Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Twee keer was ik op reis voor citybooks. Eerst naar Venetië. Tweede keer dichterbij huis: Hasselt en Genk. Wat doe je op zulke missies? Je snuift eens diep. Hoe ruikt zo’n stad, wat is de sfeer? Dat schrijf je dan op, je levert je verhaal in bij citybooks, je krijgt er fijn voor betaald. En je bent er even uit geweest, verblijf in den vreemde, niet langer in het eigen hol waarin schrijvers doorgaans leven. Win-win zoals we dat tegenwoordig noemen.
In Venetië dacht ik voor het eerst aan win-win. Het was eind september. Hoogwatertijd, de halve stad stond heuphoog blank. Dat beperkte mijn actieradius aanzienlijk. Win: ik ben niet zo’n wandelaar. De wind stond stijf in die dagen, de zomerstank van stilstaand lagunewater was verdreven naar de binnenlanden, de eerste frisse kaalheid van de winter was al voelbaar. Win: nu al konden de longlijders komen overwinteren in de stad. De internationale pneumonalen hadden ooit een verkenner vooruit gestuurd, Dr. Gustav Joseph, expert op het gebied van de geopneumonosofie – de wetenschap omtrent de invloed van de aardse standplaats op de geestelijke ademruimte.
Dr. Gustav Joseph kende de stad op zijn duimpje sinds zijn ronduit historische studie: Venedig als Aufenthalt für Brustleidende uit 1856. In 2012 was hij terug voor vierkantscontrole van de data in zijn boek. Ik ontmoette hem, hij was mijn gids, de Vergilius die mij leidde door de herfsthel van Venetië. Hij ging mij voor in het snuiven, hij was me ver vooruit in het hoesten. Want ondanks zijn geringe hoogte – ruim één meter – was Dr. Gustav Joseph zelf brustleidende van onvergankelijke grootte. Dat hij daarnaast ook amoureus een lijder was... Zijn verhalen onderweg over hoe hij zijn grote liefde verloor aan de roeispaan van een gondelpiloot – ze gaven mij de ruimte om in mijn citybooksverhaal de platte erotiek te vlechten, die ik tijdens mijn veertiendaags Venetië-bestaan zo node miste. In die zin was Gustav Josephs lijfspreuk ‘De dood trekt van onderen op’ aan het eind van mijn periode in de stad der steden, in het Giethoorn van Italië, voor mij voelbaar tot op navelhoogte.
Je begrijpt dat ik blij was dat Venetië niet een tweede keer voorbijkwam, toen citybooks mij andermaal wilde uitzenden. Ditmaal was het reisdoel de combi Hasselt-Genk. Een wereld van verschil, met halfweg tussen beiden de vlek Bokrijk. Bekend van het open luchtmuseum ter plaatse, voordien befaamd dankzij het lang geleden door de zwartzusters beheerde tbc-sanatorium. Inderdaad, de zusters verpleegden er brustleidenden, totdat de uitstoot van kolengruis uit de Genkse mijnen hun patiënten alleen maar zieker maakten, en ze hun zorg naar elders verplaatsten.
Ik zie mij nog op het stationsperron van Bokrijk staan, denkend aan lucht in de longen en aan Gustav Joseph. Ik vermoed dat het daardoor kwam: ik hoorde ik naast mij kuchen, keek, zag niks, liet toen de blik zakken en daar stond hij weer. Negentiende-eeuws kostuum, hoedje ouderwets op het hoofd: de doctor in hoogst eigen persoontje. Of ik hem het tbc-sanatorium kon wijzen, hij kwam voor luchtcontrole. ‘In Genk daalt de dood van bovenaf neer,’ meende hij. ‘Kijken hoever mager Heintje komt.’ Ik vertelde hem van Genkse mijnsluitingen, en dat óók in Bokrijk de lucht allang was opgeklaard. ‘Kijk,’ zei ik, wijzend naar een richtingaanwijzer op het perron. ‘Ze hebben er hier uit pure blijdschap een openlucht-museum aan gewijd.’
Een wetenschapper van het formaat Joseph neemt zoiets niet voetstoots aan, maar na meting van de atmosfeer kon hij niet anders dan beamen. ‘Gewinnen, gewann, gewonnen,’ zei de doctor. ‘Het is hier duidelijk geen Venetië,’ knikte hij. Een belangrijke conclusie, ook in het kader van citybooks: niet alle dorpen en steden op aarde zijn hetzelfde, en ze leveren heel verschillende verhalen op.
Sinds onze twee uitgebreide ontmoetingen hebben Dr. Joseph en ik brief- en mailcontact gehouden. Ondanks zijn monumentale leeftijd (hij is van 1828) heeft hij, dankzij de verbeterde luchtkwaliteit in West-Europa, nog steeds de geest niet hoeven geven. In mijn laatste schrijven vertelde ik over vanavond, dat citybooks een korter leven was beschoren dan het zijne, en dat dit nu feestelijk werd gevierd. ‘Zurecht,’ was het antwoord. ‘Niets en niemand ademt even lang als ik. Maar ik heb er dan ook heel veel aandacht aan mijn ademtuig besteed.’ Waar dat feest dan plaatsvond, wilde hij nog weten. ‘Oostende...’
Hoe de mensen totaal kunnen veranderen, als ze maar oud genoeg worden... Ik heb zijn reactie wel tien keer teruggelezen, maar het stond er echt: ‘Ostende, nein!... Zet je wel een masker op je mond, mein lieber Freund? Ich fürchte für dein Leben, met al die frisse lucht.'