Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

Redevoering Lecture Songs #1

Het begin van het nieuwe jaar is de tijd om stil te staan bij wat is en wat nog komt. Waar staan we? Waar gaan we heen? Vanaf 2010 produceren LOD en B’Rock jaarlijks de Lecture Songs waarin muziek en rede versmelten tot een alternatief nieuwjaarsconcert. Voor de eerste editie schreef Jean Paul Van Bendegem zijn nieuwjaarsrede uit.
Door Jean Paul Van Bendegem op 11 feb 2010
Tekst
Politiek & samenleving
Jean Paul Van Bendegem © Bernadette Mergaerts

Het begin van het nieuwe jaar is de tijd om stil te staan bij wat is en wat nog komt. Waar staan we? Waar gaan we heen? Vanaf 2010 produceren LOD en B’Rock jaarlijks de Lecture Songs waarin muziek en rede versmelten tot een alternatief nieuwjaarsconcert. Voor de eerste editie schreef Jean Paul Van Bendegem zijn nieuwjaarsrede uit.

1


Imagine a time when walking on the earth was a pleasure. Remind yourself of the ecstasy of living


Beminde aanwezigen en aan hen die geweest zijn, zijn en zullen zijn, ik groet u met de openingswoorden uit de film The Baby of Macon van de Engelse filmmaker, Peter Greenaway. Ja, er is ooit een tijd geweest wanneer het goed was met ons en deze wereld en, ach, we kunnen denken aan een aards paradijs, maar dat hoeft zelfs niet. Ooit waren we, zoals het kind, onschuldig; on-schuldig want we hadden nog niks verkeerd gedaan, onze handelingen waren rein, zuiver en niet bevlekt. Zoals Peter Handke schreef over het kind: ‘Als das Kind Kind war, so hatte Es über nichts eine Meinung,’ zo was het ons ooit vergund op deze aardkloot rond te lopen in extase. Maar we zijn schuldig geworden, zo schuldig dat we ons moeten afvragen of redding überhaupt nog wel mogelijk is.

Waar hebben we ons laten meeslepen door de duistere krachten van de nacht, door de verblinding van het licht dat we recht in de ogen wilden kijken, door de razende vaart die we blind-verblind als onze eigen vrije wil hebben gezien? Is de adoratie, de bewondering en de verheerlijking van het eigen vleselijke lichaam zo ontspoord dat we genot en plezier nog alleen maar kunnen vertalen in het bezitten van de ander, van het zich toe-eigenen, niet vermaken maar tot-mij-maken, en, als niet te vermijden uitkomst, het vernietigen van de ander die of in mij moet opgaan of geen plaats kan hebben naast mij. Ik weet dat er te lezen staat dat wie het zwaard opneemt door het zwaard zal vergaan, maar vergeten wij niet dat aan het zwaard het vlees is voorafgegaan. Overmoedig zegt men ons dat de mens de aarde heeft verlaten, de oneindige ruimte is binnengetreden en dat ooit die ruimte de onze zal zijn. De mens denkt dat ze niet meer aan grenzen gebonden is, maar ziet hoe de geest aan de aarde vastgeklonken blijft, ziet hoe het lichaam wel de ruimte ingaat, maar de ziel geen plaats weet te vinden in een ruimtestation. Ook die ruimte willen we veroveren, ons eigen maken, tot het punt dat wij menen dat de schepping onze schepping zal zijn en, verward door de tijd, zullen denken dat het onze schepping zal geweest zijn en dat wij de Hoogste Plaats mogen bekleden.

Voorwaar, ik zeg u, ziet gij niet dat gij daarmee een hopeloze strijd aanvangt, een gevecht dat alleen maar kan eindigen in een bloedige nederlaag voor de mens? Het staat zo geschreven en het zal zo geschieden dat de mens zijn schuld zal inlossen en dat de inlossing de mens zelf zal zijn. Niet langer zal het ons gegund zijn om over de aarde te lopen in onschuld en om de extase van het leven te beleven; de oorverdovende stilte van de helder verlichte nacht zal het teken zijn dat voorbij is wat voorbij moest zijn, dat de rekeningen vereffend zijn, dat gemeten is wat niet gemeten wilde worden en dat alles, het gehele al niets meer zal zijn dan een leegte, een oneindige leegte die zich uitstrekt voorbij alle grenzen. Beminde aanwezigen, mijn woorden zijn hard, ik weet het, maar het is een heilig moeten dat mij drijft. In naam van dat alles wat ons overstijgt, wat voorbij ons is, in naam van wat nooit was, nooit zal zijn, maar is, moet ik u waarschuwen want, zo is gezegd en geschreven, zij hebben ogen doch ze zien niet, zij hebben oren doch ze horen niet.

Mogen wij nog hopen, vraagt u mij? Ik antwoord u: ja, indien uw hoop is dat het einde genadig mag wezen, dat de bevrijding van uw lichaam de angst van de eeuwige stilte van de oneindige ruimte zal bezweren, dat het reine, het zuivere, het onbesmette terug ons deel zullen zijn. De extase van het leven zal verdwijnen in het niets in vergelijking met de extase van het hogere. Aanschouw ondertussen deze aarde en heb uw medemens lief want zalig zijn de armen van geest. Dit zijn mijn woorden en deze woorden zijn de mijne.

 

2


Ja, mach nur einen Plan, Sei nur ein grosses Licht! Und mach dann noch 'nen zweiten Plan, Geh' n tun sie beide nicht.

Dames en heren, deze enigzins grappige woorden die Bertolt Brecht in de mond van Peachum legt in Kurt Weills Das Lied von der Unzulänglichkeit menschlichen Strebens lijken te suggereren dat de mens zich beter bescheiden opstelt en en er best rekening mee houdt dat de wereld niet draait zoals zij dat graag zou wensen. Maar de wereld van Peachum is niet de wereld van vandaag. De mensheid heeft al vaker voor grote uitdagingen gestaan en is er telkens in geslaagd om oplossingen te vinden. Heeft de pest ooit Europa gedecimeerd, dan kan dit vandaag niet meer gebeuren, getuige de Mexicaanse griep. Heeft men ooit beweerd dat wij de aarde nooit zouden verlaten, dan vliegen we nu de planeet rond alsof het niks is en verkennen we de ruimte met het oog op de toekomst. Dat alles hebben wij te danken aan de wetenschap, dames en heren, de wetenschap die, vaak in een moeizame strijd met religieuze overheden toch de waarheid op het geloof en het bijgeloof heeft laten zegevieren en ons een inzicht heeft gegeven in de structuur van de ons omringende wereld in de mooiste taal die de mens ooit heeft ontwikkeld, namelijk de wiskunde. We hebben de ruimte en de tijd leren begrijpen, we hebben de scheikundige bouwstenen van de wereld leren begrijpen, we hebben de biologische basis van het leven leren begrijpen en we hebben de evolutie van de soorten leren begrijpen. Er was telkens maatschappelijke tegenstand: als de ruimte oneindig is, waar blijft God dan; als de mens alleen maar materie is, waar blijft de geest en de ziel dan; als er alleen maar evolutie is, wat dan met de schepping? Bewijst de wetenschap niet juist haar sterkte doordat zij uiteindelijk zegeviert? Vergeten we niet dat wetenschap technologie met zich meebrengt en welke wonderen heeft zij ons niet gegeven? We communiceren vandaag de wereld rond met een nooit geziene snelheid, we kunnen ziektes behandelen die nog niet zo lang geleden een mysterie waren, we kunnen ingrijpen op het genetisch materiaal zodat erfelijke aandoeningen kunnen vermeden worden, we kunnen ingrijpen op het genetisch materiaal om gewassen te kweken die voedzamer zijn en zo het hongerprobleem in de wereld kunnen (en zullen) oplossen. En dat zijn maar een paar voorbeelden, ik kan de lijst zonder probleem eindeloos aanvullen. Maar ik ben niet blind. Ik besef samen met u dat onze planeet een moeilijke tijd doormaakt. Alles wijst erop dat we met een ernstig probleem zitten wat het klimaat van deze wereld betreft en dat we er iets moeten aan doen. Toch wil ik er u graag op wijzen dat de rapporten van het IPCC, het Intergovernmental Panel on Climate Change, ons precies toelaten om een inzicht te verwerven in de werking van het klimaat en precies dat inzicht zal ons toelaten om er efficiënt op in te grijpen. Waarom zouden we vandaag niet de nodige technologieën kunnen ontwikkelen om het probleem aan te pakken en op te lossen? Het is ons steeds gelukt in het verleden, welke reden hebben we om vandaag die hoop niet te hebben? Waarschijnlijk denkt u, net zoals ik trouwens, dat regeringsleiders en andere politieke leiders veel te weinig begrijpen van wat wetenschap is en daardoor irrationele beslissingen nemen zoals wij het helaas ook vaak moeten vaststellen bij het brede publiek. Maar ook dat probleem moet oplosbaar zijn. Neen, dames en heren, er staat ons een briljante toekomst te wachten.

 

3


Ongelofelijk toch dat in zo'n bar en doelloos en zinloos heelal, waarin de melkwegstelsels van elkaar wegvluchten, en dat, naar het zich nu laat aanzien, zo'n vijftien miljard jaar geleden uit een volmaakt willekeurige quantumfluctuatie in één reusachtige Big Bang werd geboren, op een achterafplaneetje in de buitenwijken van één van de miljarden melkwegstelsels, een agressieve diersoort ontstond, waarvan vooral de mannelijke leden van de soort elkaar vrijwel onophoudelijk naar het leven staan, maar waarvan een paar hoofdzakelijk ook weer mannelijke leden van die soort, onsterfelijke bijdragen leverden aan een kunst die je verzoent met het bestaan en je soms zelfs het gevoel geeft dat dit heelal met al wat daarin ogenschijnlijk maar zo zin- en doelloos uitdijt, misschien toch nog een weliswaar voor ons verborgen doel of zin of betekenis heeft, van welke betekenis of doel of zin bijvoorbeeld het adagio uit het strijkkwintet van Schubert, de Barcarolle van Chopin, of het Largo uit het dubbelconcert voor twee violen van Bach een overigens moeilijk te vatten afspiegeling lijkt te zijn.

Geachte toehoorders, dit uitgebreide citaat, hoewel slechts één zin, van schrijver Maarten ’t Hart in zijn sublieme studie over de muziek, Du holde Kunst, stelt meteen de centrale vraag die ons allen, filosofen en niet-filosofen, wetenschappers en leken, gelovigen en ongelovigen, bezighoudt, namelijk de zingevingsvraag. Wat is de zin van het leven, wat is de zin van mijn leven? Zijn we hier met een bedoeling of heeft het allemaal geen betekenis? En, daarbij aansluitend, waarom is dit alles hier? Waarom is er iets eerder dan niets? En in dat grote geheel, welke rol heeft de nietige mens daarin te spelen, indien er een tekst voorzien is die gebracht kan worden? Is het leven effectief niet meer dan ‘a tale told by an idiot, full of sound and fury, signifying nothing’ en delen we best de waanzin van Macbeth om te overleven of vrolijk ten onder te gaan? Of moeten we uitgerekend daarin troost zoeken? In de vrolijke wetenschap die mij verzekert dat de mens doorheen de evolutie slechts een tijdelijke rol kan spelen om opgevolgd te worden door iets anders, wat dat ook moge zijn? Kan een mens zich tevreden stellen met de gedachte dat hij een schakel is, ergens in de ketting, en niet het ankerpunt aan het ene of het andere uiteinde? Als die er al zijn, maar is dat zo? Of moeten we kijken sub specie aeternitatis? Zien we de mens opduiken en weer verdwijnen en geven we evolutie een tweede kans? De wetenschap garandeert mij dat er nog voldoende tijd is voor een tweede cyclus, dus waarom niet? Is dan toch de wederkeer het antwoord? Maar voelt de ongelovige of de atheïst zich hiermee geholpen? Misschien is ‘Vous êtes embarqué’ het antwoord? Zitten we allemaal tezamen op een boot waarvoor helaas of gelukkig – u vult het maar zelf in – geen droogdok bestaat? En is de boot een Titanic? Of zullen we grappen dat in de nabije toekomst een Titanic niet meer kan wegens gebrek aan ijsbergen? Dat toch tenminste dat probleem opgelost is? Maar is cynisme het beste antwoord in confrontatie met de vraag naar de zin van het leven? Zullen we dan toch maar kiezen voor het genot, het lichamelijke, het sensuele, het passionele en uitmonden in een roes? Een roes die zo meeslepend kan zijn dat we niet meer merken dat de einddatum verlopen is en zodoende de zingevingsvraag beantwoord? Of houden we het hoofd koel, zo koel dat we het absolute nulpunt bereiken waar niets meer bewegen kan? Wat wel zeker is – en dat kan ik stellig beweren – is dat deze vragen in de toekomst even onbeantwoord zullen blijven als vandaag. Alleen al daarom is het aangewezen om de toekomst veilig te stellen en, wie weet, precies daaruit onze zinvolheid te puren. ‘Il faut imaginer Sisyphe heureux’ is dan misschien toch het antwoord?

 

4


For everywhere we look, there is work to be done. The state of the economy calls for action, bold and swift, and we will act — not only to create new jobs, but to lay a new foundation for growth. We will build the roads and bridges, the electric grids and digital lines that feed our commerce and bind us together. […]. We will harness the sun and the winds and the soil to fuel our cars and run our factories. And we will transform our schools and colleges and universities to meet the demands of a new age. All this we can do. And all this we will do.

Burgers van dit land, als ik het woord tot u richt, dan is dat in alle nederigheid, net zoals de huidige president van de Verenigde Staten van Amerika, Barack Obama, dat deed bij de aanvaarding van het hoogste ambt. Maar de overdrijving moet zeker geweerd worden, want het kan al wel eens lukken om alle mensen te bedriegen en het kan best zijn dat sommigen zich altijd laten bedriegen, maar je kan nooit alle mensen altijd bedriegen. En, toegegeven, vaak hebben we weinig redenen om optimistisch te zijn als het gaat over de wijze waarop we een samenleving organiseren. Is niet het beste argument tegen democratie een gesprek van vijf minuten met een doorsnee kiezer? En is het inderdaad niet zo dat politiek een veel te ernstige zaak is om ze over te laten aan politici. Misschien. Men beweert wel dat democratie de slechtste manier is om een maatschappij te besturen, met uitzondering van alle andere vormen die men heeft uitgeprobeerd. Ertegenover staat dat gelukkig geen man succes kan hebben in het leven zonder een goede vrouw achter hem. Echtgenote of moeder, dat maakt niet uit, maar, als het beide is, dan is hij waarlijk tweemaal gezegend. Bedenk bovendien dat problemen er zijn om op te lossen. Vergeten we niet dat er niets verkeerds is in dit land dat niet kan verholpen worden met wat voor goeds te vinden is in dit land. Als het erop aankomt, is de vraag niet wat jouw land voor jou kan doen, maar wat jij kan doen voor jouw land.

Als je wilt handelen, heb je kennis nodig en dat is niet zonder gevaar, want kennis is macht. Maar welke kennis kunnen we wel en niet vertrouwen? Wat moeten we weten over kennis? Wel, zoals we weten, zijn er dingen waarvan we weten dat we ze weten . Maar we weten evengoed dat we ongeweten dingen weten, met andere woorden, er zijn dingen waarvan we weten dat we ze niet weten. Maar er zijn ook ongeweten dingen die we niet weten, wat wil zeggen dat er dingen zijn waarvan we niet weten dat we ze niet weten. Zelfs als we dit alles weten, dan nog is er geen garantie dat er goed gehandeld wordt, want is het niet zo dat, als iemand zegt dat hij akkoord gaat in principe, hij insinueert dat hij niet de minste bedoeling heeft om het effectief ook te doen? Natuurlijk, nergens is er een gemakkelijke weg naar vrijheid en velen onder ons zullen doorheen de vallei van de schaduw van de dood moeten, keer na keer, vooraleer we de bergtop bereiken van onze verlangens. Bedenk dat in de finale analyse, iedere vorm van vredevolle samenwerking tussen mensen eerst en vooral gebaseerd moet zijn op wederzijds vertrouwen en pas daarna op instellingen zoals recht en politie.

De aarde biedt voldoende om ieders behoefte te bevredigen maar niet ieders hebzucht, daar moeten we leren mee omgaan, maar hier staan we, we kunnen niet anders. Zullen we in de val trappen en geloven dat we in de beste van alle mogelijke werelden leven? Of zullen we voldoende nuchter blijven, maar niettemin met luide stem verklaren: ‘Ik heb een droom’. Laat ons samen doen wat ieder van ons apart niet kan, zo zullen wij de wereld redden.

 

5


Op een dag - dat hopen we althans - zal de ongelijkheid in uitgangspositie zijn afgeschaft; maar voor het zover is, zal het het lot van ieder individu zijn de druk van zijn omgeving te ondergaan; en dat kan men dan net zo goed met open vizier doen, als een speler die aan tafel gaat zitten zonder te weten welke kaarten hem zullen worden gegeven. Het beste is niet te klagen en zo goed mogelijk te spelen.

Wanneer ik, ondertussen meer dan vijftien jaar geleden, deze passage heb gelezen in een roman van Franco Ferrucci, was er sprake van onmiddellijke herkenning. Indien mijn levensverhaal op een Borgesiaanse wijze een tuin met oneindig veel splitsende paden is en ik de meeste paden niet ken en er daardoor ook niet kan op inspelen, moet ik vaak een weg opgaan die mij niet bekend is en waarbij ik bovendien niet eens weet waarheen de andere wegen, zo die er al waren, mij zouden gebracht hebben. Als ik dat vreemde verhaal overschouw, dan merk ik dat veel splitsingen niet door mijn toedoen zich hebben aangeboden maar door de omgeving en vooral door andere mensen. Keuzes werden mij voorgesteld, mij werden suggesties gedaan en ik ben er al of niet op ingegaan. Het lijkt wel een zeer passief leven, maar dat is het niet. Inspelen op de omstandigheden vereist een zekere handigheid en de nodige ervaring. Zou men onder een actief leven het creëren van de juiste omstandigheden verstaan, dan is de zaak simpel: voor de meesten onder ons is dit een zo goed als uitgesloten zaak. Je bent al blij dat het leven dag na dag draaglijk is, bij momenten aangenaam kan zijn en bij meer zeldzame ogenblikken tot extase kan leiden. Je bent al meer dan tevreden als je min of meer een greep hebt op die kleine, lokale omgeving. De omgeving van het huis, de omgeving van de verplaatsing van huis naar werk, de omgeving van het werk, de omgeving van de vrije tijd, de werktafel, de eettafel, het bed, het bad en het toilet. Niet vergeten op tijd de vuilniszak buiten te zetten. Niet vergeten die kapotte lamp te vervangen. Op tijd mijn belastingsformulier invullen en de verzekering betalen, mijn weddenschap op leven en dood met mijn bank.

En dan zegt men mij dat de wereld om zeep gaat. Wat moet ik daarmee? Welke beslissingen heb ik te nemen? Op grond van wat? De onheilsprofeet, de niet in haar optimisme te stuiten wetenschapper, de immer vragen stellende filosoof en de herkauwende politicus, wat moet ik met hun grote en grootse woorden, hoe vind ik mijn weg in dat doolhof? Kopenhagen is niet de oplossing van onze problemen geworden, dus waar staan we nu?

Dames en heren, tijd voor een bekentenis: ik heb u misleid waarvoor ik mij moet verontschuldigen. Het was niet mijn bedoeling, maar vermoedelijk heeft u nu gedacht dat in deze laatste paragrafen ikzelf aan het woord was. Indien dit zo was, mijn excuses, want de eenvoudige truuk van het directe, eenvoudige taalgebruik suggereert een waarachtig want simpel spreken. Maar dat is slechts schijn. Ook deze laatste fragmenten maken nog steeds deel uit van de redevoering waaruit ik niet stappen kan. Wat ik u ook heb verteld, geloof mij niet. U heeft verschillende verhalen gehoord, aan u om het te confronteren met uw verhaal, want daarmee zal u de toekomst ingaan: een polyfonie waaraan u uw stem heeft toe te voegen. Of tegenstem, ik laat het aan uw wijsheid over. In ieder geval, mijn stem heeft u al. Ik dank u.



Jean Paul Van Bendegem
17 december 2009

Vertel het verder: