Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
wat geen ruimte inneemt
Ik slaap online. Traag internet betekent oranje licht. I need the green light.
Gaat jullie wekker nog af?
In de zachte omlijning van het scherm zorg ik dat alleen het goede zichtbaar is: grondig gecurateerde achtergrond, gedesinfecteerde ruimte. De schaamte buiten beeld. Ik knip plaatjes uit van rommel. Wie ik ben is wat ik opstapel en of het meer is dan dat weet alleen mijn lichaam. Het bevat nog steeds geen virus.
Ik heb dingen overwogen: mijn haar kleuren, een hond nemen, leren skaten.
Ik weet nog hoe teleurgesteld ik was dat mijn eigen geur steeds absoluter werd. Hoe ik achteloos mee applaudisseerde. Collectiviteit is soms lachwekkend, maar allemaal hunkeren we.
In een leeg huis kan je stil woorden voor je uitpiepen: minimaliseren, annulatie, forse boete.
We worden anders, alleen.
In een Facebookgroep voor dertigers klaagt een vrouw dat haar zweet nu anders ruikt, chemischer. Een jonge man is verontwaardigd dat hij dit verward heeft met leven.
Er is niets meer aan paranoia wanneer er effectief redenen zijn om bang te zijn. Wat ik het meeste mis is een massaal omhulsel: onder het juk van roezemoezende stemmen het gevoel hebben bekeken te worden.
Op het journaal stelt een journaliste een kritische vraag aan de directeur van Plopsaland. Achter hem beweegt een lege achtbaan, alleen het rammelen van de karretjes.
“Ze moeten gewoon de hemel zien”, zei de plantenverkoper. Ik zoek naar de bovenkant: optillen of openbreken. Ze moeten de hemel zien.
Ik herinner mij een roerloos maar opvallend moment van totale ontsteltenis: een wak in de massa geslagen, alleen het ruisen van de koelkast. Een jongen die schuldbewust vijf potten appelmoes in zijn mandje plaatste. Het overeind blijven van oogcontact.
Ik herinner mij hoe muren robuust werden: eerst vaders, dan heersers en vervolgens vijanden. Hoe ik me vastklampte aan verantwoordelijke witte mannen met universitaire diploma’s en aanvaardbare meningen op Twitter. Hoe ook die trend afnam.
Uiteindelijk went alles.
Ik wil de smet oplikken
Ik wil alles volgens de regels doen,
mijn mond zal ik dichthouden, alle adem blijf in mij van mij
Ik wil de smet uit mijn lakens wassen met Dettol
Ik wil de smet oplikken
De smet zal mij niet raken
De smet zal hen niet raken
Niets zal in elkaar overvloeien
Ik wil naar waar ik niet ben heengegaan
Ik wil aaien wat ik niet heb aangeraakt
Voor gOd held werd was zij een saaie vrouw met ademnood
Elsbet De Pauw (1998) is dichter en studeert Taal- & Letterkunde aan de UGent. Ze schrijft over lichamen en onbehagen, de fluïditeit tussen meisje en vrouw en Belgische dorpjes. Ze brengt haar gedichten op podia, stond in 2019 in de finale van WriteNow! en was schrijfresident van de Parijsresidentie van deBuren. Ze is gefascineerd door kitsch, alles wat raar is en het werk van Chris Kraus.
Max Urai (1991) is schrijver, redacteur en docent. Zijn verhalen, essays en recensies verschenen onder andere bij Kluger Hans, Nooit Meer Slapen, Mr. Motley en De Reactor. In 2018 werd zijn essay "Stickin' it to the man – lessen van activistisch Nederland" genomineerd voor de Joost Zwagerman Essayprijs. Hij was redacteur bij Perdu en Tijdschrift Ei. Momenteel doceert hij een cursus over science fiction. www.maxurai.nl