Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

Berlijn, 27 juli 1920. De dag begon weer eens chaotisch voor Paul van Ostaijen.

Vandaag 100 jaar geleden begon Paul van Ostaijen te schrijven aan Bezette stad. Het was zo’n dag waarop alles tegelijkertijd gebeurde…
Door Matthijs de Ridder op 27 jul 2020
Tekst
Politiek & samenleving
Literatuur & taal
Besmette Stad

Berlijn, 27 juli 1920. De dag begon weer eens chaotisch voor Paul van Ostaijen. Zijn hospita schreeuwde naar boven dat er een bezorger aan de deur stond met een kist die hij toch echt zelf naar boven moest slepen. Bovendien wilde de man betaald worden.

Van Ostaijen zat al een paar dagen op de zending te wachten en snelde enthousiast naar beneden. Het was een nieuwe lading schilderijen van Fritz Stuckenberg die hij her en der aan de man zou proberen te brengen. Aan de deur bleek echter dat Stuckenberg zijn waar per expresse had verzonden. Kosten: 73 Deutsche Marken.

 

‘Ik heb me er niet over verbaasd dat je een week nodig had om de bezorgdienst aan het werk te zetten,’ schreef hij Stuckenberg meer dan een klein beetje geïrriteerd. ‘Alleen dat je het na dit geaarzel nodig vond om het zaakje als spoedbestelling te verzenden (spoedbestelling = 100% duurder) vind ik een wereldvreemde logica.’ Gelukkig had Emmeke 100 M achtergelaten toen ze voor een korte reis naar België was vertrokken. Maar, zo deed hij zijn beklag bij zijn vriend de schilder, dat betekende wel dat hij tot Emmekes terugkeer op 2 augustus met de resterende 27 M moest toekomen.

 

Zucht.

 

Met de daver nog op zijn lijf begon Van Ostaijen aan een antwoord op een brief die hij even had laten liggen. Paul Kenis had geïnformeerd of hij niet wilde meewerken aan het tijdschrift Opstanding – ‘liefst gedichten’. Opstanding was op zich een sympathiek blad, maar hoe moest hij Kenis nu uitleggen dat hij uit een diep dal kwam, waarin hij had getwijfeld aan de zin van het bestaan in het algemeen en zijn dichterschap in het bijzonder, maar dat hij moeizaam uit de diepte was gekrabbeld en langzaam de contouren van een nieuwe poëzie begon te zien? Een totaal nieuwe poëzie zelfs… haast zonder precedenten…

 

Hoe die poëzie eruit zou zien, wist Van Ostaijen zelf nog maar half. Hij had voor een aantal gedichten voor zijn nog onvoltooide bundel De feesten van angst en pijn geëxperimenteerd met filmtechnieken en met een ritmische typografie. In het nieuwe boek zou hij dit allemaal nog veel consequenter uitwerken, maar hoe het er precies zou uitzien, wist hij nog niet. Ondertussen had hij wel heel wat proza in de aanbieding. Maar ja, zo’n beetje ieder Vlaams tijdschrift klopte bij hem aan voor een bijdrage, schreef hij Kenis spottend, en allemaal wilden ze ‘liefst gedichten’ hebben. ‘Spijtig genoeg; want: ik schrijf helemaal geen gedichten meer.’

 

Zo, dat moest volstaan.

 

Van Ostaijen schoof zijn papieren bij elkaar. Hij zou de brieven onderweg posten. Hij had met de schilders Georg Muche en Paul Citroen afgesproken om naar Lichterfelde te gaan. Er stond niets speciaals op het programma. Het was een mooie dag en je kon er eindeloos flaneren langs de oever van de Schlachtensee.

 

Paul Citroen was een paar dagen voordien voor het eerst als een onstuimige zomerstorm zijn leven binnen gewaaid. Hij was een geboren Berlijner, maar had een Nederlandse vader en woonde ondertussen in Amsterdam. Hij was voornamelijk in Berlijn voor de ‘Erste internationale Dada-Messe’. Zijn enthousiasme had ervoor gezorgd dat Van Ostaijen de voorbije dagen met hernieuwde interesse naar het werk van de dadaïsten had gekeken.

 

De tentoonstelling zelf was een visueel overdonderend spektakel en het geheel een artistiek overtuigende aanklacht tegen het hele consortium van godsdienst, vorst en staat, dat de oorlog niet alleen had ontketend, maar de mechanismen daarachter tot in de oneindigheid had verlengd. De Dada-Messe moet grote indruk op Van Ostaijen hebben gemaakt. Maanden later klonken er in zijn filmscenario De bankroet jazz nog luide echo’s van de leuzen die verspreid over de hele ruimte aan de muren hingen. Toch bleef Van Ostaijen met één bezwaar zitten. Op het vlak van de poëzie was het bij dada maar povertjes gesteld. Soms was de typografie magistraal, maar was er totaal geen inhoud. Op andere momenten was de inhoud interessant – of in ieder geval politiek uitdagend – maar had die inhoud geen enkele consequentie voor de vorm. Daar was nog een hoop winst te behalen.

 

Wellicht was dat een van de onderwerpen die Van Ostaijen slenterend langs de oever van de Schlachtensee met Muche en Citroen besprak. Misschien ook niet. Kunstenaars zijn bij momenten meesters in de conversatie over koetjes en kalfjes. Maar iets moet er die middag voor hebben gezorgd dat een aantal puzzelstukjes in het hoofd van Van Ostaijen in elkaar zijn gevallen. Hij zag het plots voor zich hoe zijn, nee, hoe dé nieuwe poëzie eruit moest zien: de destructie van de oorlog, de wilde montage van de film, de compositie van een kubistisch stadsbeeld, de scherts van dada en de klankrijke meerduidigheid van zijn beste gedichten – en dit allemaal in één meeslepende vertelling.

 

Na de wandeling pakte hij een vers blad papier en begon aan het gedicht ‘Bedreigde stad’: ‘Visé marsj Luik mortieren / marsj mortieren’.

 

’s Avonds waren er bokswedstrijden en vuurwerk in het Lunapark van Halensee, bij Van Ostaijen om de hoek. Hij had weer afgesproken met Citroen en Muche. ‘Van Ostaijen doet zich voor als kenner van de bokssport,’ noteerde Citroen geërgerd in zijn dagboek. Tijdens de oorlog had Van Ostaijen menig bokswedstrijd verslagen voor de krant, wat van hem in ieder geval een halve kenner maakte, maar dat kon Citroen uiteraard niet weten. Er was echter een andere reden waarom Van Ostaijen maar kon stoppen met praten. Er gierde simpelweg te veel adrenaline door zijn lijf. Hij had net een begin gemaakt met het meest omvangrijke literaire project dat de hele internationale avant-garde zou voortbrengen.

 

 


Welkom bij Besmette Stad, het multimediale project van deBuren, waarin een keur aan Vlaamse en Nederlandse kunstenaars een artistiek antwoord geven op de coronacrisis. Ze laten zich inspireren door Bezette Stad, de internationaal vermaarde dichtbundel waarin de Vlaamse schrijver Paul van Ostaijen terugkijkt op de Eerste Wereldoorlog. 

Vertel het verder: