Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

De vergeten islamwetenschappers

Al-Khwarizmi, Ibn al-Haytham, Ibn Sina, Nasir al-Din al-Tusi. Ze schonken ons tussen 700 en 1500 algebra, de camera obscura, de canon van de geneeskunde en waren de wegbereiders voor een heliocentrisch wereldbeeld. Maar had u er al van gehoord? Onze renaissance-wetenschappers waren heel goed, maar ook uitmuntend in het verzwijgen van hun bronnen.
Door Reinout Verbeke op 30 mrt 2010
Tekst
Politiek & samenleving
Wetenschap & geschiedenis

Al-Khwarizmi, Ibn al-Haytham, Ibn Sina, Nasir al-Din al-Tusi. Ze schonken ons tussen 700 en 1500 algebra, de camera obscura, de canon van de geneeskunde en waren de wegbereiders voor een heliocentrisch wereldbeeld. Maar had u er al van gehoord? Onze renaissance-wetenschappers waren heel goed, maar ook uitmuntend in het verzwijgen van hun bronnen.

Wij hebben altijd geleerd dat er na de bloeiende tijd van de Grieken en Romeinen, met Archimedes, Euclides en Galenus, een periode van stagnatie en onwetendheid volgde: de duistere middeleeuwen. Die duisternis zou pas in de renaissance opklaren, toen Copernicus, Kepler, Vesalius en co de klassieken herontdekten slash verbeterden en toen Galilei in conflict kwam met de rooms-katholieke kerk over de bewering dat de aarde om de zon draait. Maar die donkere middeleeuwen waren allesbehalve donker als je maar even over de grens van West-Europa keek, in de richting van Mekka. Daar beleefden wetenschappers tussen 700 en 1500 een Gouden Tijd, met 1001 ontdekkingen. De duistere middeleeuwen zijn dus een hardnekkige mythe, gecreëerd door het christelijke Europa. Dat lees ik in het boek Science and Islam van journalist Ehsan Masood, dat recent in het Nederlands is vertaald.

‘Vroeger werd bij ons aan tafel vaak verteld over die islamitische wetenschappers’, zegt de Brits-Pakistaanse Masood me bij een kop Londense thee. Ik beken hem dat ik me van de schoolboeken alleen nog herinner dat onze getallen Arabisch zijn. Daarom hebben we woorden zoals algebra en algoritme. Zonder Musa al-Kwarizmi, die, geïspireerd door het Indische systeem, 9 cijfers + 0 bedacht, zouden we inderdaad nog eeuwen in die onhandige Romeinse cijfers hebben geteld. Romeinen hadden 7 letters nodig om 38  (XXXVIII) te schrijven, op de Arabische manier geraak je met 7 cijfers al aan negen miljoen.

Ik had evenmin al iets gehoord over de arts Ibn al-Nafis uit Cairo, die in de dertiende eeuw ontdekte dat de bloedsomloop door de longen liep, of de chirurg al-Zahrawi die de moderne chirugie-instrumenten uitvond, waaronder hechtingsdraad van kattendarm die na een tijdje zelf verdween. De Andalusische ingenieur Abbas ibn-Firnas werkte dan weer theorieën uit over het vliegen, zes eeuwen voor Leonardo da Vinci zijn ornithopters tekende. En in Irak legde Jabir ibn Hayyan negen eeuwen voor Boyle de grondslag van de scheikunde. Optica en ons begrip van wat licht is, hebben we voor een groot stuk te danken aan Hassan ibn al-Haitham (Alhazen) uit Cairo. En het boek gaat nog wel een eindje door met namen noemen.

Waarom weten wij zo weinig over die zeven gouden eeuwen in het Midden-Oosten? ‘Het christelijke West-Europa leefde constant op oorlogsvoet met de moslimlanden. Toen geleerden hier de Latijnse vertalingen lazen van Arabische teksten, waren ze ongetwijfeld onder de indruk, maar tegelijk te trots om de wetenschappelijke prestaties van de ‘vijand’ te erkennen of zelfs maar te citeren.’ Een typevoorbeeld is dat ‘onze’ Copernicus zich op het werk baseerde van islamitische astronomen voor zijn bewering in 1514 dat de aarde rond de zon beweegt. Hoe revolutionair zijn eigen denkwerk ook was, hij verzweeg zijn hulpbronnen. Geen voetnoot, geen citaat. Historici ontdekten het doordat Copernicus een foutje in een tekening van de dertiende-eeuwse astronoom Nasir al-Din al-Tusi had overgenomen.

