Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

‘Instellingen zijn pas interessant als er beweging in zit.’

‘Ik werkte voor musea, theaters, productiehuizen, een ambassade, een publieke omroep, een belangenorganisatie, een universiteit… Mis ik nog iets?’ De jonge schrijvers ontmoeten, als laatste spreker tijdens de Parijse schijfresidentie van 2021, duizendpoot Selm Wenselaers. Het wordt een zeer openhartige interactie, waarin de focus ligt op de context waarin je maakt.
op 3 aug 2021
Tekst
Literatuur & taal
Schrijfresidentie Parijs
(c) Alyssa Saro

'Ik ben Selm Wenselaers en ik denk, schrijf en praat’: bondig samengevat! Hun visie op makerschap is dat je iets dóét en niet per se iets bént: ‘Ik doe aan dramaturgie, ik doe aan schrijven, ik doe aan curatorschap. Van opleiding ben ik historicus en dus ben ik niet opgeleid voor bepaalde functies, ik rol er gewoon en stoemelings in en ga dan proberen en zoeken.’ Door dat rollen, proberen en zoeken is Wenselaers wel enkele ontnuchteringen rijker. We vatten het gesprek samen in enkele valkuilen van het culturele veld, waarvan de schrijfresidenten zich het best bewust kunnen zijn. ‘Denk na over hoe je je verhoudt tot culturele instituten en in hoeverre je zelfstandig wil werken.’

Valkuil 1: ingeschakeld worden in een verhaal

Wenselaers publiceerde na hun studies geschiedenis het boek De laatste Belgen op basis van hun scriptie en wilde aan onderzoek blijven doen. Hen ging aanvankelijk doctoreren, maar besefte na een halfjaar dat dit niets voor hen was. ‘Mijn onderzoek bestond uit het zoeken naar “misschien-niet-meer-bestaande” archieven, en ik had snel door dat ze er wellicht écht niet meer waren.’ Dus nam hen het heft in handen en richtte samen met oud-studiegenoot Pieter Serrien het Geheugen Collectief op, een historisch onderzoeksbureau dat op projectbasis werkt voor onder andere musea, steden en gemeenten. Het was toen vrij nieuw om als freelance historicus te werken, maar omdat de erfgoedsector opkwam, lagen er kansen. ‘We hadden niet meer dan een website en een idee, maar dat maakte niet uit: we hadden zichtbaarheid!’

 

Dat je als freelancer erg afhankelijk kunt zijn van je opdrachtgevers, ontdekte Wenselaers toen hen door Standaard Uitgeverij werd ingeschakeld om het collaboratieverleden van Willy Vandersteen uit te spitten. Er gingen al lang geruchten dat de geestelijke vader van Suske en Wiske onder het pseudoniem Kaproen spotprenten over Joden tekende. ‘De uitgeverij wilde vooral kunnen zeggen dat ze “bezig was” met de zaak, maar collega Aline Sax vond een betaalbewijs terug waaruit bleek dat Kaproen wel degelijk Vandersteen was!’

 

De uitgeverij zette toen een spin doctor op de zaak, om het nieuws in de media zo klein mogelijk te houden, want de familie van de tekenaar zat verveeld met de zaak. Ook de communicatie door Geheugen Collectief werd onder controle gehouden en de pers werd gesust met de mededeling dat er bijkomend onderzoek zou komen, wat er nooit kwam. ‘Dat we geïnstrumentaliseerd werden, hadden wij aanvankelijk niet eens door!’ vertelt Wenselaers. ‘Sindsdien besef ik veel beter dat de agenda’s van onderzoekers, instituten en bedrijven enorm verschillen.’

(c) Alyssa Saro

Valkuil 2: diversiteit (light) moeten leveren

Wenselaers identificeert zich als non-binair en heeft al vaak ervaren dat hen door instituten als pasmunt wordt ingezet. ‘Ik ben een token, maar een hele zachte, want ik lijk in heel veel opzichten op de directieleden die bij een sollicitatie voor me zitten.’ Vaak heeft hen ervaren dat instituten zichzelf op de schouder kloppen als ze met hen gaan samenwerken, alsof het diversiteitswerk daarmee verricht is. ‘Ik ken iemand die bij sollicitaties altijd vraagt “Vraag je me om wat ik doe of om wie ik ben?” Ik bewonder dat, maar het is een enge vraag, natuurlijk.’ Hen kwam ook wel eens in onveilige situaties terecht.

 

Veel residenten herkennen zich in deze worsteling van Wenselaers. Er worden tips uitgewisseld over hoe je een werkgever echt tot een consequent inclusiebeleid kunt dwingen. Sommigen pogen collega’s die hiernaar streven te koppelen en zo een informeel netwerk te creëren. Anderen raden aan om als freelancer bij andere freelancers te polsen hoe een organisatie hiermee omgaat, alvorens toe te zeggen voor een opdracht. Ook zelf ruimte maken of kansen bieden aan mensen met een divers profiel, kan een stap zijn. ‘Toen ik, om mijn eigen redenen, ontslag nam als stadsconservator voor Museum Arhnem, heb ik hen op het hart gedrukt om voor diversiteit te gaan bij mijn vervanging, en liefst niet voor diversiteit light.’ Dat deze strijd vermoeiend is, heeft Wenselaers zelf en in hun omgeving kunnen vaststellen. In raden van bestuur, waar inclusie misschien nog het belangrijkst is, blijft evolutie vaak nog het langst uit.

 

Wenselaers heeft ook ervaren hoe moeilijk de traditie van geschiedschrijving het maakt om inclusieve verhalen te vertellen. Toen hen een expo over de Molukse vrijheidsstrijder Martha Christina Tiahahu vormgaf, stelde hen vast dat alles wat over haar weten gefilterd werd door de blik van de Nederlandse admiraal Verheul. ‘Ik begon eraan met het idee dat de expo een ontmoeting tussen Oost en West kon zijn, maar een ontmoeting vindt plaats tussen gelijkwaardige partijen. Ik kon Martha Christina geen eigen stem geven. De werktitel was “Oost en West ontmoeten elkaar”; het werd “Oost en West ontmoeten elkaar (niet)”.’ Wenselaers vindt het belangrijk dat historici voor ieder object op zoek blijven gaan naar het perspectief van de onderdrukte. Hen stuurt hun teksten ook naar een intervisiegroep als dat kan; zo werd hen er zelf bij de expo over Martha Christina Tiahahu op gewezen dat het woord ‘rebel’ al een negatieve lading draagt.

(c) Alyssa Saro

Valkuil 3: ingekapseld worden in een structuur

Wenselaers is erg sceptisch over het vermogen van instituten om zichzelf te vernieuwen. Hen vindt dat logge, hiërarchische werkstructuren het moeilijk maken om iets te veranderen. ‘Musea worden gezien als wetenschappelijke instituten die boven de maatschappij verheven zijn; ze zijn niet gewend om hun positie in vraag te stellen. En in het theater wordt meer dan de helft van het geld uitgegeven aan stenen, raden van bestuur en productiebegeleiders met een bepaalde visie. Zo wordt er een heel smalle deur gecreëerd waar maar een paar mensen door passen.’ Hen ziet de starheid van deze instituties ook weerspiegeld in de architectuur ervan. Door de haakjes gaan musea nadenken over wat ze eraan moeten hangen, door het podium denkt het theater dat het alleen maar moet zenden. ‘Gebouwen zijn niet interessant. De vorm is dwingend, leidend. Instellingen zijn pas interessant als er beweging in zit!’

 

Voor Wenselaers zijn er twee oplossingen: nieuwe projecten uit de grond stampen of toch van binnenuit de bal aan het rollen brengen, het liefst vanuit een functie dicht bij de macht. ‘Maar je moet je er altijd van bewust zijn dat je als werknemer “van” een organisatie bent en dat er verwacht wordt dat je hun agenda uitdraagt. Omdat instituten ook moeten denken aan de subsidiënten, artistieke overwegingen of publieksbereik, komt maatschappelijk engagement meestal niet op de eerste plaats.’ De residenten vragen zich af hoe Wenselaers het zelf vermijdt om op die manier ingekapseld te worden. ‘Als het te traag gaat, maakt een gelatenheid zich meester van me. Dan moet ik weg’, is hun antwoord. Hoewel een vaste baan zekerheid biedt en Wenselaers die ook wil, clasht dat vaak met hun vrijheid. ‘Ik heb hard gewerkt voor de functies die ik heb gehad, maar ik ben nooit bang geweest om ze te verliezen.’

 

Wenselaers wil graag eindigen met hoop. Hen werkt momenteel bij SoAP Maastricht, een artistieke werkplaats voor kunstenaars. Dat was een productiehuis, maar Anneke Tonen heeft de structuur weggevaagd: de bedrijfswagen verkocht, de huur opgezegd… ‘Het is een contra-overorganisatie, een lichte instelling waarin het werk centraal staat, en waar voor ieder project een ander productie- en communicatieteam wordt samengesteld.’ Wenselaers’ grootste bezwaar tegen instituties is dat ze kunstenaars niet tot een zelfstandige praktijk aanzetten; hen is blij dat bij SoAP wel te kunnen doen.

(c) Alyssa Saro

Een gesprek over de schrijfresidentie

Het gesprek met Selm Wenselaers maakt heel wat los en zet alle aanwezigen aan tot een reflectie op de context van deze schrijfresidentie en op de eigen positie in het culturele veld. Organisator deBuren is natuurlijk ook een instelling. En de residenten worden tijdens de residentie uitgenodigd een tekst te schrijven bij een object uit de collectie van het Rijksmuseum, nog zo’n instelling. De recorder gaat uit en iedereen spreekt openhartig over ervaringen en bedenkingen.

 

Wat gezegd is, werd gezegd in een safe space en komt dus niet terecht in dit verslag. Het gesprek vond plaats in een sfeer van onderling respect en liefde. De residenten zijn in de afgelopen weken een groep geworden en hebben geleerd van hun ontmoetingen met sprekers en redacteurs, en nog het meest van elkaar. Hun tijd in Parijs was op verschillende manieren zeer bewogen, maar ook – in hun eigen woorden – ‘hoopvol’, ‘verdiepend’, ‘vol schrijfplezier’. Au revoir.

(c) Alyssa Saro
(c) Alyssa Saro

Selm Wenselaers

Selm Wenselaers is een Vlaamse verhalenverteller, die in Nederland woont. Hen is dramaturg, cultureel producer en curator, gespreksleider, schrijver en onderzoeker. Al deze zaken bekijkt Selm met een historische en antropologische blik, met oog voor onderliggende verbanden. In 2008 schreef hen De laatste Belgen, een geschiedenis van de Oostkantons. Tijdens hun tijd in Berlijn stampte hen het Vlaams-Nederlands festival Flachlandfest uit de grond. Later, terug in Antwerpen, richtte hen het Geheugen Collectief, een historisch onderzoeksbureau, op en de Kleine Expeditie, een creatief projectbureau. Selm werkte verder als freelance onderzoeker en productieleider voor musea, productiehuizen en podiumkunstenaars. Hen schrijft artikels voor verschillende media. Als theatermaker werkte hen samen met Suzanne Grotenhuis, De Nwe Tijd, als dramaturg bij Frascati, bij productiehuis Theater Rotterdam en ten slotte als stadsconservator verbonden aan Museum Arnhem. 

Vertel het verder: