Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

Mag Europa leesbaar zijn?

Aan de vooravond van het tweede Ierse referendum over het Verdrag van Lissabon, organiseert deBuren vanavond 1 oktober een debat. Kunstenaars en politici gaan met elkaar in gesprek over De Europese Droom. David Van Reybrouck en Peter Vermeersch leiden de avond in en publiceerden gisteren in De Standaard alvast een voorschot, dat u nu ook op onze site kunt lezen.
Door Peter Vermeersch en David Van Reybrouck op 1 okt 2009
Tekst
Politiek & samenleving

Vrijdag stemt Ierland een tweede keer over het Verdrag van Lissabon, de aangepaste Europese grondwet. Europese burgers hebben het recht om te zagen, maar meer nog hebben ze de plicht om te dromen, stellen Peter Vermeersch en David Van Reybrouck. Zij maakten eerder dit jaar een Europese Grondwet in Verzen.

Europa wil geen ruimteschip zijn, het wil niet boven de hoofden zweven, niet zomaar ergens hangen, onbereikbaar in de ijle ruimte van de bovenstatelijke abstractie. Dat wil het allemaal niet. Maar het heeft de omstandigheden tegen. Het hedendaagse internationale politieke bedrijf is een ingewikkeld stelsel van instellingen en belangen, met vertakkingen naar allerlei bestuurslagen, en half verscholen in een nevel van botsende nationale tradities. Economisch en politiek samenwerken is nodig en goed, maar eenmaal op sleeptouw genomen door die logica raken bestuurders wel eens vervreemd van hun eigen burgers.
 
De Europese instellingen zelf doen verwoede pogingen om die kloof te dichten en burgers te betrekken bij politiek en beleid. Die pogingen zijn ongetwijfeld goed bedoeld, maar, eerlijk gezegd, een beetje pathetisch. Denk terug aan die bloedeloze hymne zonder woorden, aan de jaarlijkse Dag van Europa (wie kent de datum?), aan die tentoonstelling in Tour&Taxis enkele jaar geleden (Dit is onze geschiedenis!). Denk aan de grote posters die kiezers voor een bezoekje aan de stembus moesten warm maken afgelopen juni (‘Aan jou de keus!’).

En dan was er dat grondwettelijk verdrag.
 
Europa moest en zou een grondwet krijgen. Leg de nadruk maar op grond, want daar ging het voor een groot deel over. Het ruimteschip zou eindelijk landen, territorium afbakenen, voorgoed verankerd zijn in wetten en bepalingen. De grondwet zou niet alleen de werking van de Unie tot in de puntjes regelen, het zou ook opnieuw iedereen betrekken bij de grote idee van internationale solidariteit en vrede die achter de Europese integratie schuilgaat. Het zou iedereen ook opnieuw enthousiast maken. Dat was de idee althans. Maar het resultaat was minder aantrekkelijk: een onleesbare tekst vol politieke compromissen en technische specificaties over ’gedeelde-bevoegdheidsgebieden’ en ’gekwalificeerde meerderheden’, waarin als enige heldere baken de vrije markt prijkte. Dik en doorwrocht was de tekst, want iedereen moest er iets goeds in kunnen vinden, maar niemand was er echt gelukkig mee.

Als de Europese instellingen te ver verwijderd zijn geraakt van de grondvesten, dan is het natuurlijk aan de Europese instellingen om daar iets aan te doen. Maar dat betekent niet dat wij als inwoners van Europa dan maar in alle stilte moeten wachten. In plaats van zwijgend toe te kijken kunnen we Europa mee helpen vormgeven en veranderen. Door meer tekst en uitleg te vragen, klaarheid te eisen, inzicht trachten te krijgen. Kritisch debat, het kan beginnen bij ons, het hoeft ons niet te worden voorgedaan door euroenthousiastelingen of –sceptici met een electorale of commerciële agenda. Moet dat een debat zijn over de werking van de instellingen en de Europese besluitvorming in al zijn technische complexiteit? Dat kan. Het loont de moeite om te weten wat bepaalde beslissingen betekenen. Maar het mag ook gaan over wat ons vandaag bindt buiten al het institutionele. Het mag gaan over twijfels, hoop en verlangens. Europese burgers hebben het recht om te zagen, maar meer nog hebben ze de plicht om te dromen. Om nieuwe verhalen te vertellen. Om te beseffen dat er veel geschiedenis is, en dat veel ervan onmetelijk tragisch is. Om te herinneren dat we altijd vandaag al de geschiedenis van morgen maken.

Daarom namen wij het initiatief tot de Europese Grondwet in Verzen. Dichters, zei Shelley, zijn “the unacknowledged legislators of the world”. Vast, maar in de praktijk  bleken dichtende politici toch veelal van het totalitaire soort (Mao, Karadzic, Bin Laden... Herman Van Rompuy is een uitzondering). Onze grondwet is daarom geen politieke verklaring, geen campagneopdracht van de Europese Commissie, geen academische studie, geen journalistiek verslag. Het is vooral poëzie. Het zijn beelden en klanken en talen (vele talen, meer dan dertig). En het zijn dichters, met hun eigen charmes en onhebbelijkheden. Tegelijk is het geen gratuite onderneming. Het is politiek in een andere zin: het maakt Europa resoluut opnieuw een bron van artistieke inspiratie, creativiteit en culturele samenwerking buiten de instellingen om. Er werkten 52 dichters aan mee, uit alle hoeken van het continent. Dichters die in Europa zijn geboren en die naar hier zijn gevlucht. Dichters met burgerschap en zonder. Dichters met literatuurprijzen en dichters met trauma’s. In wat zij zeggen klinkt Europa nieuw en onverwacht. Contradicties zijn we niet uit de weg gegaan. De Europese Grondwet in Verzen is meer een verhaal dan een oplossing, meer een wandeling dan een wegwijzer. Maar we zwijgen niet.



Seamus Heaney, Gerrit Komrij, Antonio Gamoneda en Geert van Istenael schreven mee aan de Europese Grondwet.

Dit stuk verscheen gisteren in De Standaard. Aanleiding is het deBurendebat over De Europese Droom, vanavond in Flagey.

Vertel het verder: