Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
In zijn boek vertelt Paul hoe hij voor onderzoek van zijn professor Remi in gesprek gaat met een hele reeks bijzondere figuren. Zieners, excorcisten, priesters, dokters, waarzegsters en genezers; Remi noemt ze ‘de minzamen’. Hiervoor blijft Paul niet in Leuven, maar trekt hij zelfs naar Rome en Congo om het antropologisch onderzoek naar de minzaamheid uit te voeren. Het is boeiend om te zien hoe de minzamen omgaan met datgene wat we niet kunnen benoemen of begrijpen. Zoals de dood, het lot en het kwaad. Auteur Koen putte voor dit boek uit zijn eigen ervaringen en leven, hij vertelt dan ook dat het verhaal bijna helemaal waargebeurd is.
Tijdens de leesclubavond duikt de vraag al snel op: “Maar wie zijn dat nu juist? Die minzamen?” Volgens Koen zijn het in essentie mensen die anderen willen helpen, omdat ze in een verleden zelf niet gesteund werden. Door anderen te helpen, verwerken ze hun eigen trauma’s: “zo helpt de genezer de zieke, maar ook omgekeerd. ” De minzamen hebben elk een leegte of een moeilijkheid gehad in het leven, aldus de auteur.
Wat ze allemaal gemeen hebben is een zekere openheid en zorgzaamheid. “Ze kunnen luisteren als geen ander. Wat je thuis niet durft te vertellen, kan je wel delen met een minzame. En tóch vertrouw je ze niet helemaal en krijg je het gevoel dat ze iets achterhouden.” Zo stelt Paul zich ook de vraag: “zouden de minzamen zomaar belangeloos zijn? En ook: wie vertrouwt een minzame glimlach?”
Nog een eigenschap van de minzamen: ze benaderen elk verhaal met verbazing. Dat maakt hen net goede luisteraars. Paul moest van zijn professor dezelfde houding aannemen: niet debatteren, maar luisteren met verbazing. Zelfs wanneer een handoplegger, Pierre, net iets te graag een lezing wil geven aan Paul. In hun conversatie wilde Paul niets liever zeggen dan: “Ik heb je door! Dit is onzin!”. Maar hij houdt zich kalm wanneer Pierre foute voorspellingen doet:
‘Ik zie vier kinderen. Dat is veel.’
‘Drie,’ zeg ik.
‘Ik zit er dichtbij,’ zegt hij vlotjes. ‘Je vrouw, voor haar is het wit of zwart, het een of het ander. Ze houdt ook van geel. Lichtblauw. Ze kleedt zich graag in die kleuren.’
Dit klopt niet. Ik zeg het hem.
(De Minzamen, p. 128)
Onzegbare krachten, dat houdt de minzamen bezig. Daarvoor gebruiken ze ook tal van voorwerpen. Zo spelen Congolese beelden een grote rol in het boek. De Westerling beschouwt die als kunst, maar oorspronkelijk werden ze gebruikt als krachtvoorwerpen in rituelen. “Het zijn voorwerpen met een eigen wil”, zegt Koen, “en die hebben we allemaal.”
Iedereen heeft wel objecten die gewoon in huis moeten blijven, ook al liggen ze in een doos in de kelder. “We hechten allemaal belang aan bepaalde voorwerpen, Yaka-beelden zijn gewoon een voorbeeld.”
Tijdens de leesclub deelde dan ook iedereen een eigen verhaal over een betekenisvol voorwerp. Een van de deelnemers droeg bijvoorbeeld graag sjaaltjes van een overleden naaste: “dan heb ik het gevoel dat ik haar met me mee draag.” Anderen hielden foto’s, sleutelhangers of beeldjes bij, zélfs de mensen die zeiden dat ze helemaal geen verzamelaars waren.
Het boek begint met het einde: de begrafenis van Remi, die verwijst naar Koens oude professor Renaat Devisch in het echte leven. In het boek voel je al de enorme appreciatie, respect en vriendschap tussen de twee, en op de leesclubavond leefde de professor duidelijk door in Koen. “Het ontroert mij om te praten over Renaat”, vertelt Koen. Het was onvermijdelijk dat er gepraat werd over de dood, en vooral over hoe voorwerpen daar een rol in spelen.
“Renaat heeft mij geleerd om op tijd de dingen door te geven,” zegt Koen. “Ik denk dat als de dood komt aankloppen je niets meer hoeft op te lossen. Het is wat het is. Wat blijft is het verhaal, daar moeten we zorgzaam mee omgaan.” Koester dus de verhalen die achter voorwerpen schuilen, en geef ze op jouw beurt ook door.
“We kiezen niet voor het leven, het overkomt ons maar. Zo ook de dood: die moeten we nu nog vernoemen, overdenken, dan instemmen, praten en zwijgen, om uiteindelijk te zeggen dat het te zwaar is.”
(De Minzamen, p. 250)
Om af te sluiten een kleine troost tussen alle levenslessen: zelfs Koen, die zoveel minzamen in al hun mysterie heeft bestudeerd, weet ook niet wat de zin van het leven is. “Ik ben hongerig naar kennis, maar finaal weet ik ook niet wie ik ben.” Zijn boek biedt dan ook geen antwoord of conclusie over de onbegrijpelijke zaken van de wereld, die de minzamen zo bezighouden. Wel bevat het boek de inzichten van Koen na al zijn ontmoetingen. “Inzichten vertellen in een mooi verhaal, dát is literatuur volgens mij”.