Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Rechters zijn ook maar mensen en toch wens ik dat ze rechtlijniger, wijzer en subtieler zijn dan gemiddeld. Rechters beoordelen de mis- en wandaden van anderen. Waarschijnlijk een van de moeilijkste jobs, ontstaan om gelijke kansen een kans te geven en niet de wet van de sterkste alleen te laten heersen.
Je kan het rechtersvak moeilijk leren, je rolt er in. Meestal stapt een advocaat (en vandaag veel advocates) na enkele jaren over naar de magistratuur. Er is een examen en naar het schijnt wordt dat steeds moeilijker. De motivaties voor deze carrière zijn van velerlei aard: je bent niet goed genoeg in het verdedigen van de rechtzoekende, je beschikt niet over een deugnietenfamilie met een aansluitend deugnietennetwerk dat werkzekerheid garandeert of, last but not least, je wilt het een beetje rustiger aan te doen. Rechters worden benoemd door de minister van justitie, hierin bijgestaan door de Hoge Raad.
De meerderheid van onze parlementariërs studeerde ooit rechten en was ooit advocaat. Rechten was altijd een populaire generalistische studie. Kennis van recht en justitie is dus sterk aanwezig binnen het politieke bedrijf. Veel problematischer dan een minister van Welzijn die niet op de hoogte is van de laatste medische beeldvorming is de situatie bij Justitie. Geen enkel maatschappelijk domein, geen enkele groep of sector, is beter vertegenwoordigd en misschien zelfs oververtegenwoordigd in onze parlementen dan Justitie. Waarschijnlijk was er nog nooit een minister van Justitie die geen jurist was. Deze belangrijke voorkennis en ervaring blijkt helaas niet te hebben bijgedragen tot een goedwerkend apparaat. Een groot cynicus moet je niet zijn om het vreselijke antwoord te bedenken op de vraag wie er het meeste baat heeft bij een vierkant draaiende justitie. Het is dezelfde politicus jurist, ditmaal niet als verkozene van het volk en verdediger van het algemeen belang, maar in toga als verdediger van het particulier belang van zijn cliënt. Misschien moet de grens tussen privé en publieke sector iets beter gedefinieerd worden als een andere uitdrukking van de zo heilige scheiding der machten.
Met de Fortisaffaire hebben de bijna-onderzoeksjournalisten, de bijna-parlementaire-commissie en tenslotte de bevoegde onderzoeksrechter proberen te weten wie er nu wel en wie niet voor zijn of haar beurt gepraat, ge-sms’t of getelefoneerd heeft. De elektronica laat namelijk sporen na en vermits een groot aantal politici vandaag als belangrijkste beleidsinstrument de Blackberry hanteert, zou een reconstructie mogelijk moeten zijn en zou het volk binnen afzienbare tijd gerustgesteld kunnen worden – of nog banger.
Dát er tijdens de Fortisdagen gepraat werd, veel gepraat zelfs, lijkt evident. Wij hebben goede ‘regels’ wat betreft het geheim van het onderzoek en de discretie, maar wij passen ze zelden toe. Ik stel ook surrealistische situaties vast: ik heb eens een schepen als advocaat weten optreden voor iemand die het aan de stok had met de stad… van dezelfde schepen. Ik ben geen jurist maar denk dat deze dubieuze collusie niet tot een goed vonnis of een rechtvaardig oordeel leidt.
Sinds de intimiteit van publieke figuren het belangrijkste aandachtsgebied van een aantal media werd, is het meer dan ooit nodig om discretie in ere te herstellen. Naast het recht op privacy moeten wij misschien ook het recht op discretie definiëren. Elke man/vrouw heeft het recht op zijn of haar geheim in de mate dat dit geen algemeen belang hindert of schaadt.
Van geisha’s hebben wij een eenzijdig beeld. Twee van haar grootste kwaliteiten: te kunnen luisteren en te kunnen zwijgen. Als ze haar mond voorbijpraatte volgde een gruwelijke straf : haar tong werd uitgerukt. Lijfstraffen moeten niet opnieuw geïntroduceerd, maar babbelaars en intriganten zouden best uit de mobiele telefoons van journalisten, politici en… rechters worden gewist. Kunnen zwijgen wordt meer dan ooit een uitzonderlijke kwaliteit, net als kunnen luisteren.