Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
‘Mijn werk werpt geen vrolijke blik op de geschiedenis, maar toch wordt in al m’n boeken ook genóten. Zo wordt er altijd wel ergens goed gegeten.’ Dat Gustaaf Peek een Bourgondiër is, weet deBuren-directeur Willem Bongers-Dek. Hij reisde een dag eerder met twee familiale koksmaats naar Parijs af om voor Peek en de residenten een heerlijke Indonesische rijsttafel te bereiden. Er werd geslurpt en geschranst, geproefd en genoten van een sappige visie op het schrijverschap.
‘Tijdens het schrijven van A.D. ben ik verschrikkelijk gelukkig geweest’, vertelt Peek aan het eind van een voorgedragen tekst, die hij voor de residenten schreef. Dat plezier spat er ook af wanneer hij over zijn vak vertelt. Peek is een auteur die zoekt en verzamelt, zwierige Duitse en korte Engelse zinnen uitprobeert, schema’s aanlegt, z’n eigen woorden hardop declameert. Het begon allemaal na zijn afstuderen, in 1999, toen hij besliste zichzelf zes jaar te geven om te leren schrijven en een stem te vinden. ‘Opzichtig koos ik ervoor om iets anders te doen, iets onbekends, ongevraagds, onbeloonds, iets ongrijpbaars wat ik zelfs nog niet helemaal goed aan mezelf kon uitleggen.’
Een belangrijke rol in dat leerproces was weggelegd voor de Nederlandstalige poëzie. ‘Poëzie, ik lees haar nog altijd het liefst, schrijf haar het liefst, zonder haar zat ik hier niet.’ Teksten van Lucebert of Paul Snoek hielpen hem om vertrouwder te raken met het Nederlands, de vadertaal waarvan hij tijdens zijn studie vervreemd was geraakt. En ze hielpen hem zijn vooroordeel over binnenlandse literatuur te overwinnen. De residenten herinneren zich dat ze Peek álles mochten vragen en zijn benieuwd naar welke literatuur hij echt niet trekt. Peek noemt een Nederlandse klassieker ‘een keurig kinderboek’ en voegt toe dat er ook echt te veel kletspraat verschijnt. Hij heeft het gevoel dat er in ons taalgebied nog erg veel ruimte is voor sterke literatuur: ‘Uit het Nederlands wringen wat erin zit: dat maakt het voor mij spannend. Het is een moeilijke taal om lekker te doen klinken; als het lukt, dan win je.’
Dat zoete pennenvruchten gepaard gaan met bloed, zweet en tranen, is duidelijk wanneer Peek zijn schrijfroutine uit de doeken doet. Voor een boek als A.D. doet hij tweeënhalf jaar onderzoek. Hij gaat lezen, komt er gaandeweg achter dat hij aantekeningen had moeten maken, herleest en internaliseert. De boeken in zijn huis stapelen zich op tot het moment dat hij beseft: dit is uitstelgedrag. Dan maakt hij een schema, een ‘verlaat de gevangenis zonder te betalen’-kaart voor als het mis gaat, en gaat hij aan het schrijven. ‘Als een buffel, morning, noon and night, en tussendoor doe ik het huishouden en haal ik m’n dochter van school.’
Deze routine prikkelt de residenten. Iemand vraagt of Peek soms, net als hij, aan vier of vijf verschillende teksten tegelijk werkt? ‘Werk jij aan vijf dingen tegelijk om ze af te werken of om dat uit te stellen?’ werpt die terug. ‘Soms moet je door je bullshit snijden en er gewoon aan gaan zitten.’ Of al die voorbereiding niet te veel richting een historische reproductie voert, vraagt een andere resident zich af. Peek zegt dat hij schrijft wat hij voelt, niet wat hij weet. Frustrerend genoeg haalt maar weinig van die opgebouwde kennis het boek, maar dat hij nu bijvoorbeeld 16de-eeuws Nederlands beheerst geeft wel het zelfvertrouwen om A.D. te kunnen schrijven. ‘Wat ik bij me draag wanneer ik op reis ga verlies ik gaandeweg, nader ik het einde dan bezie ik met verwondering m’n nieuwe bezittingen.’
‘Ik ben opgevoed om het Indonesische deel in mij te minachten, te haten, de witte wereld zou me nooit een volwaardige plek toekennen.’ Peek kan niet om het onderwerp heen omdat hij door zijn afkomst altijd vervuld zal zijn van een wantrouwen en een drang zichzelf en zijn werk te rechtvaardigen. Hij weet niet wie hij anders had kunnen zijn. ‘Schrijf ik omdat ik op papier in letters eindelijk de juiste kleur zou krijgen?’ Het wordt stil in de zaal als hij een stuk citeert dat hij schreef na de moord op George Floyd: ‘Racisme is geen artistiek proces. […] Tegenslag, weerstand, onderdrukking, ongeluk, trauma: het is een mythe dat deze creativiteit opwekken.’
Tegelijk erkent Peek zijn privilege. Hij had nooit jaren in zijn ontwikkeling als schrijver kunnen steken zonder een legaat van zijn grootmoeder. Dat zorgde ervoor dat hij jarenlang geld had voor huur, eten en boeken. ‘Iets of iemand moet je vrijmaken en vrijhouden, het is buitengewoon smerig dat geld die rol kan en meestal moet vervullen.’ Dat dit scheef zit, voelt hij des te meer omdat zijn familie aan moederskant altijd arm is geweest. Veel residenten delen deze afkeer van commercie. Ze zien het als een catch 22: je moet jezelf verkopen voor je kansen krijgt, terwijl dat niets met je ambacht te maken heeft.
Het brengt ons naadloos naar een verhit vervolg van deze maaltijd. Peek is een overtuigd revolutionair en schreef het pamflet Verzet. Pleidooi voor het communisme. ‘Wie zich als kunstenaar nu niet engageert schaart zich aan de kant van de daders. Dan ben je handlanger van het status quo.’ Veel residenten zijn actief bij politieke partijen en collectieven. Er ontspint zich een uitwisseling over hoe maatschappelijke verandering tot stand moet komen. Iemand betreurt het dat iedereen op z’n eigen zeepkist lijkt te staan toeteren, dat er geen nieuwe golf lijkt op de komen.
Peek is strijdlustig en vindt aanmoediging in de geschiedenis. ‘In je eentje start je niets. Ik geloof in twee dingen: lid worden van iets en contributie betalen. Zo houd je de mensen die voor je idealen werken vrij.’ Hij erkent dat het onlogisch is dat de smalste schouders de revolutie moeten dragen, maar het is toch nodig. ‘Ga ik de revolutie meemaken? I’d love it. Ik wil in elk geval niet dat het aan mij ligt dat die er niet is.’ In ieder geval is hij blij dat je geëngageerde schrijvers tegenwoordig niet meer met een kaars moet gaan zoeken. ‘We hebben mensen nodig die vérder kijken, die het ondenkbare durven te bedenken.’
Enkele residenten vragen zich af waarom veel van Peeks romans dan zo van hoop zijn verstoken, of hij niet ook in die vorm een hoopvol verhaal zou kunnen vertellen? Peek erkent dat zijn boeken hem ongelijk geven: ‘de werkelijkheid haat me!’ Hij schept verschrikkelijke werelden, maar gaat wel op zoek naar hoe mensen die ondergingen. ‘De wereld is de wereld, maar wij hebben allemaal een bewustzijn, wensen en verlangens; dat voelt als mijn domein.’ Al droomt hij er soms ook van om als Tarantino in Inglourious Basterds de geschiedenis te veranderen en Hitler af te knallen, natuurlijk.
Peek ondervond dat hij na de publicatie van zijn pamflet voor communisme minder werd uitgenodigd, dat hij te boek kwam te staan als radicaal. Hij kreeg veel interessante reacties, maar ook buitengewoon nare. Een ander soort reactie waarop hij niet zit te wachten is die van de recensent; hij vindt de literatuurbespreking doorgaans een journalistiek in de plaats van een literair fenomeen. ‘Raakt een recensie je soms?’ wil een resident weten. ‘Ze raakten me allemáál, de goede en de slechte! Als jij duizenden uren aan een boek bezig bent en een ander beoordeelt het tussen het andere werk door, dan word je daar verdrietig van.’ Peek zit niet op de sociale media en leest geen recensies van zijn boeken, tenzij vrienden ze goedbedoeld doorsturen. (Nooit doen, dus!)
Welke lezer wil je dan wel als schrijver, vragen de residenten zich af. Peeks ideale lezer is een amalgaam van bepaalde goede vrienden. En hij benadrukt het belang van een goede redacteur, zoals de zijne, Josje Kraamer. ‘Een goede lezer slaat en zalft, zegt: “Ik zie wat je wil doen, maar je bent er nog niet helemaal.”’ De residenten willen meer weten over zo’n samenwerking. Peek vertelt haar wat hij wil gaan doen en levert dan later, soms vier jaar later, een versie in waarover hij gaat onderhandelen. ‘Ik heb tegen dan al mijn keuzes al honderd keer overdacht, dus ik denk: jij gaat me niet verrassen. Als ze dat wel doet, dan heeft ze bijna altijd gelijk.’
Ook bij het maken van films is vertrouwen cruciaal. In de groep zijn enkele residenten bezig met scenario en Peek vertelt hoe hij in de filmwereld rolde, wat uiteindelijk resulteerde in het scenario van Gluckauf, dat hem een Gouden Kalf opleverde. Hij maakte tot nog toe twee films en gaat daarbij uitermate selectief te werk. 'Je wil niet dat iemand je werk verpest.' Als de samenwerking goed loopt beleeft scenarioschrijven z’n hoogtepunt. Hij houdt van dialogen schrijven, de verantwoordelijkheid delen en zijn woorden in een andere vorm horen – en het duurt geen vier jaar.
Peek is tijdens de ontmoeting uitbundig, soms gepassioneerd, hij laat het woord ‘drrroomen’ over zijn tong rollen. Toch vraagt zijn ‘verzengende schrijfverlangen’ een tol. Al vroeg ontdekte hij dat wie zegde zijn makerschap te ondersteunen, het niet per se begreep. Hij worstelde ook met familie, racisme, literaire obsessie, voelt zich veiliger in z’n werk dan daarbuiten.
Maar schrijven kan redden. ‘Ik ben de literatuur echt in gesprongen en ik heb niet meer omgekeken. Literatuur heeft veel betekenisvol werk verricht bij me. Het is troost, het is gelukt om daardoor in leven te blijven.’ Na Peeks verhaal is duidelijk dat hij niet schrijft voor geld of voor roem, waarom is publiceren dan belangrijk, willen de residenten weten. Peek: ‘Je schiet met hagel om vertrouwelingen te bereiken. Ik heb dat gevoel soms zelf als ik een boek lees: dit heeft toegang tot mijn wezen. Een lezer als ikzelf wil ik niet teleurstellen.’
Gustaaf Peek is een omnivoor als het op film en literatuur aankomt. Enkele van zijn tips:
....En tot slot een luistertip van deBuren: voor citybooks ging Gustaaf Peek naar Semarang en dat resulteerde in een autobiografisch verhaal in brieven naar aanleiding van zijn verblijf in het land waar een belangrijk deel van zijn familiegeschiedenis zich afspeelt. Beluister 9 Brieven aan Maria M.
Gustaaf Peek is schrijver, redacteur en scenarist. Hij studeerde Engelse Taal en Letterkunde en begon zijn schrijversleven met poëzie en korte verhalen. In 2006 debuteerde hij met de roman Armin, daarna volgden Dover, Ik was Amerika, Godin, held en in 2021 zijn vijfde roman A.D., die wordt geprezen om zijn taalvirtuositeit. In 2017 publiceerde hij het pamflet Verzet. Pleidooi voor communisme. Voor het scenario van de film Gluckauf won hij onder meer een Gouden Kalf.