Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Hieronder kan je Few leopards are left van Lise Delabie beluisteren en lezen. Het verhaal werd ingesproken door Elsa May Averill.
Het landschap in Oman is dor. Het beeld zweeft over grijze takken, barre rotsen, een steenbodem, een mannelijk dier dat opgaat in de achtergrond. In zijn voetsporen volgt een vrouwelijk dier, slanker, leniger, ze ruikt aan de schijndode gewassen.
‘She is tracking a male,’ zegt David Attenborough. Altijd diezelfde dragende stem.
De female klimt op de rots, geeft de male een kopje, strijkt met haar opgeheven staart langs dat uitgestrekte mannelijke lijf. Ze paradeert voor hem, klautert lenig over de rotswand, krult zich rond de male, ‘such meetings are extremely rare,’ ze geeft haar lichaam, grauwt. De male gaat rechtop zitten, hij wacht, hij houdt zijn blik op de female gericht, volgt haar bewegingen met zijn brede romp tot zij onderdanig voor hem gaat liggen. Ze neuken vier seconden. De male bijt in haar nek, de female springt overeind, hij gromt. Ze lopen elk een andere kant uit, zij kwispelend.
Ik spoel de scène terug. Ik heb alle tijd. Joran ligt al in bed, slaapt waarschijnlijk al, hij houdt niet van natuurdocumentaires. Ik heb mezelf nog een glas dure wijn uitgeschonken, neem een stevige slok en laat de drank rond mijn tong walsen. Ik probeer alles te proeven wat op het etiket staat, de amarenakersen, het koffiearoma, de chocoladetoets. Mijn lippen zullen intussen wel violet zijn.
De male passeert, de female volgt hem. De zekere stem van Attenborough, de verwachtingsvolle strijkers op de achtergrond. Zo vanzelfsprekend. Geen kwellend zelfbewustzijn, geen lampen die moeten worden gedoofd. Enkel dat basale besef van een lichaam, een lichaam dat er wil zijn.
Ik spoel terug. De dieren, de stem, de seks, de violen.
Ik ga op handen en knieën in de sofa zitten, ik duw mijn hoofd tegen het kussen, zoek de weerstand. Ik track een male. Mijn haar bind ik samen met het fluwelen elastiek rond mijn pols, luipaardprint. Mijn staart hoog, ik jaag. Joran wou vroeg slapen, waarom nu ook weer?
De female grauwt.
Ik sla mijn been over de rugleuning van de sofa, ga er schrijlings op zitten, ik druk mijn borsten in je gezicht, Joran, neem mijn tepels stevig tussen duim en wijsvinger, streel ze met de top van je duim. Ik lik aan mijn vingers, maak mijn tepels nat. Ik schuur mijn benen langs de leuning, druk mijn billen naar beneden tot ik de harde rand voel onder de kussens, Jorans erectie tegen mijn kont – niet braaf tegen mijn buik. Het licht blijft aan. Hier zijn geen mensen meer.
De female gaat onderdanig liggen. Vier seconden. Ik spoel terug.
Ik laat me van de leuning glijden, plof languit in de sofa en rol op mijn buik. Ik dop mijn vingers in de robijnrode wijn, lik het vocht er gulzig af, duw mijn hand tussen mijn benen, mijn vingers tegen mijn schaamlippen.
De male bijt in haar nek. De female springt overeind. Ze kwispelt.
Ik sluip naar de slaapkamer, op de kussens van mijn voeten, ik track de male. De camera is op mij gericht. Hier is mijn lichaam.
Lise Delabie houdt van notitieboeken, pas geslepen potloden en het gekras van een kalligrafiepen op glad papier. Ze is leerkracht Frans en Latijn in een psychiatrisch centrum en recensent bij de lage landen. In 2020 won ze de korteverhalenwedstrijd van Sebes & Bisseling met Cellofaan. Nu werkt ze aan een roman.
Organisatie: deBuren, Stichting Nieuwe Helden en De Nieuwe Liefde. Het Rode Oor is onderdeel van het project Yes, please!, een initiatief van Stichting Nieuwe Helden in co-productie met deBuren en in samenwerking met De Nieuwe Liefde, Compagnietheater, Marres Maastricht en HKU.