Of neem nu de Perzische geneesheer Ibn Sina (Avicenna) uit de tiende eeuw. Zijn Canon van de Geneeskunde (Al-Qanun fi al-Tibb) domineerde tot in de zestiende eeuw het onderwijs en onderzoek in de geneeskunde van het Midden-Oosten en – via de Latijnse vertaling – van Europa. Het telde een miljoen woorden en was een overzicht van alle medische kennis vanaf de oudheid tot zijn eigen tijd, met beschrijvingen van 760 medicijnen. Ibn Sina’s had er ook zijn eigen inzichten aan toegevoegd, bijvoorbeeld dat tuberculose besmettelijk is of dat ziekten zich via de grond en via water kunnen verspreiden. Maar Ibn Sina werd door Europese commentatoren grof aangevallen, mede omdat hij tot een andere religie behoorde. Het christelijke westen had ten tijde van de kruistochten geen reden om geneeskunde te leren van een ongelovige. De Italiaanse dichter Francesco Petrarca noemde de Canon ‘Arabische leugens’ en de arts Symphorien Champier zei – ik citeer – dat Ibn Sina deel uitmaakte van ‘die smerige en verdorven mohammedaanse sekte die echtscheiding legitimeert en die denkt dat alle wonderen een natuurlijke verklaring hebben.’ Zo verdwenen de moslimwetenschappers op de achtergrond.

 

Ironisch


Hoe ironisch is het dat de moslimlanden die onze westerse wetenschap zo sterk hebben bepaald, nu achterophinken in alle statistieken over wetenschap? Bekijk de inhoudstafel van de wekelijkse Nature of Science maar. Je vindt in vergelijking met Amerikaanse, Europese of Chinese universiteiten amper baanbrekend onderzoek uit moslimlanden. ‘In Turkije, nog een van de meest productieve landen, werden tussen 1996 en 2005 88.000 onderzoekspapers gepubliceerd’, illustreert Masood. ‘Dat is minder dan wat één universiteit in Amerika produceert in dezelfde periode. De investeringen in onderzoek en ontwikkeling zijn schaars. ‘Moslimlanden spenderen gemiddeld 0,38 procent van hun nationale inkomen aan wetenschap en onderzoek. Westerse landen meer dan twee procent.’

Hoe kan de wetenschap terugkeren naar de landen van de islam? Door te investeren. Dat spreekt vanzelf. Er zijn al positieve signalen. De rijke oliestaatjes, zoals Qatar, proberen heel snel de kloof te dichten. Ze hebben het geld en het zelfvertrouwen en copy-pasten het Amerikaanse universiteitssysteem. Ze laten er zelfs de proffen een tijdje voor overvliegen. Die methode levert wel een vreemde spanning op tussen een hypermoderne omgeving en hypertraditionele waarden. Ten tweede moeten de regeringen in moslimlanden de burgers vrij laten om vragen te stellen. Ze moeten de openheid voor nieuwe invloeden herstellen. Die staat nu onder druk van antiwesterse moslimcreationisten zoals Harun Yahya en van de idee dat de Koran een bron is voor wetenschappelijke kennis. Totale openheid voor nieuwe ideeën was de motor van de islamitische gouden middeleeuwen, waarin de Griekse en Indische voorgangers en masse werden vertaald en verder uitgedacht. Ibn Sina en zijn tijdgenoten hadden trouwens helemaal geen last van de Koran om hun ontdekkingen te doen. Masood: ‘Ze hadden het veel te druk met uitvinden.’



Lees het uitgebreide interview met Ehsan Masood in het meinummer van Eos-magazine.

BBC maakt een documentairereeks Science and Islam, met fysicus Jim al-Khalili als gids.

Vertel het verder: