun zogenaamde roots. Is het belangrijk dat ze geboren zijn in Israël of Uruguay? Wat waarschijnlijk belangrijker is, is dat ze alle drie afstanden hebben afgelegd, open stonden voor verschuivingen in hun identiteit en met een grote beslistheid die openheid ook naar hun publiek toe willen communiceren.
Anneleen Hermans is een jonge Vlaamse cineaste, volgt een opleiding theater aan De Kleine Academie en werkt halftijds voor theatergezelschap De Parade. Haar documentaire over de laatste dictatuur in Argentinië werd bekroond op het Festival International du Documentaire (Marseille). Voor haar volgende film doet ze onderzoek naar het begrip ‘identiteit’ gekoppeld aan ‘onderweg zijn’. Ze is een van de deelnemers aan deBuren univerCity.