Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

Besmette Stad | Ulf Stolterfoht

Ulf Stolterfoht geeft met 'dillingers abzuck' een artistiek antwoord op 'De Aftocht' uit Paul van Ostaijens bundel Bezette Stad.
Door Ulf Stolterfoht op 1 jan 2022
Tekst
Literatuur & taal
Besmette Stad

dillingers avtocht. lettristisch langgedicht

 

conform complexe poëtica, gepubliceerd vlak

na premingers kantcrisis onder de titel ‘vlaams

futurismo’. thema: seriële schoonheid vindt jouw

syntaxis heavy! geen houvast voor vluchtende

maten sinds antwerpen-centraal. toet-toet

teut tugendhats trucrijk getempereerde trombone, poele-

poele roepen zwaluwen ons na, echt

pijn berokkenend, waarschijnlijk parodie. geen tradities op

aleatoriek na! zo gaan ze voort richting

roem. zo vindt woordmateriaal wel een uitgever.

 

 

(1)

 

zo! dillinger eist verskunst, gesticuleert ergerlijk,

kent geen meelij met conventies. dageraadsliederen

zouden dillinger best prikkelen. tot op heden komen ze

niet af. bij hoogst sensibele acties verkeert

verzet in poëzie. desondanks pech! gehoornde breinen

 

ademen jenever! hypofyse reguleert ratelritmes

voor noppes. kijk: formele boeien op

verzoek om pistool mendelt zich: tegen alle

gewijzig, afgeklep en gekuil! bijna niemand

heeft een flauw idee, laat staan benul. brecht

 

geeft aan: te vaak met dezelfde techniek

werkzaam geworden! maakt voor mijn radicale

denken, doceert dillinger, haast geen verschil!

qua dichtkunst wordt voor jullie alles letterlijk

beschreven. mijn kramp gaat zonder knie-

 

bescherming zijns weegs, wil zich in de

marge majesteitelijk neervleien. zoals avantgarde

waarheid ondermijnt, tortelt techniek met cultureel

kapitaal – is dat in? is dat

hot? daar wachten gurion en goriot,

 

ligt woord in daadkracht met rorty op de loer

– excuus: kropotkin – dagenlang voor kremlins quasi-

kastelen in de sneeuw. kropotkin, bakoenin: raiffeisen-

helden voor revolutie! lenin, stalin, willibald

alexis: zielige schoften! niemand mist klerelijers!

 

 

(2)

 

geen dag als zaterdag! met inter

tegen gropiusstad, würstchen, neutje, lopen

door stadsgebied schöneberg westwaarts. kroeg

‘usura’, kalfshaks, knödel, zuurkool. rijkere buit

wordt vast zeer zelden herkauwd!

 

happy met biff. wat willy niet

weet: zijn brave vader gaat vrij vaak

zonder oom werner de hort op, raadselachtig

lang stopt walter bij zossen – gerda

krause en zoonlief. willy gnuift

 

wolfs, koestert aversies tegen kutti liebezeit,

marcheert in koude nachten steevast

onze stad uit. aju, druif c.q. halve

zool! moge de heer bittermans je halen!

kijk eens achterom! nog staat daar iemand

 

in de foyer, aan de zonnige kusten

van schöneberg, waar maten pinten hijsen

(bärenpils) en niemand laatst wist: had

anselmo het nou gered? helemaal tot avellino? de

oorsprong wordt uit de titel duidelijk. de

 

zaterdag verstrijkt, jouw dichtkunst legt

een extreem korte weg af naar de bloedhersengrens,

daarna komt geheid afkeer van eigen maaksel op.

(anarchisten koken samen / extreem afwijkend denken

is  altijd brachiaal!) je dichtkunst retardeert.

 

 

(3)

 

welnu, in jouw beleving verlangen 14

poëmen 14 artistieke aanzetten met structuuridee.

aan het meester-sonnet knagen intussen friemel-

wormpjes, voeden teken zich – en: jouw

pseudotheoretische gedachtenbouwsels alarmeren ons, vereisen geduld.

 

veertien regels coole, lyrische proefopstelling, voordat

mimetisch opereren onzerzijds pardoes inkakt. mocht

hoge cultuur massief maagpijn berokkenen, kunnen ruwe

artefacten warm gedouchte conservatievelingen choqueren.

voor autochtone traditie duiken die weg.

 

voor ons dichtwerk zijn vijfentwintig kapitale hexameters nodig,

om al na luttele uren onvervalste derivaten

te scoren. deviante resultaten ademen al snel  

de wasems van het doorluchtige. over echte anarchie

moet je vers gaan, zoals de werken

 

van je edele voorbeeld. kiene lezers hebben

een houding (pretentie-houding), huldigen in

eendaads verband. dillinger heeft schrijf-verstijving, mevrouw

dillinger publiceert ‘katholieke dichtkunst na eichendorff’,

helaas niets van haarzelf! tenslotte ook afgrijselijke

 

zwamlyriek erbij inbegrepen. volgens mededeling van een

lezeres ‘niet erg vlotte verzameling volgzame poëzie in

voorgewende religiositeit’. dillinger memoreert haar genealogie

etc. etc. – ach, dat kennen we nu wel!

 

 

(4)

 

niet altijd ademt zijn methodiek de kruidnagel-

lucht der hedendaagse bachelorscripties, temeer

stockingers analyse telkens mikt op afbakenen.

dillinger arrangeert ruw materiaal; het geheel leidt

onder zelfbeschouwing desnoods rechtstreeks tot

 

verder gebruik. germanisten reageren meestal

koeltjes, comparatisten onderhandelen met elkaar: bijdragen

op afroep. zestig op de honderd dichters

zoeken tegenliefde in de muziek. en

aan het raam draaien de lijsters bij. in

 

precaire situaties (aka situaties van neergang)

komt de neigingsgroep stamokap opzetten, een initiatief

van ‘narratief verzet’, alsook cellen van krasse stalinisten.

krijg nou wat! what the fuck! en alom

leiden regels centra op, hebben meewind

 

in het donker – deze renitente vormen veranderen

jouw reform-attitude wellicht. alleen muteren

onze niet-concrete concepten intussen naar

‘gestalte’, kobalt wordt het nieuwe oud, knalt

in diep bevrediging: blaffer cum summa eleusis.

 

kan zonde analepsis zijn? dacht van niet!

heeft iemand fonkelnieuwe zakdoeken, ligt het

de facto in het ‘ijzeren depot’ [u.s.].

o wee! sinn & form ligt in het gehele land

‘ter inzage’, maar helaas niet in de kiosk.

 

 

(5)

 

nooit meer volop begrijpelijk! anaforen maken flink

gebruik van verwijzing, chorische structuur voedt mijn jaloezie.

als mensen door deze waarachtige gedichten

een nieuwe kennisleer vestigen, ook

ten nederige dienste van gadamer, dan zou er echt

 

iets superbs bereikt zijn! de regels waarnaar

wij valentie indelen, zouden elegante

markers zijn waarbij een ambigue bepaling bepaald

op finesse wijst. koor: zo blijft onze solide

dienstverlening zeker in gememoreerd aandenken.

 

meer een duurzaam handapparaat dan nieuwste

notaten van hermetische dichtkunst, slechts geordend

op datum, is ook dit florilegium een document

van jouw kunstzinnig tasten, van jouw heretische

inborst. naar mijn mening tonen theoretici juist dan

 

interesse als poëzie wetenschappelijk aan het stropen

is. je kunt best lijstgedichten genereren, even met

goodman flirten, alsook zonder bezwaar uit het

verzameld werk van dummett een moraal destilleren – geen punt!

meinongs persona speelt nog steeds groots theater!

 

donald davidson heeft helaas weinig zonder

putnams methode ‘alpha minus alpha futuri’

geschreven. van donahue wordt doorverteld dat

forse bezwaren diens literaire werk fnuikten. hele

versepen konden wel eens partieel verdwijnen. koor zwijgt.

 

 

 

(6)

 

de protectionistische bewering dat seksualiteit steeds

de kapitalistische verhoudingen dient, moet klassieke pruderie

draaglijk maken. dergelijke zinnen zijn voor

ons tegenwoordig eerder bezopen dan dubieus.

wel hebben andere hazen ook mooie  

 

moeders! een lezing van duits-oostenrijkse dichtkunst

biedt tweeërlei: serieus amusement & een licht  

debiele beschavingswaan in de manier van denken.

heb je nog puf, meld het aan juf! met triomfantelijke

mnemo-techniek! jouw streven is toebereiden

 

voor eeuwig. mocht poëzie jouw houding

in een vorm persen: ja zeg! naast

hölderlin natuurlijk brockes, anderen noemen

bijv. klopstock. voorvaderen van lyrisch vruchtgebruik

die iemand soms helpen om verzen zo

 

na te knutselen dat hem geen enkele fout of jota

aangewreven wordt. van mindere helpers zul  

je je mooi zelf therapiëren. pastores

vinden dillingers houding passabel of altruïsme.

poëzie kan nu eenmaal aan troebele wateren

 

wonderen verrichten. maar his bobness toont

zijn dante, lijdt (ach! ach!) aan zijn

innerlijke oriënt, zuigt aan iedere klier, dient

geen enkele satan, heeft een alleenstaande moeder.

deze verzen bevatten notoire sporen van noten.

 

(dit jaar geschreven, op boetedag)


© Dirk Skiba

Ulf Stolterfoht

Ulf Stolterfoht, geboren 1963 in Stuttgart, lebt als Lyriker und Übersetzer in Berlin. Stolterfoht schreibt seit über 20 Jahren an den „fachsprachen“, die sich alles anverwandeln, was ihnen an Wort- und Gedankenmaterial in den Weg kommt – anarchisch, spielerisch und ernst zugleich. Seine Gedichte sind prall gefüllt mit Lokalkolorit, mit gebildeten Anspielungen und gehobenen Kalauern. Er entdeckt Schönheit überall dort, wo man sie am wenigstens erwarten würde. Stolterfoht ist Knappe der Lyrikknappschaft Schöneberg, Mitglied des Leyton Orient Fans‘ Trust, der Darmstädter und der Berliner Akademie sowie des Impro-Kollektivs Das Weibchen. Von 2015 bis 2021 betrieb er den Lyrikverlag Brueterich Press. Stolterfoht erhielt zuletzt den Preis der Literaturhäuser 2016 und den Heimrad-Bäcker-Preis 2011. 

Vertel het verder: