Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

Spelbrekers | Een inleiding tot Homo Ludens van Johan Huizinga

In Spelbrekers, een reeks filosofische gesprekken waarin we verschillende domeinen onder de loep nemen waarin spel belangrijk is, gaan we uit van Johan Huizinga's concept van de Homo Ludens of de spelende mens. Maar wat bedoelde hij daar nu precies mee? Filosoof Elize de Mul geeft een korte introductie tot Huizinga's denken over spel.
Door deBuren op 10 sep 2020
Tekst
Filosofie & religie
Spelbrekers

Een inleiding tot Homo Ludens - proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur 

door Elize de Mul

 

Het boek Homo Ludens van historicus en cultuurfilosoof Johan Huizinga is een van die boeken die de tand des tijds niet alleen heeft overleefd, maar nog steeds tot de verbeelding en inspiratie van velen spreekt. Hij bedacht het woord ‘ludiek’ – een blijvertje in het Nederlands vocabulaire – en zijn Homo ludens, de spelende mens, heeft eveneens een vast plekje weten te veroveren in de lijst van bekende typeringen van de mens, zoals de Homo faber en Homo economicus.

Al vóór de publicatie in 1938 waren spel en de spelende mens onderwerp van diverse lezingen van Huizinga. Tot zijn frustratie bleek het lastig om zijn publiek duidelijk te maken hoe het door hem waargenomen speelse element van de cultuur moet worden begrepen. Zo werd zijn lezing met de titel ‘Over het spel-element van de cultuur’ (1933) regelmatig verkeerd aangekondigd als ‘Over het spelelement in de cultuur’. Eenzelfde probleem deed zich voor bij diverse vertalingen van de ondertitel van Homo Ludens, die in het Engels bijvoorbeeld A Study of the Play-Element in Culture werd. Dit lijkt misschien een triviaal semantisch wissewasje, maar om de kerngedachte van Homo Ludens te doorgronden is het nu juist dat ene woordje dat er heel veel toe doet.


Een spel-element in de cultuur benoemen suggereert dat het een element is te midden van vele anderen. Voor Huizinga is spel echter meer dan dat; het overtreft al die andere elementen. Spel is, met andere woorden, het element van de cultuur. Cultuur ontspringt uit spel, is zelfs enkel mogelijk als spel. Denken we bij spel misschien allereerst aan bordspelen, theater, sport, daar ziet Huizinga het spelkarakter terug in zeer uiteenlopende handelingen en culturele rituelen en uitdrukkingen. Men speelt inderdaad sportwedstrijden, maar ook religieuze rituelen, rechtspraak, filosofie, religie. Men speelt naast theater, muziek en dans ook mode. Spel is niet af en toe aanwezig, maar alle cultuur is doordrongen van speelsheid.

 

 

Wat is spel?

 

Hoe moeten we spel begrijpen? Homo Ludens begint met een opsomming van definiërende kenmerken. Spel, zo begint Huizinga, is allereerst een vrije handeling. Hier treffen we een eerste dubbelzinnigheid aan, want spel is een vrijwillige overgave aan de regels en rituelen van het spel en daardoor juist ook een vrijwillige beknotting van de eigen vrijheid ten behoeve van het spel. Het spel vraagt de speler mee te spelen, geen spelbreker te zijn. Spelen is daarmee ook altijd een ‘gespeeld worden’, je mee laten voeren door de regels van het spel. De mens is weliswaar de katalysator van ludieke culturele uitdrukkingen als taal, theater, rechtspraak of sport, maar is nooit helemaal meester over het spel.

 

Spel vindt verder plaats buiten het noodzakelijke leven - dat in teken staat van eten, voortplanting en beschutting. Het dient geen doel buiten zichzelf en geeft daarmee uitdrukking aan de vrijheid van de mens die niet geheel knecht is van zijn natuurlijke driften. Aan spel is daarnaast geen direct materieel belang of nut verbonden. Men speelt om te spelen, het doel van het spel is het spel zélf. Het is ook ‘niet gemeend’ maar een doen alsof, de speler wéét dat het ‘slechts’ een spel is. Dit wil echter niet zeggen dat spel frivool of niet-ernstig zou zijn. Spel voltrekt zich juist in een ‘heilige ernst,’ het schept niet alleen plezier en genot, maar het brengt ons ook samen, het creëert saamhorigheid en gemeenschap. Het is daarmee een onontbeerlijk element van een gezonde een veerkrachtige samenleving.

 

 

 

Spelerosie

 

Waar de eerste helft van het boek een bevlogen cultuuranalyse is, daar wordt de toon van Homo Ludens in het laatste deel van het boek een stuk grimmiger en krijgt het betoog een cultuurpessimistisch tintje. Dit is niet zo vreemd, daar het werk tot stand kwam in het roerige tijdvak tussen twee wereldoorlogen in een uiterst gespannen Europa, dat in een economische crisis verkeerde. Om het cultuurpessimisme van Huizinga te doorgronden, is het hierboven benadrukte verschil tussen een spel-element in de cultuur en van de cultuur cruciaal. Als we Huizinga volgen in zijn betoog, dan is spel immers niet zozeer een onderdeel van, maar veeleer een voorwaarde voor cultuur. Huizinga neemt echter in de eerste helft van de 20e eeuw een alarmerende spelerosie waar. Alarmerend, want volgens Huizinga’s logica lijkt een erosie van het spel-element van de cultuur niets minder dan een erosie van de cultuur zelf te impliceren.

 

De spelerosie die hij waarneemt in de Westerse cultuur komt op verschillende manieren tot uitdrukking. Zo ziet hij dat spel, dat inherent vrij zou moeten zijn van materieel belang, steeds vaker ten prooi valt aan de commercie. Hij noemt bijvoorbeeld de sportwereld, ooit een domein van het bevlogen spel, nu een façade voor winstbelangen en vercommercialisering. Het oprukken van het Amerikaans kapitalisme en de bijbehorende massacultuur en -consumptie neemt hij eveneens met lede ogen waar. Het brengt volgens Huizinga een decadente oppervlakkigheid met zich mee, een hang naar holle esthetiek en uniformiteit die geen enkele ruimte om te spelen overlaat.

 

Ook ziet hij een groeiend egoïsme in de cultuur, gevoed door de cultus van het ‘ik’ en zelfontplooiing. Vrijwillige overgave en opofferring in naam van iets groters, het spel, is daarmee schaars geworden. Nog aanwezige spelelementen blijken eerder met kinderachtigheid dan met oprecht spel van doen te hebben. Wanneer spelvormen bewust worden ingezet om een achterliggend maatschappelijk of politiek belang te verbloemen, dan verwordt het onherroepelijk tot ‘vals spel’, aldus Huizinga. In de politiek ziet hij een neiging tot ‘puerilisme’ die het parlement tot een poppenkast dreigt te maken. Dit puerilisme kenmerkt zich onder andere door een gebrek aan respect, een algehele verzwakking van het oordeelsvermogen, een gebrek aan een kritische houding, hang naar sensatie en gemakkelijk te verteren meningen, een gebrek aan humor en een onverdraagzaamheid tegenover niet-groepsgenoten.

 

Ook de technologische ontwikkelingen spelen hierbij volgens Huizinga een rol. Doordat het verkeer tussen de mensen zo buitengewoon veel makkelijker is geworden, lokken techniek, publiciteit en propaganda ongezonde competitie uit. Bovendien maken ze een onmiddellijke bevrediging van aandriften mogelijk; zo kan het volk de uren van zijn leven vullen met oppervlakkige verstrooiing. Erg lijkt  de massa dit zelf overigens niet te vinden, zo stelt Huizinga vast, zij voelt zich uiterst best bij die staat van half vrijwillige verdwazing. Technologie maakt de wereld tot een speeltje, het moet ons dan ook niet verbazen dat de mens zich als een kind gedraagt.

 

 

 

Over 'vals' en 'oprecht spel'

 

De tendensen die Huizinga beschrijft, lijken in onze eigen tijd tot wasdom te zijn gekomen. Het hyperindividualisme, de banale verstrooiing en een giftige vermenging van ernst en spel zijn inmiddels alomtegenwoordig. Edutainment, fake news, casino-kapitalisme, scoredrift in de educatieve sector, funificatie van musea en de dataminingtechnieken achter social media en online games zijn voorbeelden van spel dat in de definitie van Huizinga ‘vals’ lijkt te zijn geworden. Willen we het door hem waargenomen tij van cultuurverlies nog keren, dan zouden we kunnen luisteren naar de utopische oproep  die uit het werk van Huizinga spreekt en weer op de ‘juiste’ manier leren spelen.  Maar hoe doen we dat, ‘goed’ spelen? Hier biedt de definitie van spel die Huizinga aan het begin van zijn boek geeft allicht een richting. ‘Echt’ en zuiver spel, zo leren we van hem, vermengt zich niet met commercie, politieke  of maatschappelijke propaganda en belangen en vraagt om een zekere mate van (zelf)opoffering en heilige ernst.

 

Hier zijn echter wel wat kritische voetnoten te plaatsen. Als we aannemen dat inderdaad álle cultuur voorkomt uit spel, zijn dan de door Huizinga bekritiseerde kinderachtigheid, commercialisering, massacultuur en kapitalisme immers óók niet simpelweg uitingen van de fundamentele speldrift van de mens? Is Huizinga misschien te romantisch in zijn oordeel?

 

Zelfs als we Huizinga’s cultuurpessimisme met een korreltje zout nemen, biedt Homo Ludens een interessant en waardevol inzicht in het spelelement van de cultuur. En de paradox in zijn betoog prikkelt nog steeds de verbeelding. Want kunnen we ‘vals’ en ‘oprecht’ spel werkelijk onderscheiden? Is onze huidige ludieke samenleving stiekem minder ‘speels’ dan gedacht? En zo ja, welke conclusies moeten we daar uit trekken?  

 

Meer over de reeks?

In vier gesprekken gaat Fiep van Bodegom met gasten in gesprek over het spel-element in kunst, psychiatrie, politiek en digitalisering.

 

 

 

Alles over spelbrekers
Vertel het verder: