Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

'Men vergeet Chinese Europeanen in het racismedebat' Vraag en antwoord met Pete Wu

Lees de opinie van Pete Wu over de onderrepresentatie van Chinese Europeanen in het racismedebat. Documentairemaker, journalist en oud-schrijfresident Emma Lesuis stelt jullie vragen in een interview aan Pete Wu en op maandag 22 september lanceren we dit interview als podcast.
Door Pete Wu op 8 sep 2020
Podcast
Tekst
Politiek & samenleving
Media
Vraag en antwoord
© Kevin Kwee

Journalist en oud-schrijfresident Pete Wu, auteur van het boek De bananengeneratie, stelt dat de systematische onderrepresentatie van mensen met een Chinese achtergrond stereotypen over de Chinees-Nederlandse bevolking versterkt.

'Men vergeet Chinese Europeanen in het racismedebat'

 

Even voorstellen: ik ben Pete Wu, 34 jaar, ik ben journalist en schrijver van het non-fictieboek De bananengeneratie. Dat gaat over de generatie Chinezen die zijn geboren en opgegroeid in Nederland. Ik behoor zelf ook tot die groep. In mijn boek heb ik het over de relatie met onze ouders en hun normen en waarden en de relatie met de mensen in onze omgeving, en hoe dat tot uiting komt in bijvoorbeeld liefde en daten en hoe we discriminatie ervaren.

 

Want dat laatste, het onderwerp racisme en discriminatie tegen Chinese Nederlanders is iets waar veel mensen in mijn omgeving niet bij stilstonden voordat ik er een heel boek over schreef.

 

Ik neem je daarom even naar mijn jeugd. Toen ik opgroeide, wilde ik namelijk er net als iedereen graag bij horen. Ik heb één keer de bapao's van mijn Chinese moeder mee naar school genomen, maar mijn klasgenoten kenden dat niet en vonden dat ze stonken. De bapao’s van mijn moeder benadrukten dat ik anders was dan mijn klasgenoten, en dat wilde ik niet. Sinds die dag at ik alleen nog maar pistoletjes met brie uit de kantine zoals mijn klasgenoten.

 

Dat zette zich voort. Ik was bijvoorbeeld er trots op als mensen zeiden; 'Ja, maar ik zie jou niet als een Chinees.' Of: 'Jij bent niet zoals die Chinezen.' Ik voelde me dan ook een uitzondering op de regel. Dat had er ook mee te maken dat ik nooit andere Chinese gezichten zag in de Nederlandse media. En als ik ze wel zag, waren dat vaak stereotypen.

 

Ik vergelijk dit in mijn boek weleens met het accepteren van mijn homoseksualiteit. Ook daarbij wilde ik niet aan de stereotypen voldoen – alles wat maar met homo’s te maken had negeerde ik, en ik lette altijd goed op of ik niet met stereotype gay trekjes praatte of op een manier zat dat mensen wisten dat ik gay was.

 

Terug naar de Chinese kant van het verhaal. Naast positieve stereotypen zoals dat bijvoorbeeld alle Chinezen slim en hardwerkend zouden zijn, bestaan er namelijk ook tig van stereotypen waar je helemaal niet trots op hoefde te zijn. Chinese mannen zijn aseksuele en onmannelijke nerds, Chinese vrouwen zijn onderdanige geisha-poppetjes of überstrenge tigermoms. En dan nog: stereotypen, hoe positief ze ook zijn, ze vertellen nooit het hele verhaal. En omdat in de media zó weinig aandacht is voor deze groep mensen, krijgen ze ook nooit de kans om dat hele verhaal te vertellen.

 

Die stereotypen hebben ook gevolgen op hoe ik me gedroeg, want ook ikzelf, als Chinese Nederlander, kreeg een clichébeeld van andere Chinese Nederlanders die ik tegenkwam. Die andere Chinese Nederlanders heb ik lang altijd een beetje genegeerd, op straat of op evenementen. Misschien was ik bang dat anderen zouden denken dat we bij elkaar hoorden, dat onze anders-zijn extra zou opvallen en dat zij mij zouden associëren met de stereotypen die er bestaan. Een beetje zoals ik dus mijn homoseksualiteit probeerde te negeren.

 

Dat soort denken heeft natuurlijk best veel effect op jezelf, vooral in je jeugd. Ik wilde heel graag niet mezelf zijn, eigenlijk, en bovendien schaamde ik me voor iets waar ik niks aan kon veranderen, namelijk mijn Chinees-zijn. 

 

Ik kan hier weer de parallel trekken naar mijn homo-zijn. Want net als dat ik dus geen Chinese vrienden had, had ik lange tijd ook geen andere homoseksuele vrienden – dat vond ik ook te confronterend. Tot ik de jonge Franse couchsurfer Gwen over de vloer had. De kleine, stevige Gwen zong op het matrasje waarop ik hem liet slapen met Glee-coverliedjes mee, eindigde driekwart van zijn zinnen met ‘bitch’ en vond Anne Frank een echte ‘héroïne’. Hij was helemaal senang met zichzelf en met hoe hij overkwam op anderen. En dat bewonderde ik.

 

Gwen en ik deelden ook meteen andere dingen zonder dat we elkaar echt kenden: onze coming-outverhalen, onze kijk op de wereld als underdogs en onze reacties op reacties van de buitenwereld. Niet lang na onze ontmoeting durfde ik uit de kast te komen voor mijn vrienden.

 

Dit is dus hoe belangrijk het kan zijn om met mensen in contact te komen of mensen te zien die zijn zoals jij.

 

Daarom was voor mijzelf de weg die resulteerde in het boek De bananengeneratie heel erg belangrijk. Ik heb voor het boek 45 lange gesprekken gevoerd met andere Nederlanders van Chinese afkomst, waarbij ik meteen de diepte in ging. Dat waren met onder andere een klimaatwetenschapper, een influencer, een illustrator, een fotograaf, een weddingplanner, een predikant, een psycholoog en een steward, en allemaal voldeden ze niet aan de stereotypen die ik kende. De gesprekken hielpen mij erg bij het vormen van een ander beeld van Chinese Nederlanders en het slopen van stereotypen, ook mijn eigen.

 

Maar daar stopt het niet. Het is ook belangrijk dat andere mensen om in contact te komen met mensen die niet zijn zoals zij. Volgens de contacthypothese van assistent-professor in de sociologie Daniel DellaPosta van de Pennsylvania State University, accepteren we homoseksualiteit en homorechten sneller wanneer we iemand persoonlijk beter leren kennen die homo of lesbisch is.

Zou dat ook kunnen betekenen dat we bijvoorbeeld sneller zouden opkomen voor Chinese en andere Oost-Aziatische Nederlanders wanneer zij racistisch worden bejegend, wanneer ze zichtbaarder zouden zijn in de mainstreammedia?

 

Want dat bleek dit jaar nogal nodig. Het beperkte beeld dat veel mensen van Chinezen en Chinese Nederlanders krijgen, dat wordt juist gevoed door de eendimensionale stereotypen op tv en in films. En dat geeft weer bodem voor discriminatie. Denk bijvoorbeeld aan de grappen die werden gemaakt tegen Chinese Nederlanders sinds het coronavirus uitbrak eerder dit jaar. Chinezen werden in Nederland en public uitgescholden. Op sociale media zag ik reacties van mensen die uit angst voor het coronavirus niet meer naar de ‘Chinese snackbar’ willen, met woorden als ‘kanker-Chinezen’ reageren of ‘Alle Chinezen Europa uit’ roepen. Ik zag een Koreaanse jongen geslagen worden op Instagram. De jarenlange normalisering van stereotiepe grappen tegen Aziaten in de westers wereld betaalde zich ineens op negatieve wijze uit – en ineens bleek dat ook racisme en discriminatie tegen Aziatische Europeanen bestonden.

 

Dus is er werk aan de winkel. Wij als Chinese Nederlanders en Belgen moeten ook onze eigen verhalen vertellen in de media, en daarmee de stereotypen ontmantelen.

 

Maar zoals ook door de Black Lives Matters-bewegingen over de wereld duidelijk wordt gemaakt: dat alleen is niet genoeg. Er moet ook ruimte komen vanuit bijvoorbeeld de mensen die bepalen wat er voor de publieke omroepen worden gemaakt, of wie er worden geïnterviewd aan een talkshowtafel, wie in de reclames en soapseries meespelen. En vooral: er moet erkend worden dat ook Chinese Nederlanders en Belgen last hebben van discriminatie en onderrepresentatie. Pas dan kunnen we beginnen aan de oplossingen.

 

Ik pleit daarom vandaag voor betere representatie en zichtbaarheid, zodat de generatie Chinese Nederlanders en Belgen na mij, wel gewoon de bapao’s van hun moeder mee naar school durven nemen.


Vertel het verder: