Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

De orde der dingen | Finalist Het Rode Oor 2018

'De orde der dingen' won een finaleplek voor Het Rode Oor 2018, de literaire erotische schrijfwedstrijd van deBuren, Stichting Nieuwe Helden en De Nieuwe Liefde. Een jaarlijkse zoektocht naar de mooiste erotische kortverhalen om naar te luisteren.
Door finalist Rode Oor '18 op 1 sep 2018
Podcast
Tekst
Politiek & samenleving
Literatuur & taal
Het Rode Oor

Hieronder kan je De orde der dingen beluisteren of lezen.

Hij is niet de man geworden die ik me had voorgesteld. Maar het is hem onmiskenbaar. Met zijn handen diep in de zakken van zijn jas gestoken stapt hij de treindeuren door en beent af op een plaats bij het raam. Zijn benen tilt hij nog altijd iets te hoog op, om ze vervolgens haast een meter verder weer stevig neer te planten. Ik heb het altijd al charmant gevonden, alsof hij zelf ook niet goed weet wat hij met dat grote lichaam aan moet dat hem eigenlijk niet past.

 

Zijn gezicht is ouder, maar de jongensachtige branie is nog altijd zichtbaar. Zijn profiel is de droom van menig acteur: brede kaak, Romeinse neus met een klein kuiltje in het puntje, grijsblauwe ogen omlijst door zwarte wimpers. Hij zal me niet snel opmerken, hij is altijd iemand geweest die zich nauwelijks van zijn omgeving bewust is. In tegenstelling tot mij. Ik ben van het nerveuze slag. Sinds hij is binnengekomen komen mijn vingertoppen in steeds sneller tempo roffelend neer op het tafelblad. De geïrriteerde blik van mijn overbuurman verbiedt me het zalige onbewustzijn van het eigen lichaam. Ik sluit mijn ogen, het fluitje van de conductrice katapulteert me in één klap terug in de tijd.

 

De zomer van 1986 leek eindeloos. De lome zomerdagen van augustus werden naadloos aaneengeregen. Hoeveel kilometer hadden we wel niet afgelegd samen? Hij op zijn glimmend blauwe Peugeot, ik op de Batavus van moeder. De bollenvelden gleden traag aan ons voorbij, iedere zoveel meter doorkliefd door slootjes die zorgden voor een soepel ritme tijdens het trappen. Het duurde nooit lang voor hij zijn bezwete shirt met een zwier over zijn stuur hing. We lieten onze kop leegblazen door de wind, scheurden rakelings dicht langs moeders met kinderwagens om hard te lachen om de gilletjes die ze slaakten. Jongens waren we.

 

Als we na uren trappen uitgeput en hongerig waren, gooiden we onze fiets in het gras neer en ploften ernaast. Vanuit een ooghoek ontwaarde ik de sterrenstelsels in de moedervlekken op zijn rug. Grote Beer. Orion. Cassiopeia. Op een dag waarop ik plots de eigenaar was van een mij onbekende bravoure, tilde ik mijn hand op en traceerde ze voorzichtig met mijn vinger. Diezelfde hand had hem al vaker aangeraakt, natuurlijk, maar alleen zoals jongens van zestien dat doen. Een plagerige stoot. Een ongemakkelijke klap op de schouder.

 

Hij had onverstoorbaar doorgekauwd, alsof dit een natuurlijk verloop was van de orde der dingen. Zijn huid was melkachtig wit, ondanks het vele shirtloze fietsen. Het zweet parelde in zijn okselhaar. De geur ervan werd vermengd met die van de lavendelzeep die zijn moeder altijd maakte. Even moest ik de neiging bedwingen mijn neus in zijn oksel te steken. Hij draaide zich op zijn rug en keek me aan. Zijn linkerwenkbrauw was iets opgetrokken, om zijn mondhoek speelde een klein glimlachje. Ogen als klokwerk, ik kon nooit precies ontwaren hoe de raderen in elkaar klikten. Hij keek vermaakt, alsof hij goedkeuring gaf aan mijn onverwachte daadkracht. Alsof hij erop had zitten wachten, misschien.

 

Aangemoedigd door die blik tekende ik verder op het sproetenlandschap op zijn borst. Ik wist dat hij ze verafschuwde, maar ik was blij dat er geen einde aan kwam. Terwijl mijn vinger een langzame reis aflegde over zijn borst, voelde ik zijn kippenvel opkomen. Zijn beginnende borstharen kriebelden in mijn handpalm. Al die tijd lag hij me rustig gade te slaan. Plotseling richtte hij zich op, plantte zijn lippen op de mijne. Met de tanden waarmee hij zo vaak naar me lachte, beet hij zachtjes op mijn onderlip. Zijn tong gleed zachtjes tussen mijn lippen. Samen waren we één lichaam. Ik wilde verdrinken in alles wat hij was. Verloren zijn in zijn gevangenschap. Mijn broek begon te trekken in het kruis. Ik schrok ervan en sprong op. Alsof niets en alles tegelijk gebeurd was sprongen we weer op de pedalen. Doortrappen, doortrappen.

 

Na die dag was niets en alles anders. We ploegden nog altijd door vele kilometers landschap. Maar die blik ontweek ik sindsdien. De vriendschap was verwaterd toen we gingen studeren, zoals dat gaat.

 

‘Uw vervoersbewijs, alstublieft.’ De conductrice tikt op mijn schouder. In een flits zit ik weer gewoon in de trein. In de weerspiegeling van het raam zie ik die blik weer. De kraaienpootjes maken zijn oogopslag nog bedachtzamer. Slechts één vierzits is hij bij me vandaan. De ontmoeting is onvermijdelijk, het is een kwestie van tijd voor een van ons opstaat om uit te stappen en de ander passeert. Mijn passieve natuur laat mijn lichaam liefst versmelten met het leer van de stoel. Maar ik weet, ik móét. Voor de tweede keer in mijn leven doe ik een poging de bravoure te doen ontwaken, mijn lichaam los te weken van het leer, me over te geven aan de orde der dingen.


Organisatie: deBuren, Stichting Nieuwe Helden en De Nieuwe Liefde. Het Rode Oor is onderdeel van het project Yes, please!, een initiatief van Stichting Nieuwe Helden in co-productie met deBuren en in samenwerking met De Nieuwe Liefde, Compagnietheater, Marres Maastricht en HKU.

Vertel het verder: