Na een verblijf van meer dan dertig jaar in een Afrikaanse missiepost keert Daniel terug naar zijn geboortedorp, ergens in Zuid-Europa. Voor zijn terugkeer heeft hij zijn redenen, maar die heeft hij zijn familie niet laten weten. Van een echte thuiskomst blijkt echter geen sprake, bij aankomst in het dorp herkent hij het nauwelijks. De vervreemding neemt alleen maar verder toe wanneer hij in zijn ouderlijk huis niet wordt onthaald als de teruggekeerde verloren zoon. Zijn familie lijkt zich vooral druk te maken over de mogelijke komst van de HST, die het dorpje tot tevredenheid van sommigen en tot ontevredenheid van anderen zal verbinden met de hoofdstad.