Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

‘Je kunt echt goed, spannend werk maken én dutjes doen’

Als tweede spreker van de schrijfresidentie van 2022 verwelkomt de groep Astrid Haerens. Acht jaar geleden was zij zelf deelnemer, vandaag komt ze vertellen over haar ervaringen in het literaire veld. En aan dat veld is nog heel wat werk.
Door Aline Lapeire op 27 jul 2022
Tekst
Literatuur & taal
Schrijfresidentie Parijs
© Marianne Hommersom

‘Vorige week had ik corona en tussen allerlei ijldromen door heb ik nagedacht over jullie.’ De vraag om te komen spreken in Parijs, noopte dichter en schrijver Astrid Haerens tot een koortsachtige reflectie op het culturele systeem waarbinnen ze werkt. Het gesprek in Parijs wordt een intense uitwisseling met de residenten, van wie velen ook al kennis maakten met de minder fraaie kanten van het bestaan als schrijver. De conclusie: schrijven is ook strijden, toch als je wil dat er iets verandert. ‘Leer het systeem kennen en verenig jullie!’ 

De strijd om zaaitijd 

 

In opleidingen zag Haerens hoe een bepaald type docent enorm veel stress creëert bij jonge makers. Docenten die zich heel hard en ontoegankelijk opstellen, creëren vreemd genoeg een artistieke geloofwaardigheid, maar vooral heel veel stress en faalangst in hun omgeving. Dit beeld herkennen de residenten, ook uit de academische wereld overigens. Er leeft nog steeds een idee dat je pas echt bijzonder werk kunt maken als je jezelf tot fysieke en mentale uitputting drijft. ‘Dat is bullshit,’ zegt Haerens, ‘je kunt echt goed, spannend werk maken én dutjes doen. En je productietempo mag gerust traag zijn!’ 
 
‘Ik herken me in de termen die veel auteurs gebruiken: “zaaitijd” en “oogsttijd”.’ Voor Haerens’ werk, dat zij heel intuïtief creëert, is het belangrijk om een ander soort tijdsbeleving toe te laten. Zij zoekt de eenzaamheid op, onttrekt zich aan afleidingen zoals sociale media of vrienden, leest urenlang zonder concreet doel en probeert in de vervelingsmodus van een kind te komen. In die mindset kan zij haar werk laten zweven en ermee spelen. Residenties helpen om dit op te zoeken – ‘ik ben er vaak ongelukkig, maar schrijf dan wel mijn beste dingen’ –, net als met haar handen bezig zijn: ‘in mijn moestuin kan ik uren bezig zijn en dat beschouw ik ook als schrijven.’  
 
Tegelijk kijkt zij als maker ook naar buiten en heeft ze momenten weg van de eenzaamheid nodig. ‘Ik heb een experimenteerdrift, word getriggerd door andere vormen en vind het heel fijn om samen te werken. Daar kun je van leren voor je eigen praktijk en je kunt ideeën aftoetsen.’ Haerens laat haar leven vaak leiden door de thema’s waar ze mee bezig is. Als zij bijvoorbeeld meer wil leren over niet-westerse literatuur, kiest ze dat als onderwerp voor de lessen die ze geeft. 
 
Wanneer Haerens begint te schrijven aan een werk, benadert ze het als een huis met verschillende kamers die samenhangen qua inhoud of stijl. Hoe je ervoor kunt zorgen dat je geen onnodige kamers bouwt, vraagt een resident zich af. ‘Ik heb ooit een volledig manuscript in de vuilbak gesmeten!’ vertelt ze. Als het niet lukt om iets te maken waar je tevreden over bent, dan moet je opnieuw beginnen. Enkele residenten vertellen dat ze kampen met het imposter syndrome. Haerens haalt veel bevestiging uit een theorie van Doireann Ní Ghríofa: je kunt schrijven ook bekijken als een huishoudelijke taak, zoals de afwas doen. Je weet dat je dat kan en moet daarop vertrouwen. 
 

© Marianne Hommersom
© Marianne Hommersom

De strijd om een eerlijke vergoeding 
 

Hoe een maker werkt, is iets waar opdrachtgevers vaak geen idee van hebben. Er wordt enorm veel focus en flexibiliteit gevraagd van schrijvers, die erg afhankelijk zijn van deze opdrachtgevers. Het is een kwetsbare positie en dus pleit Haerens voor onderlinge uitwisseling en collectieve actie. ‘We hebben geen koffiekamer, maar moeten ze toch creëren.’ 
 
Zo worden veel opdrachten te laag gehonoreerd. Haerens haalt een waslijst van voorbeelden aan, waarbij ze een belachelijke vergoeding aangeboden kreeg voor een enorme opdracht. De residenten haken aan met hun eigen ervaringen op dit gebied. ‘Het wordt niet beter als je ouder wordt,’ drukt Haerens hen op het hart, ‘je moet hiertegen ingaan!’ Dat is niet gemakkelijk, soms krijgt ze geen reactie meer als ze het over geld heeft, soms wordt er gelogen. ‘Ooit zei een organisator dat ik de enige was die naar een vergoeding had gevraagd, toen ik rondvroeg bij de andere genodigden bleek dat iedereen dit vermeld had!’ Maar het gebeurt ook dat ze net serieuzer genomen wordt als ze vragen over geld durft uit te spreken.  
 
Door tarieven uit te wisselen met andere makers en research te doen naar de financiering van organisaties, leerde Haerens minimumbedragen voor haar werk te stellen. Ze raadt de groep aan om transparant te zijn over geld, ook je werktijd voor vergaderingen en voorbereiding in kaart te brengen, je aan te sluiten bij een auteursvereniging en vooral nóóit gratis te werken. Dan houd je het systeem in stand en verpest je het voor andere makers. Deze oproep resoneert bij de residenten. Zij willen, alvast in deze groep, afspraken rond geld maken en verhalen delen. 

De strijd om grenzen 
 

De kwetsbare positie van kunstenaars zit niet alleen in het financiële. Haerens zag en ondervond in het literaire landschap erg veel grensoverschrijdend gedrag. Dat onderwerp maakt veel los in de groep, samen maken ze de analyse. Doordat er in de culturele sector een valse horizontale hiërarchie is geïnstalleerd, zijn er veel grijze zones en is het moeilijker wantoestanden aan de kaak te stellen. Het begint al met vreemde machtsverhoudingen in de opleidingen – ‘wie maniakaal is noemt zichzelf excentriek’ – en daarna gebeurt het dat opdrachtgevers makers thuis uitnodigen of benaderen via de sociale media. ‘Dat is gewoonweg niet professioneel,’ stelt Haerens, ‘maar je durft er niets over te zeggen omdat zo iemand macht heeft en je die niet wil affronteren.’ 
 
Ook als het aankomt op grensoverschrijdend gedrag lijkt vereniging de enige verdediging. Residenten verwijzen naar Engagement Arts, dat Jan Fabre aankloeg, en eigen ervaringen, waarbij het belangrijk bleek om ook bondgenoten met macht te betrekken bij je zaak. ‘Er zitten aan de top ook ingedommelde revolutionairen!’ Verandering gaat traag, soms moet je compromissen sluiten en het vergt allemaal veel tijd en energie, maar niets doen lijkt geen optie. De lucht in de ruimte voelt na dit gesprek een stuk zwaarder.

© Marianne Hommersom

De strijd om jezelf te kunnen zijn 
 

Als je als schrijver naar buiten treedt met je werk, doe je dat niet in een vacuüm. Je werkt samen met een uitgeverij en wordt beschouwd door media, literaire organisatoren, lezers… Het is soms een uitdaging om controle te houden over hoe je wordt voorgesteld. ‘Een boek schrijven kan neerkomen op twee jaar gratis werk,’ vertelt Astrid, ‘dan kun je maar beter zorgen dat het op jouw voorwaarden verschijnt.’ Haerens drong bij haar nieuwe uitgeverij aan op inspraak in het omslagontwerp en de communicatie over het boek. Ook inhoudelijk moet er vertrouwen zijn: ‘Selecteer je uitgeverij op redacteur. Je moet iemand vinden die eerlijk durft te zijn en om kan met de emotionaliteit die die het schrijven met zich meebrengt.’  
 
Eigenlijk is Haerens niet zo geïnteresseerd in gelezen worden. ‘Dat is niet het leukste aan schrijven.’ Maar ze merkt dat journalisten en organisatoren je na de verschijning van je boek wel in een hokje proberen te steken. Er is een soort fascinatie bij het publiek met wat al dan niet echt gebeurd is. ‘Terwijl ik niet geloof in de term “autofictie”: ieder boek gaat op een bepaalde manier over jezelf, maar je kunt nooit één identiteit op tafel leggen en zeggen dat dat dan de waarheid is.’ Haerens raadt aan om op voorhand bepalen hoeveel van je leven je wil vertellen aan het publiek en om ervoor te kiezen om een uitnodiging af te slaan als die slaat op een thema waar je niet (meer) mee geassocieerd wil worden. ‘Maar over de framing van recensenten heb je uiteindelijk niet veel controle.’ 
 
Enkele residenten erkennen dat ze zich soms al in hokjes gestoken voelen en merken op dat het lijkt alsof dit nog makkelijker gebeurt als je vrouw, van kleur of queer bent. Dit erkent Haerens: ‘als je je geïnstrumentaliseerd voelt en vanwege je identiteit gevraagd wordt door een organisatie die eigenlijk seksistisch of racistisch is, stap dan zeker op!’ 

De strijd om energie 
 

Dat schrijven ook strijden is, wisten de residenten al, maar het is best confronterend om er twee uur over na te denken. Vermoeiend ook. Dat erkent Haerens: ‘soms wordt van me verwacht dat ik een soort klokkenluider word, maar ik heb daar geen tijd en energie voor.’ Momenteel richt ze een feministisch collectief met niet-mannelijke kunstenaars in Brussel op, maar dat is onbetaald en energievretend werk. Ze vindt het belangrijk om te strijden tegen het verrotte systeem, maar ook je mentale gezondheid is belangrijk.  
 
Als ze de nieuwe generatie ziet opkomen, is ze hoopvol. Ze merkt dat er een groter bewustzijn is over mentaal welzijn en grensoverschrijdend gedrag. ‘Het is belangrijk om ambetant te blijven doen’, gelooft Haerens. Ze ziet dat er verandering komt, in de vorm van integriteitscodes bijvoorbeeld, maar het gaat traag. Daarom zijn verbindende programma’s zoals deze residentie heel belangrijk, meent ze. ‘Ikzelf kon door mijn residentie in 2014 veel in de stad ontdekken en nadien teksten in tijdschriften publiceren, maar het allerbelangrijkste is het netwerk dat hier gesmeed wordt.’ 


Luistertip: 

  • Weemoed, een podcast waarin Astrid in gesprek gaat over weemoed met Joke Hermsen en Radna Fabias

 

Leestips:

© Stine Sampers

Astrid Haerens

Astrid Haerens schrijft proza en poëzie. Ze groeide op in West-Vlaanderen, studeerde Woordkunst aan het conservatorium van Antwerpen en woont in Brussel. In 2014 ging Astrid mee als schrijfresident naar Parijs. Ze debuteerde in 2017 met de roman Stadspanters (Polis). Haar poëziedebuut Oerhert verscheen begin 2022 bij Atlas Contact. Haar werk verscheen onder meer in De Gids, Revisor, Het Liegend Konijn, Poëziekrant en DW B. Ze schreef columns, gaat allerhande opdrachten en samenwerkingen aan, staat op het podium en realiseert locatiegebonden projecten (zoals Iedereen Dichter) Daarnaast werkt ze als schrijfdocent in Brussel.

Organisaties die schrijvers helpen

 

Tijdens het gesprek tussen Astrid Haerens en de schrijfresidenten van 2022 ging het over de kwetsbare positie van de schrijver en de noodzaak te verenigen. We voegen enkele verwijzingen toe naar organisaties die kunnen helpen. 

 

  • De VAV (Vlaamse Auteursvereniging) is de belangenvereniging van Vlaamse auteurs, in Nederland heb je de Auteursbond.  
  • Vragen over grensoverschrijdend gedrag in de culturele sector kun je in Vlaanderen stellen via De Genderkamer, waar twee psychologen. Bekijk hier de opname van een webinar over de werking van de Genderkamer, een organisatie van Literatuur Vlaanderen en het OLO (Overleg Literaire Organisatoren). Als je maken kreeg met discriminatie of haatboodschappen, dan kun je terecht bij Unia
  • Mores is het meldpunt voor ongewenste omgangsvormen in de Nederlandse culturele en creatieve sector. Ook het platform Not a playground biedt kunstenaars de kans om te verenigen en wantoestanden aan de kaak te stellen. 
  • In 2021 en 2022 waren deBuren en het OLO partner van het onderzoekstraject ‘Ongelijk maar eerlijk’ waarin Kila van der Starre onderzoek deed naar de honorering van auteurs in Vlaanderen. Lees deel 1 en deel 2. 
  •  Het platform #laatjenietnaaien streeft naar eerlijke verloning in de Nederlandse literaire sector. 
  • Ben je op zoek naar subsidiëring voor je schrijfwerk? In Nederland kun je dan terecht bij het Nederlands Letterenfonds en in Vlaanderen bij Literatuur Vlaanderen.
Vertel het verder: