Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

Beste Chris Van Camp,

Hierbij wil ik kort reageren op uw brief op de website van deBuren. Het gebeurt immers niet elke dag dat kritische brievenschrijvers ook constructieve voorstellen formuleren. Ik zou dan ook graag toelichten welke rol het Fonds nu reeds speelt, en waarom dit niet de rol is die u voorstelt.
Door Carlo Van Baelen op 2 sep 2009
Tekst
Literatuur & taal

Hierbij wil ik kort reageren op uw brief op de website van deBuren. Het gebeurt immers niet elke dag dat kritische brievenschrijvers ook constructieve voorstellen formuleren. Ik zou dan ook graag toelichten welke rol het Fonds nu reeds speelt, en waarom dit niet de rol is die u voorstelt.

Beste Chris Van Camp,

 

 

Hierbij wil ik kort reageren op uw brief op de website van deBuren. Het gebeurt immers niet elke dag dat kritische brievenschrijvers ook constructieve voorstellen formuleren.

 

Ik ben het met u eens dat ontluikend literair talent de gelegenheid moet krijgen om te kunnen rijpen. Ik kan me ook vinden in uw suggestie dat het Fonds in dit rijpingsproces een ondersteunende rol kan spelen. Ik zou dan ook graag toelichten welke rol het Fonds nu reeds speelt, en waarom dit niet de rol is die u voorstelt.

Maar eerst toch even duidelijk stellen: naar mijn mening is er in het Vlaamse letterenveld niet zozeer een probleem van aanbod, wel van vraag. Er zijn nu al veel ‘goede’ boeken om aan de lezersvraag te beantwoorden. Meer aanbod zal niet leiden tot meer vraag. De focus van het letterenbeleid kan niet liggen in loutere productie, wel in de bevordering van literaire kwaliteit en het ‘consumeren’ daarvan.

De belangrijkste decretale opdracht van het Vlaams Fonds voor de Letteren is het bevorderen van literaire kwaliteit. Dat impliceert uiteraard ook aandacht voor ontluikende literaire kwaliteit. Het VFL heeft echter noch de opdracht, noch de capaciteit, noch de knowhow om op te treden als ‘manuscriptenfonds’. Het is niet haalbaar, maar ook niet wenselijk, dat elke Vlaming met schrijfambities zijn manuscripten naar ons opstuurt, en dat het Fonds dan beslist wat uitgegeven kan worden en wat niet.* Het is zo dat in dit kleine taalgebied het scheppen van literaire kwaliteit niet altijd voldoende economisch wordt gehonoreerd. Daarom is er het Vlaams Fonds voor de Letteren, om marktcorrigerend op treden, maar niet marktvervangend. Ik denk dat u het daarmee eens bent, want hoewel uw voorstel ‘het economisch ongenadige van de selectieprocedure bij uitgevers [wil] neutraliseren’, moet het precies voor die uitgevers dienen als een door het VFL gesponsord ‘marktonderzoek naar het potentieel van nieuwkomers’. Dat lijkt niet helemaal logisch: de economische component die voor een uitgever meespeelt om iets al dan niet uit te geven, wordt in dit voorstel niet geneutraliseerd, ze wordt specifiek ‘getest’, en daarmee tot brandpunt gemaakt.

Ik weet daarnaast niet of het VFL zijn kwaliteitsopdracht efficiënt zou vervullen door het publiceren van door uitgevers doorgespeelde manuscripten waar die uitgevers zelf (nog) niet voldoende in geloven. Het VFL heeft wel een specifieke regeling voor auteurs die net hun eerste boek hebben uitgebracht. Het VFL nodigt zulke debutanten actief uit om een stimuleringsbeurs aan te vragen, die moet dienen om hen te ondersteunen bij het werk aan hun tweede boek. Dit jaar hebben 22 Vlaamse auteurs zo’n beurs aangevraagd, onder wie 12 auteurs die onlangs hun prozadebuut hebben gepubliceerd. Dat de toevoer van nieuwe auteurs stilvalt, lijkt dus niet helemaal waar.

Maar terug naar het achterliggende idee van een ‘voorgeborchte’, een ‘pre-poel waarin nieuw literair talent zich kenbaar kan maken’. Zulke prepoelen bestaan reeds, mede dankzij het VFL, namelijk literaire tijdschriften. In 2009 ondersteunt het VFL 11 literaire tijdschriften voor in totaal bijna 300.000 euro (dat is even veel als in Nederland). Het VFL publiceert elk jaar een uitgebreid tijdschriftenrapport en ondersteunt daarnaast de vzw CeLT, die instaat voor de collectieve promotie van de Vlaamse culturele en literaire tijdschriften. En net dezer dagen lanceert het VFL samen met het Nederlandse Productiefonds en de Taalunie de portaalsite www.literairetijdschriften.org.

In zijn tijdschriftenbeleid erkent het VFL expliciet het belang van literaire tijdschriften als kweekvijvers van nieuw literair talent. Auteurs krijgen er de ruimte om hun eerste stappen te zetten in de literaire publieke ruimte. Eerder dan een onderzoek naar het marktpotentieel van beginnende auteurs te financieren, ondersteunt en stimuleert het VFL hiermee een onderzoek naar hun literair potentieel. En het moge duidelijk zijn dat ook de uitgevers dit oppikken. Uit een onderzoek naar het voortraject van literaire debutanten dat het VFL vorig jaar liet uitvoeren (ja, deze materie gaat ons dus wel degelijk ter harte), bleek dat 6 op de 10 proza-auteurs en quasi alle poëzieauteurs reeds hadden voorgepubliceerd alvorens hun debuutboek of -bundel uitkwam. Bij de meerderheid onder hen was dit in (gesubsidieerde) literaire tijdschriften.

Tot slot: het VFL voert ook al drie jaar een beleid rond e-literatuur, waarin het diverse vernieuwende digitale projecten ondersteunt die oog hebben voor literaire creatie en experiment.

Dus ja, een voorgeborchte is nuttig en nodig. Maar ik ben ervan overtuigd dat de rol van het VFL ten aanzien van literaire creatie en vernieuwing een faciliterende rol is. Een faciliterende rol die vanuit een globale visie op het ‘hele’ letterenveld gerichte en gecoördineerde impulsen geeft aan de bestaande of ontluikende initiatieven van literatuurmakers en -werkers, eerder dan zelf van boven af een parallel productiecircuit op te zetten.

Welke optie is dan dynamisch, en welke rigide? En hiermee zijn we weer aanbeland aan het beginpunt van de ophef van de voorbije weken, namelijk de nood aan een geïntegreerd beleid rond het literaire middenveld…

Met vriendelijke groet,

Carlo Van Baelen

*Vlaamse uitgevers krijgen per jaar naar schatting 400 à 500 literaire manuscripten van predebutanten in de bus. Jaarlijks debuteren gemiddeld 15 à 20 Vlaamse auteurs met een literair boek (proza, poëzie of kinder- en jeugdliteratuur). De ‘zichtbare’ niet gepubliceerde manuscriptenberg bestaat dus uit meer dan 400 teksten per jaar. Wij menen - en met ons vaklui en professionele lectoren binnen de uitgeverijen - dat Vlaamse en Nederlandse uitgevers wel degelijk volgen wat er zich ‘toont’ in het literaire uitstalraam en potentiële literaire kwaliteit uit het spontane aanbod opvissen. Een ‘VFL-debutantenreeks’ zou dus niet zinvol zijn (zie ook hoger), o.a. omdat de instrumenten ontbreken (en ook niet af te kopen zijn) om de vraag naar deze bijkomende debutantentitels te activeren.

Vertel het verder: