Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Hieronder kan je Klare lijn van Lauralouise Hendrix beluisteren of lezen. Het verhaal werd ingesproken door Elsa May Averill.
On a marché sur la lune
Mijn lijf schreeuwt maar hij praat zacht. Ik zie hoe zijn lange benen buigen als hij knielt om zijn portfolio te pakken. Ik kijk naar de miniatuurraketten die in een stellingkast achter hem onder het hoge schuine glazen dak van zijn studio staan. Terwijl hij uitlegt hoe moeilijk het is een ontploffing te veroorzaken in een vacuüm zie ik de spiertjes op zijn onderkaak opbollen; hij klemt zijn kiezen steeds kort op elkaar als hij mij zijn werk laat zien. Iets over sterren nu en waar ze staan, iets over een toekomstige zonsverduistering, ik lik mijn lippen. Die zon schijnt met harde stralen op de eiken vloer en op ons. Ik vang er meer dan hij. Op tafel staat een zwarte globe. Hij glijdt met zijn vinger langs de constellaties. De globe laat een sterrenhemel zien wiens oneindigheid is geïmplodeerd tot slechts een middelpunt. Ik wil de binnenkant van zijn polsen likken. Ik wil zijn hand aanraken terwijl deze over de grote beer scheert. Mijn lippen zwellen en tintelen zoals wanneer ik als kind een drinkfles met opzet te lang aan mijn mond had vastgezogen. Ziet hij bij mij nu die purperen pruillippen? Ik zeg niets.
Hij heeft het over plekken waar mensen nooit meer komen maar waar ooit iemand was. Waar zaken zoals verroeste radiotelescopen of een verlaten onderzoeksstation verraden dat het plekken waren waar men méér wilde weten. Over sporen van elders die hier na lichtjaren doelloos golven gevangen werden. Hij legt die plekken vast door het licht te vangen dat ze nog terugkaatsen, hij maakt ze handzaam, tastbaar en eeuwig. Ik kijk naar de zwarte globe en stel me voor dat de lijnen die zijn vinger maakte nog steeds aanwezig zijn, een beetje warmer dan de rest van de hemel. Ik wil wijzen naar zijn raket die ik herken. Ik wil zeggen dat die van Raket naar de maan is, terwijl mijn lippen nu lijken uit te barsten tot aan de zijne. Hij zegt dat hij eigenlijk nog veel werk te doen heeft. Ik loop naar mijn jas, hij volgt en pakt mijn pols.
‘Groen.’
Hij kijkt naar de punten van mijn schoenen, die zijn grasgroen, hij zegt dat dat een signaalkleur is, dat het sein op groen staat.
Hij omklemt mijn pols nu stevig met zijn hand die lang en dun en groot is, als de mijne. Met het wijsvingertopje van zijn andere hand verbindt hij mijn knokkels, tekent maagd en volgt mijn hartslag naar de binnenkant van mijn elleboog. Hij reist zijn vingertop langs de krater van mijn oksel naar mijn sleutelbeen. De rest van zijn hand sluit aan en wiegt mijn kaaklijn terwijl zijn mond rakelings langs de mijne scheert om te landen achter mijn oor. Daar ademen zijn woorden en ontregelen ze mijn evenwichtsorgaan. Over mijn schouder, mijn hals snuivend zoenend, kan hij denk ik het begin van mijn billen zien. Ik hoor hem zichzelf zeggen dat mijn spijkerbroek de perfecte kaart zal zijn van mijn kont, kut en benen. Dat hij hem wil uittrekken en netjes langs de naden aan stukken zou knippen; zoals een sinaasappelschil eenmaal gepeld en platgelegd een tweedimensionale representatie is van de vorm van zijn binnenste. Hij prevelt dat Rusland op een wereldkaart volgens zo’n homolosine Goode-projectie veel kleiner is dan je denkt, dat het maar een klein plekje is bovenop de sinaasappel, vlakbij de navel, dat je er met het eerste stukje schil al vanaf peutert.
Nu word ik ongeduldig.
Ik grijp de haren op zijn hoofd, dwing zijn hand richting mijn gulp. Hij begint mij te ontknopen. Alles wat zich verzamelde in mijn lippen dient eindelijk als stootkussen voor die mond van al zijn verhalen. Ik kus en kus hem zonder zijn haar los te laten. Ik trek zijn hoofd terug als hij naar adem wil happen, of misschien wil hij nóg iets zeggen, trek zijn mond terug naar de mijne. Ik wil zo graag mijn broek uit dat ik bang ben dat ik, eenmaal verlost, uit mijn uitgehongerde huid barst en hem met één hap opeet. Een vers vervelde spin die, zo hongerig en gedreven door groeikracht, zich tegoed doet aan haar mannetje nog voor de paring. Zo veel druk nu op al mijn lippen. Hij heeft ook honger en wil alles proeven. Ik bijt in mijn eigen hand en begin mezelf maar uit mijn broek te wurmen, ik lijk wel acht handen te hebben die alles wat er nog vastzit bij ons losmaken.
‘Rood.’
Nu aarzelt hij. Hij stopt. Mijn slipje van eenvoudig katoen met een schulprandje is klaproosrood. Ik laat langzaam zijn haar los, dat wel omhoog blijft staan.
Inspiratie: Kuifje - Mannen op de maan
Lauralouise Hendrix is onderwijzeres en ze naait, kookt en schrijft. Eerder werkte zij onder meer voor VPRO Boeken, Why I Love This Book, Paradox, Foam magazine en De Optimist. Haar masterscriptie voor Film and photographic studies beschrijft hoe we kunnen kijken naar het kijken naar dieren en is tegelijkertijd een ode aan haar literaire helden Midas Dekkers en Rudy Kousbroek.
Organisatie: deBuren, Stichting Nieuwe Helden, De Nieuwe Liefde, Hard//hoofd en The Writer's Guide (to the Galaxy). Het Rode Oor is onderdeel van het project Yes, please!, een initiatief van Stichting Nieuwe Helden.