Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Hieronder kan je Een lijf om lief te hebben van Lianne Collignon beluisteren of lezen.
Het is altijd donker in onze slaapkamer. De gordijnen trek ik dicht en de lampen blijven uit; al het licht sluit ik buiten voor ik me mag blootgeven. Ik verstop mijn logge lijf voor hem in het duister, en toch zoekt hij me telkens met liefde, op alle manieren die hij kan bedenken. Hij zoekt me teder, hij zoekt me speels, hij zoekt me ruw, hij zoekt me bedreven met zijn vingers en gretig met zijn tong, maar mijn lichaam laat zich niet vinden. Niet echt. Het is te lijvig, te vol, te vlekkerig, te groot, het heeft net zoveel putten als dat het kwabben heeft. Mijn lijf is geen lijf om lief te hebben.
Vandaag toch in het licht, hebben we afgesproken; voor mij, omdat ik prachtig zou zijn, maar eigenlijk zal ik het voor hem doen. Want hij hoeft zich niet te schamen. Hem gun ik vrijen in het daglicht, ik gun hem vrijen in het bos en vrijen op het strand, in de wind en de zon, ik gun hem vrijheid.
Het enige dat ik hem vandaag kan geven, is vrijen in het kaarslicht. In deze façade van romantiek is het precies donker en licht genoeg voor ons beiden. Ik steek de kaarsen aan en zet ze rondom ons matras. In het halfduister kan ik me verstoppen en de kaarsen bieden hem net voldoende licht om me te zoeken.
Ik kleed me uit en ga in kleermakerszit op het bed zitten. Mijn rug kromt, mijn borsten hangen op mijn buik en mijn buik kleeft aan mijn bovenbenen. Ik raak mijn borsten aan. Als ze zich helemaal hebben gevuld met schaamte, komt hij binnen. Het kaarslicht beschermt me niet voldoende en ik wil mijn ogen dichtknijpen, alsof ik er dan niet ben, niet besta, maar hij glimlacht, troostend. ‘Ik zie je zo goed,’ fluistert hij, bijna aangedaan, ‘wat ben je mooi.’
Hij gaat tegenover me zitten. Voor hem wil ik mezelf waarderen, kunnen beroeren. Mijn handen wrijven over mijn borsten, gaan naar mijn buik. Even aarzel ik, maar dan pak ik haar vast en mijn navel verdwijnt. Als je modder in een zak huid zou stoppen, is dit hoe het zou voelen. Ik laat de vleesmassa los en een zwaarte bedekt me. De kaarsjes fluisteren onbarmhartig; verdwijn maar, verstop je; zorg dat niemand je zo kan zien. Voor ik iets kan zeggen of kan huilen, steekt hij zijn handen op. Zijn grote, zachte, lieve handen hangen even in de lucht, voordat ik begrijp dat hij me wil aanraken. Meer dan alles wil hij me aanraken. Ik leg mijn handen tegen de zijne en voel de warmte van zijn lijf naar het mijne glijden. Onze vingers verstrengelen zich. We buigen voorover, zitten wang tegen wang en snuiven elkaar op.
En dan voel ik wat hij me gunt. Wat ik mezelf misgun. Zolang ik me verberg, vertel ik mezelf dat er een grens is vanaf waar ik mag genieten. Zolang ik verscholen blijf, zit er een begin en een einde aan wanneer ik bemind mag worden. Maar is niet elk lijf een liefkozing waard? Zelfs het mijne. In mijn lijf zit een kloppend hart, dit lijf kan zwemmen en zoenen en strelen, dit lijf kan knuffelen en klaarkomen, in dit lijf heeft een mensje gewoond en het heeft haar ook gebaard.
Onze handen laten elkaar los en ik kijk opnieuw naar mijn buik. Opnieuw gaan mijn handen er naartoe maar deze keer pak ik niets vast, ik streel haar, zachtjes en toegenegen. Ik streel de golven, aai de zijkanten, ik strijk met mijn vinger over de dons onder mijn navel. Mijn buik is; ik ben, zo zacht en warm en lieflijk en troostrijk. Ik glimlach en hij kreunt opgetogen. Hij aait me, wil me overal beroeren, en me laten zien hoe bijzonder ik ben. Hij noemt me echt, hij noemt me vrouwelijk. ‘Zoen me maar,’ zeg ik. ‘Ik wil dat je me zoent.'
We kussen en mijn vingers gaan naar beneden. Hij geeft kleine, tedere kusjes op mijn gezicht en ik voel hoe nat ik ben, hoe zacht ik ben, hoe vrouwelijk ik ben. Mijn spieren ontspannen en mijn lijf geeft zich over aan de vrijheid. Mijn vingertoppen spelen met me, alsof ze me plagen en adoreren tegelijk. Hij kust en likt mijn nek, precies in het goede ritme. De kaarsjes fluisteren dat ik mag genieten, hun lichtjes dansen met mijn lichaam. Ik tintel. Dit moet het begin zijn vanaf waar ik mag genieten. Ik beweeg mijn vinger sneller. Een golf van warmte trilt vanuit mijn tenen omhoog. Hij bijt in mijn oorlel, zachtjes, hij bijt en ik kreun, mijn vingertop beweegt precies goed, precies goed… precies goed. Diep adem ik uit. En dan snap ik het: er is geen begin, en een einde bestaat er ook niet. De kaarsjes laten het woord aan mij, en ik, ik tintel in hun licht.
Organisatie: deBuren, Stichting Nieuwe Helden en De Nieuwe Liefde. Het Rode Oor is onderdeel van het project Yes, please!, een initiatief van Stichting Nieuwe Helden in co-productie met deBuren en in samenwerking met De Nieuwe Liefde, Compagnietheater, Marres Maastricht en HKU.