Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Het is warm in Venetië. Te warm voor een schetenbleek iemand als ik. Ik maak me sterk dat in de vergane tijden die ik zo romantiseer, dames met zes lange rokken en een korset door zulke zomers baggerden. Dan moet ik het ook kunnen.
Het is gewoon een kwestie van concentreren en een paraplu als parasol gebruiken. Verder overleef ik op videokunst. Elke verduisterde, koele ruimte die zo’n paviljoen op de Biënnale rijk is, mag op een bezoek rekenen. En dat zijn er heel wat. Ik ben er niet uit of de logistieke lenigheid van videokunst er voor iets tussenzit, maar het lijkt of het leeuwendeel van deze editie ingepalmd wordt door kunstenaars die hun heil zoeken in de digitale kwast. Hoewel ik gefascineerd ben door het medium, bekruipt me na zo’n overaanbod, toch het gevoel dat die spelletjes met semiotiek soms hun gimmickgehalte niet overstijgen.
Oog in oog met weer zo’n installatie die gesponsord lijkt door de leverancier van digitale fotokaders of andere elektronische hebbedingen, voel ik de vraag naar de eeuwigheidswaarde van zulk werk tegen mijn huig spartelen. Iets wat niet bij me opkomt wanneer ik weer eens een eeuwenoude palazzo binnenwandel alsof het mijn heempje was, of me de schaduw van de gaanderij rond San Marco laat welgevallen. Goed, misschien ben ik lezend gevallen voor de charmes van Giacomo Casanova, en wellicht mag je mij een levend anachronisme noemen, maar zelfs objectief gezien valt het me op dat in onze tijd kunst het meer en meer van uitleg, concept en context moet hebben. Zelfs de architectuur die ik hier graag als kunst had erkend en die het uitstekend doet ver buiten de lijntjes van het hier en nu, wordt vandaag verpakt in grote urbanisatieconcepten en verstrikt in sociale bedrading.
Waar is de moed gebleven om de confrontatie aan te gaan met het rauwe oordeel van de toeschouwer, gekleurd door smaak, humeur, verteringsprocessen en emotionele gevoeligheid? Wie durft nog gewoon wat neerpoten zonder tekst en uitleg? ‘Zie hier mijn werk!’ (Goed, we gaan het Marokkaanse paviljoen er buiten laten. Het kan ook aan mij liggen dat ik op dat moment nu net geen behoefte had aan een houten constructie met tanden in de hoofdrol.) Ik zou weer eens graag als door een bliksem getroffen door een kunstwerk ontredderd worden, ontroerd of desnoods vervuld van puur onbehagen. Zonder eerst de processen opgedrongen te krijgen, zonder soundtrack, zonder dat er een ingenieuze etalagist aan te pas kwam die gespeend van feng shui precies heeft uitgedokterd waar hij wat op mijn uitgestippelde pad moet zetten om te scoren. Bovendien zou ik graag het gevoel hebben dat er nog ruimte is voor meningen over kunst. Dat een persoonlijke aversie niet altijd wordt afgedaan als een onvermogen om het werk zo niet het hele oeuvre van de kunstenaar te vatten. Misschien wil ik eens vrij kunnen kijken, zonder gedicteerd te krijgen wat ik moet zien.
Laat één ding duidelijk zijn: het menselijk brein heeft nog weinig geheimen voor de kunstenaar. Begrippen als perceptie zijn gemeengoed. Het bange wachten op de reactie van het publiek waarmee pakweg de impressionisten stonden of vielen op de salons, is niet meer. De kunstwereld is een vrijplaats voor manipulatie deze dagen. Er wordt nog zeer weinig aan het toeval overgelaten. De tentoonstellingsruimte en de opstelling maken deel uit van het werk, soms worden ze het werk. Precies wat Claude Lévêque doet wanneer hij het Franse paviljoen ombouwt tot een gigantische, intimiderende kooi. Ik waag me nauwelijks tot het midden, zal wel aan mij en mijn ongezonde angst voor vrijheidsbeperking liggen.
In het Japanse paviljoen wordt nog eens bewezen dat ‘size matters’. Miwa Yanagi brengt je aan het wankelen tussen de torenhoge, hellende videoschermen waarop haar ‘Windswept Women: The Old Girls’ Troupe’ dreigend hun uitgerekte hangborsten rondslingeren. Daaraan ontsnapt mag je je bij een groepje gehurkte bezoekers vervoegen die een glimp van de monitor in een nomadentent probeert op te vangen. Vanuit dat nederige perspectief werkt de Old Girls freakshow nog beter.
De Australische Shaun Gladwell stalt rond zijn schermen waarop je stuntmannen door dorre vlakten ziet rijden, garageafval uit, olieblikken, spuitbussen en andere junk. ‘Maddestmaximus’, inderdaad een verwijzing naar de troosteloosheid van Mad Max in een setting die alleen Australië kan zijn. Het is echter de uitstalling van blikken en onderdelen die je bij de neus neemt. Wellicht beeld ik het me in, connotaties kunnen verraderlijk zijn, maar ‘I smell gasoline’ terwijl ik naar de wegscheurende auto’s kijk, wat de hele toestand die een verknipte actiefilm niet overstijgt er meteen gevaarlijker laat uit zien.
In het Brits paviljoen ben ik vooral blij mijn schoenen te kunnen uittrekken tijdens de halfuur durende film over de leegstaande giardini van Steve McQueen. De beelden zijn duur gedraaid, geen belichting gespaard. Afgelikt zelfs, wat het vrij saai maakt. Naast mij valt een jongeman in slaap. Ik hou me wakker door me af te vragen hoe hij de twee simultaan afgespeelde montages synchroon kreeg. Een denkoefening met hoog kruiswoordraadselgehalte.
Noord-Ierland, Nederland, Canada… videokunst! Als wetenschappelijke documentaires opgebouwde reeksen, archiefmateriaal, in scene gezette surrealistische momentopnames, soundtracks, decors, hightech snufjes, gimmicks. Soms begin ik te verlangen naar iets driedimensionaals. Iets wat je op een onbewaakt moment kan aanraken. Of iets dat tot stand kwam uit pure inspiratie, wars van welk toonmoment dan ook. Werk dat los staat van de toeschouwer, waar je jezelf breindood aan kunt overgeven. Werk dat mijn ogen rust gunt, mijn geest niet dwingt om de beelden op een bepaalde manier te interpreteren.
Toch, een must op mijn onbestaande lijstje was Greenaway die in de kapel van een voormalig klooster ‘De bruiloft van Kana’ tot leven wekt. Dat de uitgelichte personages stemmen kregen, vond ik te infantiel voor woorden, maar kan ik hem aanwrijven dat het hem louter om perceptiespelletjes te doen is? Nee, het gaat duidelijk ‘gewoon’ om een geavanceerd klank- en lichtspel. Een sterk staaltje technologisch vernuft en heel veel gevoel voor drama. Een Aha-erlebnis in die zin dat je beseft dat met deze middelen elke bunker omgedoopt kan worden in een sacrale ruimte. Is het een kunstwerk? Ik vraag het me drie terrasjes verderop nog af, eindelijk blij met een streepje zon op mijn parasol. Een vleermuis die het daglicht ziet.
Je hoeft geen hersenchirurg te zijn om te weten hoe beelden de menselijke geest penetreren en wat ze met ons denken doen. En dat is al eventjes aan de gang. Heel simpele truc: plaats twee beelden naast of boven mekaar zonder causaal verband, en de toeschouwer zal automatisch worstelen met zijn natuurlijke hang naar verhaal. De kans dat hij die ook nog ontdekt (lees: zelf bedenkt) is groot. De video-installatie ‘Coffee Spilled and Dog Balloon’ uit 1993 van Bruce Nauman in het paviljoen van de V.S. is er een mooi voorbeeld van. Je blik pingpongend tussen de twee schermen blijf je, alsof er een IQ-test mee gemoeid is, naar wetmatigheden en inhoudelijke verbanden speuren.
Maar... toch is het werk van Nauman niet in hetzelfde bedje ziek als vele andere inzendingen. Vooral het werk samengebracht onder de naam ‘Topological Gardens’ in een universiteitsgebouw in de binnenstad spreekt wel dat goeie ouwe buikgevoel aan. Hij liet Venetianen de dagen van de week opsommen en verwerkte hun stemmen in een geluidsinstallatie die je instant een perfecte illusie van psychose geeft. Op een ondergrond die nog het meest op een wijzerplaat lijkt, wentelen twee vrouwen als wijzers rond de middenas, het videoresidu van een performance ter plekke. Lijkt simpel, maar je blijft kijken. Nauman presenteert zijn werk vrij puur, je wordt niet klaargestoomd voor interpretatie met alle trucjes die een scenograaf op je los kan laten. De soberheid laat ruimte om er iets of niets van te denken. Het kan. Is dat binnen videokunst een waardenorm? Misschien.
Wat later loop ik geamuseerd door “The Collectors” een project ontsproten aan de geest van het duo Elmgreen en Dragset. De gelinkte paviljoenen van Denemarken en Skandinavië hebben nog het meest van een filmset . Er drijft een verzamelaar in een zwembad, een trap begaf het zoals die in War of the Roses. Het leven van de verzamelaar gaat niet over rozen. Tussen de decorstukken en rekwisieten kom je kunst tegen, werk van Elmgreen & Dragset, maar ook van Jonathan Monk en Guillaume Bijl. De lijn tussen setting en kunst is vaak te fijn om met het blote oog te kunnen waarnemen. Ik geniet van de humor. Van de zin voor detail waarmee dit project uitgevoerd werd.
Aan de commentaren en de vertwijfelde houding van de toeschouwers merk je dat ze niet weten wat ze hiermee aanmoeten. Het is nochtans een eerlijke uitvergroting van de sfeerschepperij en storytelling die ze in de talloze videokunsttempels ondergingen… zonder enige argwaan.
De Biënnale 2009 staat voor mij in het teken van ‘the art of deception’. Op straat word ik aangeklampt door twee mannen in zestiende-eeuws kostuum die me mee willen meetronen naar een barokconcert. De tijd staat al een paar eeuwen stil in Venetië predikt de vierkleurendruk folder. Ik trap er niet in. De ronselaars dragen sneakers en in de ene zijn pofbroek rinkelt een gsm. Wie de geest wil bedriegen, mag het getrainde brein niet onderschatten.
1. Waarom durven toeschouwers nooit lachen met kunst?
2. Hoeveel kans maakt een kunstenaar nog om met een origineel idee te komen?
3. Waarom heeft iemand als Axel Vervoort blijkbaar schroom om zich gewoon handelaar te noemen en wil hij per se tentoonstellingen bouwen met eerder mediocre werk?
4. Wat gebeurt er met de paviljoenen tussen twee Biënnales in?
5. Hoe komt het dat steeds meer kunstenaars vorsers willen zijn en pseudowetenschappelijk uit de hoek komen?
6. Waarom is het altijd het drukst in de museumshop?
7. Wie durft zeggen dat Pinault geen goeie job heeft (laten) verrichten in zijn twee nieuwe musea?
8. Zou er niet meer toekomst zitten in mecenaat dan in subsidie?
9. Wat doen andere mensen met de massa verzameld papier, folders, leaflets, boekjes en flyers eens ze thuis zijn?
10. Zouden er braaf rechten betaald worden, en aan wie of wat, voor alle muziek en soundscapes bij installaties?
11. Waarom liet Duitsland zijn paviljoen vertimmeren door Liam Gillick tot de keukenafdeling van IKEA met een sprekende kat als excuus?
12. Wanneer is een nationale bijdrage een succes te noemen?
13. Zouden we de samenwerking tussen het Noorse en het Deense paviljoen onder het concept ‘the collectors’ (Elmgreen & Dragset) niet wat luider toejuichen?
14. Zou een gezamenlijk project tussen België en Nederland denkbaar zijn?
15. Wat blijft er van de hele Biënnale overeind qua kunst als je de elektriciteitsschakelaar overhaalt?
16. Speelt logistiek een rol bij de explosieve groei van het aanbod videokunst?
17. Wat is de relevantie van de vaak gehoorde parallel tussen de Olympische Spelen en de Biënnale?
18. Wat maakt een curator een goede curator?
19. Waar komen al die curatoren plots vandaan?
20. Wie selecteert de inzendingen voor de landenpaviljoenen?
21. Zou de internationale groepstentoonstelling in het Italiaanse paviljoen niet ietsje beter kunnen?
22. Kan het potentieel om emoties op te roepen een norm zijn in de waardering van kunst?
23. Waarom werden we zo instant goedgemutst oog in oog met ‘Dancing Nazi’s’ van Piotr Uklanski in het Palazzo Grassi ?
24. Hoe zit het met de muziekrechten, soortement Sabamkost zeg maar, bij dit werk dat discotonen door heel het museum jaagt?
25. Wat deed Walter Van Beirendonck op dat toeristisch spaghettiterras op het Lido buiten zijn goddelijk lichaam van ‘fuel’ voorzien?
26. Waarom is het niveau van de werken in Arsenale beduidend hoger dan in de paviljoenen van de Giardini?
27. Wie betaalde de ruimte, het transport, de reclame op vaporetto’s en andere ijdele uitgaven voor de Fabrebijdrage (en waarom in godsnaam)?
28. Waarom denk ik hier zo vaak ‘ik moet beslist nog langs expositie van de Sophie Calle in BOZAR’?
29. Hoeveel van de mensen die hier rondlopen worden gegijzeld door hun partner en zouden liever aan het strand liggen?
30. Hoeveel naties kunnen er nog bijkomen zonder dat de verzadiging intreedt?
31. Kan het zijn dat persfotografen gemakkelijkheidhalve, voor de combinatie stad en kunst, het werk van Wim Delvoye voor het Guggenheim de wereld instuurden?
32. Hoe kan je in Macedonia bezig zijn met een project als ‘My Sunshine’ (Nikola Uzunovski) dat over het noorderlicht in Lapland gaat zonder bij escapisme te belanden?
33. Hoe kon de burgemeester van Venetië bij het betrappen van een wildplasser (in de Canal Grande) zo duidelijk zien dat het niet om een inboorling ging?
34. Hoe verhuizen mensen hier, verstoken van elk regulier transport?
35. Kreeg de man die zo verbolgen was dat bepaalde textielstukken uit de Fortuny collectie plaats moesten ruimen voor de uitstalling van Axel Vervoort alsnog zijn entreegeld terug?
36. Valt de prominente rol van de Belgen hier mij alleen op omdat ik zelf Belg ben, of zijn ze daadwerkelijk ‘opzichtig’?
37. Koop ik de kalender voor 2010 met knappe priesters op die ze aan elk stalletje hier slijten nu wel of niet?
38. Als ik nu de eerste persberichten over de Biënnale terug zou lezen, zouden ze de test met de realiteit doorstaan?
39. Wat schrijven mijn collega’s residenten straks bijeen over hun ervaringen en… hoe lossen zij het muggenprobleem op in het deBuren nest alhier?
40. Hoelang gaat de Biënnale als concept nog mee?
Tijdens de maanden juni en juli rapporteert deBuren vanuit Venetië over de Biënnale van 2009. Wij vroegen aan Bert Bultinck, Geert Buelens, Chris Van Camp, Joke van Leeuwen, Bart Dirks, Jan Haerynck, Evelyne Coussens en Pascal Gielen om een commentaarstuk te schrijven over deze editie van het Venetiaans kunstfeest.