Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Hieronder kan je Schouder en zee van Anne van den Dool beluisteren of lezen. Het verhaal werd ingesproken door Elsa May Averill.
Anne Louïse, heen,
Je bent niet bereid jezelf aan te raken. Dat is oké. Mensen vinden het lastig een hand op een eigen elleboog te leggen bij wijze van troost, met een arm over een eigen bovenbeen te schuren om te laten weten dat ze er zijn. Dat geeft niets. Je zou er dagen mee zoet kunnen zijn.
Je herinnert het je: je was elf (dat weet je, want elf was je lievelingsgetal) en je lag in je stapelbed in je Lion-Kingkamer te wachten tot je in slaap zou vallen, maar dat deed je niet, want de opplaksterren die nauwelijks dertig centimeter boven je hoofd zweefden lichtten te fel op. (Je had lang liggen lezen.) Toen en daar besloot je jezelf aan te raken. Niet omdat je wist hoe dat moest. Wel omdat je wist dat dat ooit noodzakelijk gebeuren zou.
In je herinnering zijn je handen nu heel klein en je nagels kort en de zachte wegwijshuid die je voelde nog kleiner en korter. Je vingers voelden te smal en te puntig om iets te kunnen aanraken wat daar binnen in al die warmte van waarde was. Je dacht aan het half-blij-half-schrikgezicht van je moeder toen je had opgekeken van je ingeplasticte bibliotheekboek en had gevraagd wat klaarkomen was, en dat dat woord je op een of andere manier zo verdrietig maakte (het klonk alsof je iets verliet, alsof je naar een einde toe liep en dat daarachter alleen maar zwarts was) dat je naar het antwoord van je moeder niet meer luisterde. En je dacht aan hoe ze vorige week tijdens een speciale les natuur in een video de puberhormoonhuishouding hadden voorgesteld als een flipperkast, en jij je afvroeg waarom er bij jou geen balletje of pingelstaafje wilde bewegen.
Er werden al meisjes ongesteld (dat was een prestatie), dus wat je toen voor washandjesachtigs voelde, je benen een beetje geopend omdat je jezelf geruststellend welkom wilde heten maar niet te erg omdat je bang was dat iemand je zien zou, moest bloed zijn, en bloed was eng en verkeerd want dat betekende dat jij of andere mensen zich pijn hadden gedaan, en dus trok je je hand terug en zag je niets maar rook je wat ze bij natuur de zee hadden genoemd maar jij eerder als het grapefruit-citroensap van zondagochtend wilde omschrijven.
Er was het rommelen van klinken van niet jouw deur maar die van je vader en je moeder, en het was gek dat in jouw bed zoiets kleins en ondieps en tegelijk zoiets groots en oceaanachtigs kon zijn. Je wilde met je vingers terug, maar je prikte jezelf met een randje van je nagel en je vroeg je af of dit een teken was, want je geloofde in tekens (muggen kwamen alleen op maandag en donderdag, het regende als je je brood in zes stukjes sneed in plaats van vier, jullie aten iets lekkers als je geen verdrietige dingen gedacht had) en je besloot van wel, dus nu was je een klein meisje met vingers van vruchten en vingers van zee die je er pas morgenochtend (als papa en mama zekerweten niet meer in de badkamer waren) weer afwassen zou.
Je bent nu twee keer elf, en je bent niet bereid jezelf aan te raken. Dat is oké. Er zijn nog steeds geen flipperballetjes. Dat maakt je een gek meisje. Je legt weleens je hand op je eigen schouder. Misschien is dat genoeg.
Anne Louïse, terug
Anne van den Dool is tekstschrijver, auteur en cultureel journalist. Bij Querido verschenen haar romans Achterland en Vluchthaven. Haar gedichten verschenen onder andere in Tirade, Poëziekrant en DW B. https://annevandendool.nl/
Organisatie: deBuren, Stichting Nieuwe Helden en De Nieuwe Liefde. Het Rode Oor is onderdeel van het project Yes, please!, een initiatief van Stichting Nieuwe Helden in co-productie met deBuren en in samenwerking met De Nieuwe Liefde, Compagnietheater, Marres Maastricht en HKU.