Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
‘Ooit zullen we moeten lachen om de socialemediacodes van nieuwsorganisaties.’
Met die voorspellende woorden sloot ik in 2011 een balorig stuk af waarin ik nieuwsmedia hekelde die regels opstelden om hun journalisten op sociale media in het gareel te houden. Als ik het nu teruglees moet ik er inderdaad om lachen. Bestaan ze eigenlijk nog, die socialemediacodes? Ik hoor er nooit meer iets over. Ze klinken nu al als een relikwie uit een lang vervlogen verleden.
Mijn kritiek op die codes ging destijds met name over het feit dat nieuwsmedia zich zo defensief opstelden tegenover de kansen die sociale media boden. Zo waren er socialemediacodes die journalisten wilden beletten om hun mening te twitteren, om te discussiëren met lezers en op sociale media niet mochten laten weten met welke verhalen ze bezig waren. Allemaal uit angst dat journalisten en nieuwsmedia hun zweem van objectiviteit zouden verliezen.
Ik noemde dat de reflexen van de ‘oude journalistiek’. Journalistiek die functioneert volgens de logica van de massamedia: journalistiek als eenrichtingsverkeer en een gesloten bolwerk. Zo schreef ik met enig gevoel voor overdrijving: ‘De journalist sleutelt in het geheim aan zijn volgende publicatie. In het redactielokaal met geblindeerde ramen verzamelt hij op slinkse wijze informatie en produceert met enkele geheime formules zijn objectieve stuk.’
Sindsdien is er een hoop veranderd. Niet dat nieuwsmedia en journalisten het volledig over een andere boeg hebben gegooid. Maar ik zie zeker positieve veranderingen. Om maar wat te noemen: tegenwoordig zie je menig journalist een opvatting op Twitter ventileren of een gesprek aangaan met niet-journalisten.
... tegenwoordig zie je menig journalist een opvatting op Twitter ventileren of een gesprek aangaan met niet-journalisten.
Bovenal hebben journalisten en nieuwsmedia meer oog gekregen voor hun publiek. Denk aan het beter inspelen op de behoeftes van het publiek. Zoals de lange tijd veronachtzaamde behoefte aan uitleg en context om het nieuws beter te kunnen begrijpen; tegenwoordig zijn uitlegartikelen (acht dingen die je moet weten over de oorlog in Syrië) en explainers (de deltavariant van het coronavirus uitgelegd) aan de orde van de dag. Denk ook aan meer tot de verbeelding sprekende koppen, die meer de nieuwsgierigheid van lezers prikkelen. Dus niet: Kabinet liet zich verrassen door het coronavirus. Maar: Hoe het kabinet zich toch weer door het coronavirus liet verrassen.
Er is ook meer interactie gekomen tussen redacties en publiek. Zo zijn er redacties die het publiek de mogelijkheid bieden om mee te kijken tijdens de redactievergadering via een livestream op Facebook. Ook zijn er redacties die lezers vragen om mee te denken over onderwerpen en invalshoeken, zoals de ‘Open Redactie’ van de Volkskrant. De Correspondent maakte zijn unique selling point van het benutten van de kennis en ervaringen van leden en stelde hiervoor een gespreksredacteur en engagement editor aan.
Er zijn ook mooie samenwerkingsprojecten ontstaan. The Guardian gaf in 2009 al het goede voorbeeld door lezers op te roepen om te helpen met het doorvlooien van de duizenden declaraties van Britse parlementariërs. In Vlaanderen werd de kracht van het publiek ingezet voor het project CurieuzeNeuzen, een samenwerking van De Standaard en de Universiteit Antwerpen, waarbij burgers hielpen om de luchtkwaliteit en droogte op heel veel plekken in Vlaanderen te meten.
Dat zijn mooie ontwikkelingen. Maar helaas hebben sociale media ook voor een hoop gedoe en ellende voor de journalistiek gezorgd. Met name op twee terreinen. Zo is het een plek geworden waar de vijandigheid tegenover nieuwsmedia is opgelaaid. Wie een blik werpt op sociale media als Twitter en Facebook, krijgt al snel de indruk dat de ganse natie het vertrouwen in de journalistiek is kwijtgeraakt. Wat niet zo is, het gaat om een agressieve, schreeuwende minderheid die zich vaak verschuilt achter anonieme accounts. Het nare is dat die groep zorgt voor een groeiend gevoel van onveiligheid onder journalisten.
Wat niet zo is, het gaat om een agressieve, schreeuwende minderheid die zich vaak verschuilt achter anonieme accounts.
Daarnaast zijn sociale media uitgegroeid tot een broeinest van complottheorieën en nepnieuws. Mooi dat iedereen nieuws kan posten, maar daar zit regelmatig (gevaarlijke) onzin tussen. Vervelend genoeg kan dat mensen toch op het verkeerde been zetten of aan het twijfelen brengen. Zijn die vaccins echt wel veilig? Is er misschien geknoeid met de verkiezingsuitslag?
De journalistiek heeft daar niet altijd een goed antwoord op. Zo las ik een tijd geleden een artikel waarin de chef van de wetenschapsredactie van de Volkskrant vertelde dat een lezer hem vroeg of de krant aandacht kon besteden aan een bericht op Facebook waarvan ze zich afvroeg of het klopte. Het bericht was nog maar weinig gedeeld op Facebook, dus de redactie vond het niet de moeite waard er een factcheck aan te wagen.
Waarom zou je hiervoor plek inruimen in de krant, als het een marginaal bericht is? Pas toen het bericht duizenden keren gedeeld was, veranderde het standpunt. Maar toen was het dus eigenlijk al te laat, want inmiddels hadden duizenden mensen het bericht gezien.
Volgens mij ligt hier nog een belangrijke uitdaging voor de hedendaagse journalistiek. Niet louter betrouwbaar nieuws maken en verspreiden, maar ook in de gaten houden wat op sociale media circuleert, wat veel gedeeld wordt, die informatie in een vroegtijdig stadium controleren en die factcheck vindbaar maken voor het publiek.
Want wat doen mensen als ze iets tegenkomen waarvan ze zich afvragen of het klopt? Juist, dan googelen ze even. Zo’n factcheck hoeft dus geen stukje in de krant te zijn, maar moet wel vindbaar zijn op internet. Zodat iedereen die twijfelt over een bericht snel een betrouwbare bron kan vinden die zegt of het wel of niet klopt.
Dat is belangrijke dienstverlening waarmee de journalistiek aan het publiek zijn meerwaarde kan tonen in het socialemediatijdperk. Gelukkig hebben sommige media die handschoen inmiddels opgepakt. Zo doet in Vlaanderen Knack op dit vlak buitengewoon goed werk. Met Nieuwscheckers, het factcheckproject van de Universiteit Leiden dat ik in 2009 met mijn collega Peter Burger begon, probeer ik ook een steentje bij te dragen.
Een socialemediacode hebben we bij Nieuwscheckers trouwens niet. Maar dat zal niemand verbazen. We ontvangen op sociale media wel regelmatig vijandige reacties. Wat dat betreft is een socialemediacode voor iedereen wellicht best een goed idee. Regel één: gedraag je fatsoenlijk tegenover journalisten, want die zijn onmisbaar in een democratie.
Alexander Pleijter is te gast op het volgende mediacafé op 23 november 2021 in De Markten, Brussel, waar ze het onder andere zullen hebben over de interactie tussen journalist en publiek. Tickets en info via deburen.eu/programma.
Alexander Pleijter (1971) werkt als universitair docent Journalistiek en Nieuwe Media aan de Universiteit Leiden. Hij is medeoprichter en coördinator van Nieuwscheckers, het factcheckproject van de Leidse universiteit.