Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Hieronder kan je Een mooie dood voor een huisrat van Jan Wester beluisteren en lezen. Het verhaal werd ingesproken door Rashif El Kaoui.
Er was geen bed, alleen een matras op de grond. Haar kamer rook muf, naar knaagdier en menstruatiebloed. De vorige nacht was een van haar favoriete huisdieren overleden, een ratje waarvan ik de naam niet meer weet. Ze had het wel gezegd. Hij moet 's nachts op haar bed gekropen zijn. Per ongeluk was ze op hem gaan liggen. Een mooie dood voor een huisrat, leek me. Met haar nagels doorboorde ze het klamme karton van de doos van de diepvriespizza die ik haar had gebracht. Ze aaide even over de rubberachtige kaas. De rijp op het diepgevroren plastic plakte aan haar vingers. Geconcentreerd toetste ze de juiste tijd en temperatuur in, de zachte piepgeluidjes kalmeerden me. Het lijkwitte deeg draaide rondjes onder de zoemende gloeispiralen van haar oven. Samen aten we. De gesmolten mozzarella bleef plakken in mijn mond, zodat de velletjes de rest van de avond bij mijn gehemelte naar beneden hingen.
Ze had twee films gedownload: Tokyo Gore Police en Ichi the Killer. Japanners die andere Japanners ontvellen, onthoofden of op creatieve wijze ontdoen van onnodige ledematen. We keken vol bewondering toe hoe een van de hoofdpersonages zijn eigen tong uit zijn mond sneed en bij wijze van excuus aan zijn baas aanbood. Ze leunde even tegen me aan toen een pan kokende olie werd uitgegoten over de rug van een naakte man. Gegil in een grote wolk stoom. Aan twee lange rijen vleeshaken hadden ze hem van zijn schouders tot zijn hielen aan het plafond opgehangen, zodat zijn rug een kommetje vormde. Dat zou helemaal niet zoveel pijn hoeven doen, die vleeshaken, dacht ze. Huid is best wel sterk.
Met mijn been raakte ik het hare. Haar pupillen weerspiegelden het bloed op het scherm van haar laptop. Hoe gruwelijker de scène, hoe verder haar hardblauwe irissen zich opensperden. Ik keek hoe ze keek, en af en toe keek ze terug. We observeerden elkaar. Ze zocht naar een spoor van walging in mijn mondhoeken, wilde zien of ik wegkeek op de bloedigste momenten. Op de hoogtepunten van de film, als ik dacht dat ze afgeleid zou zijn door wat er op het scherm gebeurde, bewoog ik me dichter tegen haar aan. Een rangschikking moest er zijn, van alle mogelijke aanrakingen. Van alledaags tot onbespreekbaar. Telkens als onze lichamen elkaar raakten zou ik het hare net iets meer raken dan zij het mijne. Dan waren er in principe maar twee uitkomsten mogelijk.
De film eindigde, iedereen was dood. Het was laat geworden, ze liet me blijven. We strekten onze lichamen uit op het onderlaken. Ik probeerde iedere beweging die ze maakte te registreren. Haar slipje was zo ver opgekropen dat het vanonder haar shirt leek alsof ze naakt was. Volgens protocol bewoog ik me tegen haar aan. Ze duwde haar smalle billen tegen mijn zwarte boxer. In een kronkel over haar heen gebogen probeerde ik mijn lippen tegen de hare te drukken. Ze draaide haar hoofd. We zoenden niet.
Ze gebaarde, ik ging op haar zitten met mijn knieën tegen haar ribben. Ze vroeg me mijn hand op haar keel te leggen. Daar genoot ze van. Mijn vingers gleden over haar hals. Harder? Harder. Ze leek precies te weten wat ze deed. Haar zwartleren choker met ijzeren sluitring had ik helemaal tegen haar onderkaak aangedrukt, zodat hij in haar vel sneed. Mijn andere hand dwaalde onder haar nachthemd over haar borsten. Ik verwrong haar tepels tussen mijn vingers, speelde met haar strottenhoofd, zette kracht bij, voelde de verzuring opkomen in mijn onderarm. Een blauwe waas trok over haar gezicht. Ieder moment verwachtte ik dat ze me met vlakke hand een klopje op mijn pols zou geven, wat ik dan zou begrijpen als het signaal om te stoppen. Op de anatomische pop die in het biologielokaal van mijn middelbare school had gestaan leek de menselijke keel zo kwetsbaar, een van de ingewikkeldste delen van het lichaam. Haar kraakbeen was sterker dan ik dacht. Om haar mond speelde een vredige glimlach.
Ik draaide de kamer een kwartslag rond mijn lichaam. Zo stond ze voor me, rechtop, leunend tegen de muur van haar matras. Ik zat aan haar voeten, geknield. Met mijn hand reikte ik omhoog naar haar heilige hals, mijn hoofd gebogen. Haar choker was een koninklijk sieraad, de ijzeren ring een kostbaar juweel, het ruime bandshirt waarin ze had geslapen een japon van onschatbare waarde. Ik keek naar haar gesloten ogen. Diepzwarte fragmenten, restanten van haar eyeliner, hingen in haar wimpers. Ik bevrijdde een van mijn handen en aaide over haar wang. Haar oogleden trokken zich terug. Drie hartslagen lang zag ik mezelf weerspiegeld in de diepte van haar pupillen, tot ze me van zich afduwde.
Voor Jan Wester is erotiek onlosmakelijk verbonden met geweld. Toch ziet hij geen duidelijke verhouding tussen dader en slachtoffer. Wie heeft er nou eigenlijk macht over wie? En worden bestaande rollenpatronen doorbroken of juist bevestigd? Jan is afgestudeerd bij de afdeling Beeld en Taal aan de Gerrit Rietveld Academie, en voltooide eerder een studie Filosofie aan de Universiteit van Amsterdam. Ondertussen won hij de Nederlandse studentenschrijfwedstrijd, uitgeschreven door literair agentschap Sebes & Bisseling. Naast schrijver is hij beeldhouwer en spelontwerper.
Organisatie: deBuren, Stichting Nieuwe Helden en De Nieuwe Liefde. Het Rode Oor is onderdeel van het project Yes, please!, een initiatief van Stichting Nieuwe Helden in co-productie met deBuren en in samenwerking met De Nieuwe Liefde, Compagnietheater, Marres Maastricht en HKU.