Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
De vijfdelige reeks ‘Het Vaderhuis | De Moederschoot’ bestaat uit gesprekken tussen wetenschappers en kunstenaars onder leiding van dr. Henriëtte Louwerse (University of Sheffield). Tijdens de avond over literatuur spraken Chika Unigwe, Anil Ramdas en Henriëtte Louwerse met elkaar over de thematiek van deze reeks: migratie, cultureel ouderschap en belonging. De lezing van Anil Ramdas, columnist van deBuren, kunt u hieronder teruglezen.
Ik snap wel wat er wordt bedoeld, iedereen heeft zijn vormende boeken, boeken die je voor het eerst wegwijs maakten in de wereld van de verbeelding, schrijvers die je, als je erg melig en sentimenteel bent, zou kunnen opvatten als de vaders en moeders van de literaire geest; maar waarom zou je? Het is wat kinderlijk gesteld, wat wel klopt, want ik begrijp dat de inspiratie voor dit thema werd gevonden bij de figuur van Tante Es van de Surinaams-Nederlandse komiek Jörgen Rayman, en ik ken eigenlijk inderdaad geen kinderlijkere en flauwere allochtoon, die week in week uit exact dezelfde grappen maakt met de typetjes die hij kan nadoen, moslims, Antillianen, soms ook Hindoestanen en creoolse hiphoppende straatjongens. Maar wat is hij een suffe komiek. Er bestaat een Richard Pryor en allen die door hem werden geïnspireerd, ten goede of ten kwade, maar Rayman heeft zich overduidelijk niet door Richard Pryor laten inspireren. Richard Pryor die een conference begon met: ‘Ladies and gentlemen, my name is Richard Pryor. And I’m black. I didn’t tell this to anyone till I was twelve years old.’
Door wie heb ik mij laten inspireren? Misschien is ook dat niet helemaal goed geformuleerd, want in de verleden tijd. Door wie word ik geïnspireerd? Want de inspiratiebronnen komen en gaan, sommigen blijven hangen, over anderen verander je later van gedachten, vooral als je hun volgende boeken leest. Ik hang de stelling aan dat elke auteur maar één boek schrijft in zijn leven, en dat alle volgende en voorafgaande vingeroefeningen zijn. Ook belangrijk, die vingeroefeningen, voor mensen die zelf schrijven zijn die vingeroefeningen soms zelfs belangrijker dan het echte werk; maar serieus, het enige boek dat V.S. Naipaul schreef was toch Een huis voor meneer Biswas? En alles voor en na Nooit meer slapen van Willem Frederik Hermans, hoe aardig ook, het was toch allemaal in de schaduw van dat grote werk? Nu hoor ik dat de critici het daar niet mee eens zijn, en dat De donkere kamer van Damokles belangrijker was, zoals De avonden van Reve belangrijker zou zijn dan Op weg naar het einde. Goed, men kan erover twisten, maar feit blijft dat een auteur maar één boek kan schrijven. Zelfs voor God heeft dat gegolden.
Door wie heb ik mij laten inspireren: tja, we krijgen maar een kwartier om dat te vertellen, en ook dat is een onmogelijke opdracht. In mijn werkkamer heb ik zeven grote boekenkasten, die ik op maat heb laten maken toen ik in India woonde. Ik wist precies wat ik wilde, want zoals u weet zijn de meeste boekenkasten te diep, tussen de 28 en 32 cm., terwijl boeken meestal maar zon 14 tot 18 cm. breed zijn. Dan zet je of twee boeken achter elkaar, zodat je het achterste nooit meer kunt vinden, of je laat dat gedeelte van de plank vrij voor stof en snuisterijen. De timmerman die de kasten maakte heette Yasin, die uiterst zorgvuldig werkte, op het terras achter mijn werkkamer in Delhi, maar die wel de neiging had om tijdens schafttijd weg te gaan voor de lunch en niet meer terug te komen. Maar het went, zo gaat dat in India. En waag het niet de volgende dag te vragen waar hij ineens was. Je dwingt hem zijn korte lijst van smoezen af te werken – familiegeval, gereedschap halen, kleine klus voor iemand anders er tussendoor, en daarna kwamen weer familiegeval en gereedschap halen.
Van die zeven boekenkasten in mijn werkkamer in Loenen aan de Vecht, waar ik nu woon, zijn er maar twee belangrijk. Maar één zelfs, als ik in een strenge bui ben. De rest bevat boeken die ik eens ingekeken heb, die ik per ongeluk kocht, of die mij zijn toegezonden door uitgevers die denken dat ze me zouden interesseren. En ze vergisten zich altijd. Maar ik gooi boeken nooit direct bij het oud papier, zoals kranten, ik vind dat er een incubatietijd moet zijn, die in dit geval vooral afhangt van de bij mij zo nu en dan opkomende opruimwoede.
In de één of twee belangrijke kasten kan ik geen lijn ontwaren: ik heb er Edward Said staan, Oriëntalism, die mij leerde hoe het kolonialisme vooraf ging aan de waarnemingen en beschrijvingen van antropologen en reisschrijvers: die stelden vast hoe die verre volkeren leefden, wat ze belangrijk vonden en hoe ze met elkaar omgingen; met die kennis kwamen dan de missionarissen en generaals om de boel te bekeren en te onderwerpen. Dat was uitstekend gezien door Edward Said, maar het is gemeengoed geworden. We zien dat patroon zelfs in een film als Avatar, waar inderdaad de antropologen eerst kennis verzamelden voordat de mensen de wezens van Pandora aanvielen. Als een inzicht zo gemeengoed is geworden dat er Hollywoodfilms op worden gebaseerd, is het inzicht in een cliché veranderd. Jammer voor Edward Said, maar zo gaan schrijvers soms ten onder aan hun succes.
Dan heb je Salman Rushdie’s De laatste zucht van de Moor. Van Rushdie zeggen ze dat zijn Middernachtskinderen zijn grote doorbraak was, maar ik wens dat te betwijfelen. De laatste zucht geeft een beeld van volkeren, hun geschiedenissen, hun hebbelijkheden en hun dramas als geen ander: je kunt zeggen dat De laatste zucht de eerste en voorlopig laatste 'masalaroman' is, masala is het Indiase woord voor kerrie, en wordt ook gebruikt om de films uit Bombay mee aan te duiden: de schitterende melodrama’s met dans en liedjes en overdreven grote, doch makkelijk oplosbare problemen.
Claude Lévi-Strauss, Het trieste der tropen: de titel alleen al. Maar Claude Lévi-Strauss was de eerste die de melancholie van de tropen wist te vatten, die het exotische weemoedig vond, die de vrolijkheid uit alle zonneschijn haalde. Een onvergetelijk literair werk van een grootmeester in de antropologie.
Die melancholie is uiteindelijk tot wereldliteratuur gebracht door Gabriel Garcia Marquez, met Honderd jaar eenzaamheid niet alleen, maar ook met het kleine werkje Kroniek van een aangekondigde dood, een antropologisch meesterwerkje over eerwraak in een katholiek Zuid-Amerikaans dorp, en die schitterende waarneming dat de twee wraaknemers er alles aan deden om tegengehouden te worden, maar dat niemand hen bevrijdde van de lodenlast van het wreken van de eer; waardoor gans het dorp, misschien wel heel die cultuur schuldig werd.
Ik heb ook Woody Allen staan, het scenario van Manhattan; Woody Allen is een zeer onderschatte toneelschrijver. Ik hou eigenlijk alleen van twee toneelschrijvers, Woody Allen, met zijn idiote, over elkaar buitelende, absurdistische dialogen, en Harold Pinter, die juist zo sober was met woorden, dat de leegten tussen de woorden en de zinnen letterlijk pijn deden. Maar alleen Woody Allen kan iemand laten zeggen: 'Hoe moet ik weten waarom zes miljoen joden werden vermoord. Ik weet niet eens hoe de blikopener werkt.'
Ik zie Gonsjarovs Oblomow, het beste boek over luiheid, een van de grootste deugden van de mensheid die door de westerse cultuur helaas in een kwaad daglicht is gesteld. Je hebt twee soorten volkeren, zegt men, die kunnen worden getypeerd met wrestling en resting. Worstelen of rusten. Worstelende volkeren bereiken veel, maar zelden geluk. Rustende volkeren moeten het met een klein beetje doen, ze houden hun siësta, en ook daarvoor en daarna willen ze niet al te heftig rondspringen. Ik hou erg van luiheid, ook al laten mijn hypotheeklasten het beoefenen daarvan niet echt toe.
Norbert Elias natuurlijk, Het civilisatieproces, en zijn uitmuntende leerling ernaast, Joop Goudsblom met zijn Vuur en beschaving: waar zouden we zijn als we niet wisten waarom wij precies ons plakje vlees nuttigen zoals we dat doen. Vroeger werd het varken op tafel geslacht, geroosterd en in stukken gerukt en opgevreten. Toen werd het varken in de keuken geslacht en was er een aparte kamer voor de maaltijd. Daarna werd het buiten de keuken, in de schuur geslacht. Nog later in een abattoir, ver weg van ons huis. En werd het beest zo gesneden dat we niet meer kunnen herkennen dat het om een lief roze dier gaat met een vriendelijk snuitje. Dat is de weg van de beschaving, leerde Elias. En nog veel meer, want het boek is 800 pagina’s lang.
Rohinton Mistry, de Indiaas-Canadese schrijver die Een wankel evenwicht schreef, waarmee niet alleen een troosteloos en hilarisch verhaal was ontstaan van twee kasteloze, onaanraakbare zwervers die een weg zochten van dorp naar stad, maar ook een evenwicht was gevonden tussen de rustige stijl van Naipaul en de eindeloze verwijzingen en uitwijdingen van Rushdie. Die twee, moet u weten, Rushdie en Naipaul, ze haten elkaar. Omdat ze het zelfde onderwerp hebben, India en de beschaving, en het zelfde lezerspubliek aanspreken. Maar Mistry vond het evenwicht, en maakte één van de mooiste boeken uit de Indiase en de wereldliteratuur.
Ik heb ook Hugo Claus staan, Het verdriet van België, maar ik noem het alleen om u te paaien, omdat ik in België ben.
Haruki Murakamis After Dark staat er ook, maar alleen omdat mijn kinderen van 19 en 22 mij hebben gedwongen het te lezen en het belangrijk te vinden. Gelezen heb ik het niet, ik heb hem een tijdje met me meegedragen, in mijn tas, ik heb hem heel vaak op mijn schoot gehad, terwijl ik een dutje deed. Maar het zal belangrijk zijn, deze postmodernistische Japanner, ik vertrouw mijn kinderen wel. Zij moesten van mij ook Naipaul en Rushdie lezen.
Naast Ralph Ellisons Onzichtbare man heb ik Joost Zwagermans De Buitenvrouw staan. Die boeken zouden niets met elkaar te maken hebben gehad, als ik ze niet had behandeld in hetzelfde essay over het merkwaardige feit dat zwarte personages ontbreken in de Nederlandse literatuur. Ik beweerde niet dat literatuur een afspiegeling moest zijn van de werkelijkheid. Ik merkte alleen op dat de wereld van witte schrijvers zo wit is, terwijl mijn wereld alle kleuren bevat. Dat essay heeft zoveel boosheid losgemaakt onder witte schrijvers, dat er een gat werd geslagen in mijn vriendenkring. Een mooi wit gat.
Maar goed, ik heb ook Karl Marx, en Stuart Hall, wiens boek Het minimale Zelf ik zelf vertaalde, wat niet helemaal is gelukt. En Bertrand Russel en Charles Taylor, de belangrijkste filosoof van het multiculturalisme, en Philip Roths Een stervend dier, terwijl ik zijn puberroman Portnoys complaint leuker vind, maar Een stervend dier staat chiquer. Saul Bellows schelmenroman The Adventures of Augi March, het erotische The Sheltering Sky van Paul Bowles, over seks in de sahara; E.M. Forsters A Passage to India en F. Bordewijks Karakter en Malcolm Lowrys Under the volcano, met de meesterlijke zin aan het eind, 'I learn that the world goes round so I am waiting here for my house to pass by.'
Beste mensen, dwing me niet zelfs uit dit beperke aantal mijn ware inspiratiebronnen aan te wijzen. En valt het trouwens op dat ik alleen boeken van mannen heb genoemd? De enige vrouw die in de kast voor belangrijke boeken mag, is Toni Morrison, en dan niet het sentimentele Beloved, maar het ritmische en onweerstaanbare Jazz. Maar Jazz heb ik waarschijnlijk uitgeleend, want ik kan hem niet vinden. Veel vaders, maar een moeder ben ik kwijt.
Anil Ramdas presenteert in het najaar van 2010 het VPRO-programma ZOZ (zie ook: www.uitzendinggemist.nl). Eerder presenteerde hij voor dezelfde omroep het mediakritische programma Het Blauwe Licht. Hij is correspondent voor NRC Handelsblad. Onlangs verscheen zijn boek Paramaribo, de vrolijkste stad in de jungle. Anil Ramdas reflecteert op vraag van deBuren maandelijks op diversiteit, politiek en media op http://www.deburen.eu/nl/nieuws-opinie.