Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
No Man's Land (5/5)
Kiezen voor kunst is de shortcut naar de afgrond. Tot in de negentiende eeuw behoorden kunstenaars veelal tot gegoede families. Zij zagen zich niet gedwongen een inkomen te betrekken uit hun artistieke productie. Dit was niet anders voor grote namen zoals James Ensor en Félicien Rops. Het lijkt er sterk op dat men vandaag van een kunstenaar heimelijk hetzelfde verwacht. Speel veilig en er is geen vuiltje aan de lucht. De slimme kunstjesverkoper heeft naast de artistieke bezigheden een reguliere job, of doet een beroep op de inkomsten van de partner… Wie onvoorwaardelijk gehoor geeft aan de roep van de muze loopt binnen de kortste keren op de klippen. Wordt een veredeld pauper. Een gecamoufleerde armoezaaier. Kafka, Van Ostaijen…
Aan de armoede van schrijvers en kunstenaars in het algemeen is niets romantisch. Het overgrote deel van de kunstenaars lijdt aan een continu knagende bestaansangst. Het is geen prettig perspectief als men voortdurend de eindjes aan elkaar moet knopen. De Franse komiek Coluche klaagde ooit dat het einde van de maand altijd zo zwaar was, en voegde eraan toe: vooral de laatste 28 dagen…
Jean-Marie, Kamiel…
‘Jongens! Jongens!’
It’s been a hell of a summer. Steeds meer stemmen vallen weg. Het koor (uit de underground) wordt kaler. En kaler. Er is een klimaatsverandering op komst. Geen opwarming, maar een afkoeling. Tot ver onder het vriespunt.
Ook dit jaar was de zomer zwaar klote:
une saison en enfer,
die mooie zomer die begon zowat in mei.
En op 4 juni: verkiezingen. Groot Zirkus van Godsdienst & Vorst & Staat! Bankroet-jazz.
‘Allen daarheen!’
Resultaat: mager. Als een kater na O.L.V. Lichtmis. Een maag die zweert na carnaval.
Jean-Marie, Kamiel…
Ik kan niet zeggen wie mij nu het meest beïnvloed heeft, geaffecteerd, geïnflueerd. Jean-Marie als de dodelijke vleesetende bacterie, of Kamiel, zoet en zacht als een Madeleinekoekje dat in de thee gesopt wordt. Ik ga hier nu niet beweren dat ik het compromis ben, het vleesgeworden compromis. Het zal deze slagerszoon worst wezen.
Optimist, pessimist, beiden zijn dood.
En tussen de utopie en de dystopie ligt weer voor mij open mijn eigen vertrouwde No Man’s Land.
P.S: Overigens ben ik van mening dat de NAVO afgeschaft moet worden.
Didi de Paris
Ongepubliceerde gedichten (4-5)
Kamiel was actief in vele literaire genres. Hij mocht zich met recht en reden romancier noemen, toneelschrijver en striptekenaar. Wat waarschijnlijk minder mensen weten: Kamiel schreef ook poëzie.
Van zijn geliefde Agnès van Emelen kregen wij vijf nog ongepubliceerde gedichten tot onze beschikking. Met gepaste trots presenteren we vandaag de laatste twee: de gedichten 'Straat' en 'Iemand'. Gisteren brachten we al drie gedichten: 'Tranen' en twee titelloze gedichten. Daarnaast kregen we van haar ook de foto die u hiernaast kunt zien. Hij is gemaakt door Kamiels jongste dochter, Anna Vanhole, en was Kamiel bijzonder dierbaar.
Straat
Jouw straat is ‘s nachts weer een straatje
geworden, dat met een pijnlijke grimas haar bottinen uittrekt
om, terwijl het water loopt, de praat
van de dag te laten indalen.
In het lichtende grijs van de morgen,
als er sneeuw in de lucht hangt
en de postbode nog alle geluid moet bezorgen
waarmee de eerste hond zijn buren wakker jankt,
is ze naar buiten gelopen, om verweesd
naar het bleke ballet van de dingen te kijken :
een vensterbank, die linde daar, het feest
van een raam met daarachter de rijken,
hun trillende geld naast een vrolijk geweten,
de spikes met de punten,
hun tred van atleten,
en zo zoudt ook gij willen zijn, denkt ze,
strakjes en blij
op geheime thermiek.
Maar ze loopt en ze is en ze trekt
zich weer los, ze laat haar hoefjes weergalmen.
En ze loopt tot de middag, verrekt
zich een spier, ze weet dat ze nooit eens mag talmen.
Ze loopt op en neer en ze weet zich geen weg,
ze zoekt zich een bult naar wat luwte.
Dan ziet ze iets vreemds, waar geen sleutel op past,
ze duikt in een hoek en ze gruwt er.
In het hart van de zomer,
als de tuin in het blauw hangt
en de zon onze bekkens weer botert,
als het fruit naar de mond gaat verlangen,
dan blijft ze heel even liggen,
ja, met knipperende ogen. Ze murmelt iets
en droomt zich een beek vol rijmende biggen.
Asfalt, klinkers, spiegelingen.
Maar op springt ze weer en snijdt
door een bocht, verliest zich in einder na einder;
mondt uit op een steenweg, keert
smalend rechtsom, en slentert van verre naar heinde.
En als dan de vensters weer donker zijn
en hele families verwoed zijn gaan slapen,
komt zij, ook zij tot bedaren. Ze trekt met een kwaaie grijns
haar bottinen uit en slaat haar handen om haar knieën.
Ze is nacht nu, zwart als water.
Een raadsel, een straatje.
Iemand
Maar niet zomaar iemand.
Iemand met een been af.
Een zwaar behaard iemand, met haar dat op de schouders groeit en op de armen, maar ook op het gezicht.
Iemand met een platte neus zonder tussenschot.
Iemand die nog geen geit kan hoeden en daarom op een heuvel mag gaan zitten, tegen een boom aan, om zelf wel zo’n beest te willen zijn dat daar in de verte loopt te grazen.
Iemand met donkere ogen en een dubbele rij tanden.
Een meisje.
Een meisje dat eeuwen later pas een naam zal krijgen.
Iemand die talent heeft om te kijken.
Die het geweld en de elegantie wel ziet, maar er geen deel aan heeft.
Die de wereld opzuigt.
En : die naar de aarde tussen haar gespreide benen kijkt. Die vooroverbuigt en daar pigmenten ontdekt.
IJzeroxide, mangaan, kalk, veel meer is er niet.
Die ze fijnstampt.
Een middel zoekt om ze te binden.
Van stugge haren een penseel maakt.
Ja, iemand met aandacht. Een kreupel, stilzittend iemand die daardoor in onze ogen meer mens wordt en minder troglodiet.
En in elk geval iemand die niet aan het gewone stamleven deelneemt. Die uit de groep valt.
Zo iemand.
Die afstand moet nemen en van een tekort een teveel maakt.
En binnen de groep wordt dat aanvaard. Misschien staan ze onverschillig tegenover wat daar op de rotswand verschijnt, misschien ook niet.
Maar er wordt wel voor het meisje gezorgd, geloof ik.
Goedheid als aapachtig erfstuk.
Vijgensap, het hars van de bomen.
Een nutteloos iemand, iemand wie de wereld slechts toevalt.
Shanidar.
Iemand die weergeeft.
Het galopperen, een kop die in de nek wordt geworpen..
De vlam in het bruin.
Iemand die heiligt.
Iemand die zit en kijkt.
Die tussen haar benen de grond afspeurt.
Die een kever plet en haar vinger in de oranje prut doopt.
Die het dal groet als een broer en weet hoe traag schaduwen zijn.
Iemand wie niets ontgaat.
Die met een twijgje lijnen trekt in het zand, snel opkijkt en weer een lijn trekt.
Een voorovergebogene.
Een meisje met grote, doorschijnende oorschelpen.
Met haar op de schouders en haar op de neus.
Met een lichaam dat zwaar is geworden van het slepen.
Met de geur van as en hars in haar neus.
Iemand die tekent.
Iemand anders al.
Kamiel Vanhole
(foto © Anna Vanhole)
De tuin
‘De tuinman en de dood’. Een klassiek gedicht van P.N. van Eyck, dat ondanks zijn ouderdom nog altijd weet te bekoren. Wellicht doordat we er een bepaald levensgevoel in herkennen. Wellicht herkennen we de angst om te sterven en het besef dat die angst ons tijdens ons leven nergens brengt. Tenzij naar Ispahaan, maar wat ons daar wacht is reeds overbekend.
Deze week hebben we stilgestaan bij het overlijden van Jean-Marie Berckmans en Kamiel Vanhole. De mensen die we inlichtten over onze hommage aan deze eigenzinnige schrijvers, reageerden eerder verrast. Is dat nu al een jaar geleden? Ja, dat is nu al een jaar geleden en daarom besloot deBuren om het leven en werk van deze twee auteurs extra in het licht te zetten. Didi de Paris schreef zeer treffend over de beide heren, zijn goede vrienden. Wij danken hem daarvoor hartelijk. Zijn huldeblijk mocht onze site gedurende vijf dagen sieren en zal in onze archieven blijven voortbestaan.
Elke dag verscheen er onder een deel van Didi’s hommage een literair presentje. Driemaal een vroeg verhaal van Berckmans dat speciaal voor deBuren naar het Engels werd vertaald door Nadine Mailfait, eenmaal een hommage van Yves Petry aan Kamiel en vijf ongepubliceerde gedichten van Kamiel zelf. De eerste drie van deze gedichten publiceerden wij gisteren, de laatste twee treft u hierboven aan. We zijn Nadine en Yves zeer dankbaar voor hun bijdragen. Bijzondere erkentelijkheid gaat uit naar Kamiels vrouw Agnès van Emelen. Zij schonk ons de vijf ongepubliceerde gedichten en stond bovendien twee foto's aan ons af. De eerste foto werd gemaakt door Anna Vanhole. De foto boven deze tekst is zeer toepasselijk: de schrijver en zijn tuin.
Op deze plaats, aan het slot van ons eerbetoon, presenteren wij u nog één literair pareltje. Het is er een uit eigen huis: het Radioboek ‘De tuin’ van Kamiel Vanhole. Een bijzonder verhaal, niet alleen vanwege de inhoud, maar zeker ook vanwege de ontstaansgeschiedenis. In het najaar van 2007 aanvaardde Kamiel de uitnodiging om een Radioboek voor ons te schrijven. Een luisterverhaal dat niet in druk zou verschijnen en dat hij zelf voor zou komen dragen voor een geïnteresseerd publiek.
Kamiel schreef het verhaal en ik wil u alvast een citaat daaruit meegeven, zonder dat u het al luisterend op moet zoeken. Het hoofdpersonage stelt op een gegeven moment: ‘Volgens sommige mensen vertellen we elkaar verhalen om vorm en dus betekenis te geven aan onze levens.’ Het had nauwelijks beter verwoord kunnen worden: vanuit die behoefte, het daadwerkelijk vertellen van verhalen, zijn de Radioboeken ontstaan.
Op 17 januari 2008 was het dan zover: het Radioboek ‘De tuin’ van Kamiel Vanhole werd voorgedragen in Flagey. Het was echter niet Kamiel die het verhaal vertelde. Te ernstig verzwakt door zijn ziekte om het verhaal zelf voor te komen dragen, zag hij zich genoodzaakt zijn welsprekende dochter Eva af te vaardigen. Enkele maanden later zou hij komen te overlijden.
Afgaande op de hommage van Yves Petry die gisteren op onze site verscheen, schrok Kamiel niet direct terug voor de Dood. Haastte hij zich niet langs de andere kant. Eiste zich geen paard. Hij zag de dreiging van Zijn hand, maar ontleende daar juist ‘een nieuwsoortig gevoel van intensiteit aan. Elke dag, elk uur elke minuut was een geschenk.’
Laat ons eindigen met enkele woorden over de literatuur. Kamiels verhaal ‘De tuin’ gaat over een man die terugkijkt op een schokkende ervaring in zijn jeugd. Het verhaal wordt verteld vanuit het ik-perspectief en hoewel het van de literatuurfrikken niet mag, is het toch wel verleidelijk om bij elke ‘ik’ een glimp ‘Kamiel’ voor ogen te zien. Kortom: zoals het hoort bij een literair auteur, sluiten we deze hommage af met het woord van de schrijver zelve. Dat zijn woorden nimmer het zwijgen opgelegd mogen worden.
‘Uiteindelijk denk ik dat we verhalen aan elkaar vertellen om ons verdriet een plaats te geven. Om het in zinnen onder te brengen die verder lopen en zelf een stroom gaan vormen. Een rivier van taal, die ons even bevrijd, tot luisteren dwingt, ook al kunnen we er na afloop enkel het zwijgen toe doen.’
www.radioboeken.eu
Willem Bongers-Dek
Dorian van der Brempt