Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

Vlaamse meesters in Venetië

De Biënnale is geen hoogvlieger. Toch is Venetië deze zomer een paradijs van de beeldende kunst, met dank aan vooral de Vlamingen in de randevenementen.
Door Jan Haerynck op 14 jul 2010
Tekst
Media

De Biënnale is geen hoogvlieger. Toch is Venetië deze zomer een paradijs van de beeldende kunst, met dank aan vooral de Vlamingen in de randevenementen. Jan Fabre, Wim Delvoye en Koen van den Broek zorgen voor verrassende presentaties. En misschien is Jef Geys in het Belgisch paviljoen de meest fascinerende kunstenaar die België ooit afvaardigde.

Na een dag struinen door de paviljoenen van de Giardini moet je terug naar af om je zintuigen opnieuw op te laden. In het Belgisch paviljoen word je naar de keel gegrepen door de zeer eigenzinnige, maar warme wereld van Jef Geys.


De Belgische kunstenaar en zijn team gingen op verkenning in vier steden: Villeurbanne, New York, Moskou en Brussel. Ze bakenden vier ‘kwadranten van een vierkante kilometer' af waarop ze twaalf eetbare en medicinale planten zochten. Daar vonden ze planten die Geys schilderde, tekende, waarover hij aantekeningen maakte. Hij schreef reacties bijeen in een educatief, systematisch geordend overzicht voor medisch gebruik aan te bevelen stedelijke begroeiing. Voor één euro kun je je het ‘Kempens Informatieblad' aanschaffen. Hierin vertelt hij uitgebreid over de meer dan vijftig projecten uit zijn oeuvre. De tentoonstelling van Jef Geys roept heftige reacties op. Is hij wel een beeldend kunstenaar? Of eerder een ietwat zeurende leraar natuurkunde? Is zijn tentoonstelling wel een tentoonstelling? Op het eerste zicht niet maar als je je in zijn wereld laat onderdompelen staat er jou een geweldige trip te wachten. Jef Geys creëert zoals zijn landgenoot Panamarenko een heel nieuw universum. Wie zich eenmaal laat betoveren, beleeft onvergetelijke momenten. Jef Geys wordt niet voor niks ‘de vrolijke saboteur van de Biënnale' genoemd in het internationaal vermaarde maar in Vlaanderen uitgegeven kunsttijdschrift ART.


‘Fare mondi', luidt het thema van de Biennale di Venezia, ‘Werelden creëren'. Artistiek directeur Daniel Birnbaum bereikt het beste resultaat met dat thema in de Arsenale (het immense gebouw van de Biënnale waar vroeger scheepstouwen werden gemaakt). Maar in plaats van hier de jonge bijen te laten gonzen, zocht hij vertrouwen bij de oudere kunstenaars. Denk aan de kapotte ruiten van Michelangelo Pistoletto. Indrukwekkend maar het geeft je het gevoel het allemaal eerder gezien te hebben. Toch is het weer een halve Vlaming die de Arsenale redt. De in Gent wonende Kameroen Pascale Martine Tayou zorgt voor een indrukwekkende installatie met hutten, stro, video's, schitterende en zeer angstaanjagende voodoo-poppen en diverse andere materialen. Deze overrompelende creatie doet je letterlijk en figuurlijk naar adem happen. ‘Human Being' is ronduit een meesterwerk. Alleen jammer dat Tayou al 42 jaar is. Het is toch de bedoeling dat de Arsenale een paviljoen is bestemd voor kunstenaars die zich pas internationaal affirmeren.


Aan het eind van de Arsenale ontdek je gelukkig een koffiebar en om het half uur vertrekt er een bootje naar de overkant waar enkele landen nog een onderdak hebben gevonden en waar vooral de solotentoonstelling van Jan Fabre het publiek fascineert. De expositie van de gerenommeerde Vlaming werd drie dagen voor de vernissage geopend omdat al te nerveuze kunstbezoekers op de houten poorten klopten. De expositie is begin dit jaar in het Kunsthaus van Bregenz getoond en die wordt hier heropgebouwd. Fabre maakte een tentoonstelling die is opgevat als een menselijk lichaam. Een ontdekkingsreis van hoofd tot voeten. Daarenboven pakt Fabre hier met vijf gloednieuwe installaties uit. In Bregenz kreeg hij een heel museum ter zijner beschikking; in Venetië moet hij het stellen met twee immense opslagruimtes.


Fabres tentoonstelling heet voluit "From the Cellar to the Attic. From the Feet to the Brain". Ze ontvouwt zich volgens de metafoor van het menselijk lichaam, met vijf installaties die respectievelijk de voeten, het geslacht, de buik, het hart en de hersenen evoceren. De bezoeker die klimt naar een kelder, komt terecht in een bizarre betonnen bunker. Door het plafond priemen een paar voeten. Een betonnen muur staat op een kier. De rekken tegen de muur liggen vol munitie en in glazen bokalen staan hersenen en organen op sterk water.


De installatie in de kelder is gebaseerd op een maquette of 'kijkdoos' van Fabre uit de jaren '80. Hij had toen in Antwerpen een groep jonge Chileense kunstenaars leren kennen die illegaal in ons land verbleven. Ze leefden opeengepakt in een kelder van de rosse buurt en kwamen aan de kost als kelner of keukenhulp. Die kelder van de Chilenen, en de sfeer van onwettigheid en dreigend gevaar die hen omgaf, wilde Fabre in de installatie in Venetië weer oproepen. Ook voor de tweede installatie, "Fontein van de wereld", greep hij terug naar een maquette uit zijn beginjaren. Op een bed van grafstenen ligt een pop waarin we de twintigjarige Fabre herkennen. Uit zijn jeans steekt een forse erectie en om de vijf, zes minuten spuit daar een sopje uit. Aan de muren van de gaanderijen hangen tekeningen van de jonge Fabre waarin geslachtsdelen en lichaamsvochten hallucinaties oproepen. Ook de tekeningen van 2009 zijn aangrijpend.


"Fontein van de wereld" past in een oeuvre waarin lichamelijkheid een centraal thema is. Het werk is confronterend en heeft iets exhibitionistisch, maar voor Fabre is het in de eerste plaats een symbool van vitaliteit en overgave aan het leven. Tegelijk verwijst het veld van grafstenen waarop de jonge figuur is uitgestrekt ondubbelzinnig naar de dood. Op de zerken staan namen van insecten. Voor de meeste niet-Nederlandstalige bezoekers creëert Fabre zo indirect nog een vervreemding.


De derde installatie vormt een eerste hoogtepunt in de tentoonstelling. Fabre toont hier een omgekeerde kopie van het veelbesproken keverplafond uit het koninklijk paleis in Brussel. Het glanzende mozaïek van juweelkevers met zijn steeds wisselende tinten van groen, blauw en goud ligt in Venetië schuin op de grond en er is een donkere figuur toegevoegd die in het origineel ontbreekt. Het is een wassen pop van een mishandelde en geslagen neger, liggend op zijn buik en overdekt met wonden en littekens. Het is een plaagstootje naar koning Leopold II die met veel bloedvergieten Congo inpalmde en er de rijkdom van de Congolese bodem als een ultieme buit ervaarde.


Het orgelpunt is te vinden in de laatste hall. Fabre trekt er alle registers open. Een slagveld. Op de grens van dat veld ligt er een reusachtig hoofd. Een lilliputter - opnieuw een beeld van Fabre zelf - is met een schop in de hersenen van de reus aan het graven. Het zonderlinge tweetal zit gevangen in een spinnenweb van loopgraven waarmee Fabre de permanente staat van oorlog in het menselijke brein wil oproepen. Het is een overweldigend beeld.

Fabre is op zijn best als hij theater en beeldende kunst met elkaar kan combineren. Dan ben je de bevoorrechte getuige van zijn ware talent Fabre.

De prijs voor het zwakste werk van heel Venetië gaat naar het paviljoen van de Verenigde Arabische Emiraten, want dit superrijke land vond er niks beter op dan de fel omstreden ex-Documenta-curator Cathérine David onder de arm te nemen. Resultaat: een gebanaliseerd toeristisch bureau. Het dieptepunt van de Biënnale.


De Biënnale barst uit zijn voegen en dat heeft een positief effect. Zo moeten landen die voor het eerst deelnemen hun onderkomen zoeken in de prachtige paleizen van de binnenstad. Maar de pracht en praal van de interieurs kunnen zo domineren dat de wat zwakkere werken hun act de présence verliezen. En toch kun je ontdekkingen doen. In een randtentoonstelling in de Calle Nuova di San Agnes word je geconfronteerd met het fascinerende werk van de Vlaming Koen Vanmechelen. Hij is al jaar en dag in de weer met kippen. Het is begonnen als een weirdo-verhaal van het kweken van kippen van allerlei soorten, nu verspreid over heel de wereld. Vanmechelens kunst is uitgegroeid tot een curiosium. Koen Vanmechelen is dit jaar actief op drie fronten. Hij creëerde op het eiland van de glasblazers Murano, een "alchemistische installatie" met onder meer glazen urnen met as van kippen. Hij promoveerde tevens tot curator van de grote en verrassend mooie tentoonstelling 'Glasstress.' Daar presenteert hijzelf zijn 'Unicorn', een totaalinstallatie die glas en een broedmachine voor kippen omvat.


Zijn meest in het oog springende realisatie bevindt zich aan de oever van het eiland Certosa. Het gaat om een reusachtige stalen kippenring met een doormeter van zes meter. Op de buitenkant van de ring staan onder meer inscripties die verwijzen naar zijn bekende Cosmopolitan Chicken Project, het kippenkweek- en kruisprogramma waarmee Vanmechelen inmiddels al jaren bezig is. De ring is een 'landmark', zichtbaar vanuit de voorbijvarende boottaxi's en die blijft er minstens voor de duur van de Biënnale. Toch moeten we toegeven dat bij onze terugtocht naar de luchthaven de ‘ring' iets van zijn aanvankelijke impact verloor. Vanmechelen moet nog scherper de grens trekken tussen kitsch en kunst.


Ook Wim Delvoye triomfeert in Venetië. Zijn gotische Torre, tien meter hoog en negen ton zwaar, is een fijnmazige constructie uit corten staal die op het terras van de Peggy Guggenheim Collection als een afgerond geheel kracht en raffinement uitstraalt. Dat werk staat pal aan het Canal Grande, de drukst bevaren verkeersader van Venetië. Door de creatie van deze Venetiaanse toren, is er nu belangstelling ontstaan bij het New Yorkse Guggenheim Museum. Men wil een gedraaide gotische toren ('twisted tower') plaatsen in het beroemde 'slakkenhuis' van architect Frank Lloyd Wright. En bij Delvoye ontbreken er nooit toekomstplannen. Binnen twee jaar integreert hij een groot project in het Louvre te Parijs en deze zomer plaatst hij een "surrealistische, gotische graafmachine van Caterpillar" in Sint-Petersburg. Toegegeven, vanop het water lijkt de Torre van Delvoye ronduit te klein maar als je het Peggy Guggenheimmuseum bezoekt -een schatkamer van twintigeeuwse meesterwerken - merk je dat de Torre een kanten meesterwerk is. Uren kan je naar de ragfijne constructie kijken. Delvoye zou Delvoye niet zijn mocht hij met zijn project ook niet op het mercantiele had gegokt. Op de hoekmuren van het museum staan twee kleine Torres. Gebakken spek voor de collectioneurs. Ook uit de catalogus weet hij munt te slaan. Hij ontwierp een kleurboek en de suppoost verzoekt vriendelijk of je ook een set ‘speciale Delvoye-potloden' erbij wil aanschaffen.


Maar het belangrijkste nieuws uit Venetië is het feit dat de Franse zakenman en multimiljonair François Pinault -een van de topverzamelaars van hedendaagse kunst- twee gigantische, gloednieuwe musea uitbouwde. Hij sloot een verbond met de stad Venetië en gunde zichzelf zijn museum aan de stroom. Het ligt op een unieke toplocatie: een voormalig douanegebouw pal tegenover San Marco. Het Punta della Dogana wordt ongetwijfeld hét museum van moderne kunst in Italië.


Pinault (73) is een boegbeeld van de Franse economie. Hij maakte fortuin als eigenaar van een indrukwekkend imperium met onder meer Gucci en Yves Saint Laurent. Maar de PPR-groep die hij intussen aan zijn erfgenamen doorgaf, heeft ook Fnac, Printemps en het veilinghuis Christie's in de portefeuille.


Als kunstverzamelaar geldt Pinault als een onbetwiste smaakmaker. Hij voert al jarenlang de powerlist aan van de machtigste kunstbonzen. Hij heeft geld, maar hij besteedt dat ook met smaak. In zijn verzameling vind je reeds werk van de Belgen Michaël Borremans en Luc Tuymans . Enkele van hun grote werken zijn prominent vertegenwoordigd in de openingsexpositie "Mapping the studio", die op twee plekken in Venetië te zien is.


Het Venetiaanse stadsbestuur heeft intussen begrepen dat er nieuwe projecten nodig zijn. Anders wordt de stad een te stutten openluchtmuseum. Voorlopig is van vernieuwing nog weinig te merken maar de renovatie van Punta della Dogana door Tadao Ando geldt als een geslaagd voorbeeld. Er is airco, het museum is het hele jaar open en als absoluut topwerk heb je het gruwelkabinet "Fucking Hell" van Jake & Dinos Chapman dat liefst negen immense vitrines in beslag neemt.


Wie na dagen zwerven door Venetië geen indigestie heeft van hedendaagse kunst kan best een bezoek brengen aan de tentoonstelling "In Finitum" in de Palazzio Fortuny gelegen in de binnenstad. Hier wordt een klein deel van de immense verzameling van de Belg Axel Vervoordt getoond. Het is een zeer geslaagde integratie van beeldende kunst in die plek. Jong en klassiek Belgisch talent zijn er evenwichtig gepresenteerd. Rik Wouters tegenover een subliem, schijnbaar onafgewerkt schilderij van Michaël Borremans. Het mooiste werk dat we van deze internationaal geprezen schilder hebben gezien. Alleen al daarvoor is het de moeite om "In Finitum" te bezoeken. Maar er valt ook jong Vlaams talent van formaat te ontdekken. Peter Buggenhout imponeert met een fascinerende sculptuur. Maar een magnifiek schilderij van de te weinig bekende Koen Van den Broek blijft nog dagenlang op het netvlies natrillen. Kortom, Venetië is deze zomer het epicentrum van de moderne kunst. Met dank aan de Vlamingen.

 

 

Op 19 oktober 2008 discussiëerde Pascal Gielen bij deBuren o.a met Boris Groys, Michael Hardt, Chantal Mouffe en anderen over de Kunstbiënnale als Globaal Fenomeen, strategieën in neopolitieke tijden. Tijdens de maanden juni en juli zullen deBuren vanuit Venetië rapporteren over de Biënnale van 2009. Wij vroegen aan Bert Bultinck, Geert Buelens, Chris Van Camp, Joke van Leeuwen, Bart Dirks, Jan Haerynck, Evelyne Coussens en Pascal Gielen om een commentaarstuk te schrijven over deze editie van het Venetiaans kunstfeest.

Vertel het verder: