Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Mythe 1: Schrijverschap is allesverterend
Heleen Debruyne vindt niet dat je kapot hoeft te gaan aan je kunst. Ze pleit voor pragmatiek in je werk als auteur, want de huur moet nu eenmaal betaald worden aan het eind van de maand. ‘Ik heb ook nog badkamercatalogi en stadsmagazines van teksten voorzien.’ Nu ze deeltijds werkt bij klassiekemuziekzender Klara, kan ze kiezen tussen opdrachten. Ze raadt de jonge schrijvers aan om zo’n vorm van stabiliteit in te bouwen. ‘Dat ik niet voortdurend aan mijn teksten kan werken, geeft me bovendien de kans om afstand te nemen en ze kritisch te bekijken.’
De residenten gaan gretig akkoord, sommigen combineren hun schrijverschap al met werk als jurist, jeugdwerker of programmamaker. Heeft die vaste job dan het best iets te maken met schrijverschap? ‘Ik vraag me wel eens af ik door mijn werk in de culturele wereld niet te veel bij dezelfde thema’s uitkom, of ik niet beter in een bloemenwinkel zou werken’, geeft Debruyne toe.
Mythe 2: Auteur, blijf in je hokje
Op Vuile Lakens, een veelbeluisterde podcast over seks en lichamelijkheid die Debruyne samen met Anaïs Van Ertvelde maakte, kwamen veel reacties. ‘Hoewel we de podcast zagen als een historische en gedragsstudie, kregen we het etiket “taboedoorbrekend” en plots stuurden talloze luisteraars ons hun intiemste persoonlijke seksvragen door!’ Debruyne voelde hoe ze in een hokje gestoken werd en kreeg van een collega-auteur ooit zelfs de vraag of ze niet bang was dat ze nu nooit meer serieus genomen zou worden…
Ze zet zich er fors tegen af dat ze nu alleen nog maar over seks zou mogen schrijven of spreken. ‘Je hebt geen controle over hoe je geframed wordt, maar je hebt controle over wat je maakt en op welke vragen je ingaat.’ Debruyne verkiest de thema’s die voor zichzelf niet voor de hand liggen; dat ze net moeder is geworden, is voor haar een reden om niet alleen daarover te schrijven.
Mythe 3: Een literaire tekst moet complex zijn
Als student kreeg Debruyne de feedback dat haar thesis te vlot geschreven was, te toegankelijk. Voor haar bestaat zoiets niet: toegankelijkheid komt juist mee met de helderheid van taal die ze in haar werk nastreeft. ‘Auteurs denken dat ze in proza vergezocht taalgebruik moeten bezigen of in poëzie beeld op beeld moeten stapelen. Als lezer denk ik dan: wat wil je nu zeggen? Wie bereik je nog?’
Debruyne apprecieert een stijl die niet echt opvalt of geslaagd wordt ingezet. Als ze aan een tekst werkt, haalt ze haar genot uit het schrappen van gratuite beelden of slechte metaforen. Om meer afstand te scheppen tussen de lezer en de personages, herschrijft Debruyne passages vaak in een ander perspectief. ‘Zie je vertelstandpunt niet als iets dat vast staat; het kan de moeite zijn om ermee te experimenteren!’
Mythe 4: Fictie moet over jezelf gaan
In haar non-fictiewerk schrijft Debruyne vanuit een persoonlijk perspectief om de subjectiviteit van zo’n tekst te erkennen. Maar romans waarin het hoofdpersonage erg op de auteur lijkt, vindt ze tegenwoordig wel erg in de mode. Zo’n ik-perspectief kàn goed zijn, maar is voor veel verhalen misschien niet het beste. In haar prozawerk zoekt ze dus de grens van haar verbeeldingsvermogen op. Zo waren in De plantrekkers haar personages twee mannen van in de 40. Debruynes tweede roman, waar ze momenteel aan werkt, zal zich afspelen in de jaren 1960. Daarvoor doet Debruyne veel research, onder andere in het dagboek van haar grootvader.
Ze zou echter niet snel schrijven over een personage waar ze moeilijker voeling mee kan krijgen: ‘Ik zou me vies voelen als ik het verhaal van een vluchteling zou opschrijven, daar kan ik ook nooit de nodige research voor doen. Daar bots ik op de grenzen van mijn inlevingsvermogen.’ Debruyne vindt wel dat andere auteurs het recht hebben om zulke verhalen te schrijven, maar als ze slechte reacties krijgen is dat hun eigen verantwoordelijkheid. Aan de residenten die worstelen met hun perspectief, geeft ze de raad om de focus naar het verhaal te verleggen: ‘Vraag je af of dat goed genoeg is en of de lezers iets aan je boek gaat hebben. Alles staat of valt met je verhaal.’
Mythe 5: Schrijven doe je om iets te veranderen
Heleen Debruyne en Anaïs Van Ertvelde begonnen de podcast Vuile Lakens als een soort hobbyproject omdat er nergens serieus gesproken werd over seks, ook niet bij de openbare omroep. Ondertussen gaat er in kranten iets meer aandacht naar seksualiteit, maar het safarigehalte blijft hoog als het over bijvoorbeeld polyamorie gaat. ‘Ik heb niet de illusie dat ik met mijn werk ga veranderen hoe de Vlaming naar seks kijkt’, zegt Debruyne. In die opvatting wordt ze gesterkt door schoolgesprekken met middelbareschoolleerlingen, die verbazend conservatief blijken.
Debruyne probeert zo weinig mogelijk reacties op haar stukken te lezen op de sociale media. Als ze iets interessant vindt, dan schrijft ze erover, zonder zich iets aan te trekken van wat de buitenwereld verwacht. Die onverschilligheid geldt trouwens zowel voor negatieve als voor positieve reacties. ‘Als iedereen een column prijst, dan is dat even leuk, maar daarna bedenk ik me dat ik niet alleen wil schrijven waar mijn bubbel positief op reageert.’ Als het op fictie aankomt, mag je blij zijn als je je lezers even kan meetrekken in je verhaal. ‘Als je het gewicht van de hele wereldliteratuur op je schouders voelt liggen, dan gaat het voor mij niet meer.’
Mythe 6: Auteurs moeten netwerken
Heleen Debruyne verhuisde onlangs naar Oostende en mist de grootstedelijke cultuurwereld voorlopig niet. Enkele jaren terug voelde ze wel de druk om er altijd bij te zijn op netwerkmomenten, maar ze raakte er gauw verveeld mee. ‘Op zulke feestjes blijft het meestal bij beleefdheidspraatjes en roddels; deze schrijfresidentie is anders: hier gaat het over de inhoud.’ Ze vond het niet fijn om gesprekken te voeren met mensen die al te duidelijk iets van haar wilden, of van wie zij iets wilde, dus die probeert ze nu te vermijden. Debruyne waarschuwt er ook voor dat de literatuurwereld vrij incestueus kan zijn en dat rollen door elkaar lopen. Zelf recenseert ze geen auteurs die ze persoonlijk goed kent.
Toen haar uitgeverij De Bezig Bij vorig jaar een portret met alle auteurs liet maken, kon ze er niet bij zijn omdat haar zoon net geboren was. ‘Iedereen vroeg maar of ik dat niet erg vond, maar dat was totaal niet het geval. Ik hoorde dat het een ellebogenwerk van jewelste was.’ Ze stelt vast dat de cultuursector vaak de mond vol heeft van ruimdenkendheid en grootse idealen, graag bezig zijn met relevante thema’s als diversiteit en klimaat, maar dat als puntje bij paaltje komt vooral voor de bühne doen. Begrijpelijk, want echte verandering is moeilijk, maar wel frustrerend.
Mythe 7: Exposure is een betaalmiddel
Debruyne vertelt sappig hoe ze ooit door een fout verstuurd mailtje ontdekte dat twee mannelijke sprekers veel meer betaald kregen voor dezelfde opdracht. ‘Wat heb je toen gedaan?’ vragen de residenten nieuwsgierig. ‘Een factuur voor dat hogere bedrag verstuurd, die netjes betaald is!’ Misschien had ik nog de confrontatie moeten aangaan, bedenkt ze zich achteraf. Debruyne raadt aan om duidelijke afspraken te maken over geld en af en toe eens bedragen af te toetsen bij collega-auteurs.
Ook met publicaties kijk je maar beter uit. Vuile Lakens werd ooit gratis als e-book aangeboden door De Standaard, waarna het duizenden keren gedownload werd. ‘Toen sloegen we ons wel voor het hoofd; als we niet mee hadden gedaan, hadden enkele van die lezers wellicht toch betaald voor het boek.’ Af en toe iets gratis doen voor een kleine niet-gesubsidieerde organisatie kan, maar Debruyne vindt in de regel dat creatief werk betaald moet worden, zoals andere arbeid ook betaald wordt.
Heleen Debruyne (1988) nam deel aan de schrijfresidentie in 2014 . Ze studeerde geschiedenis en journalistiek en werkt als radiomaakster op de cultuurredactie van Klara. Heleen is een zeer veelzijdig maker: ze combineert uiteenlopende vormen (proza , non-fictie, column, audio, ...), werkt in opdracht maar stampt ook eigen initiatieven uit de grond en werkt geregeld samen met andere makers. Vanuit haar geëngageerde feministische houding heeft ze zich de afgelopen jaren in het (Vlaamse) publieke debat als uitgesproken stem laten horen, met name over het onderwerp seks, waarover zij onverbloemd spreekt om taboes te doorbreken. Zo maakt Heleen de podcastreeks Vuile Lakens. Een hedendaagse visie op seksualiteit, waarin ze samen met Anaïs Van Ertvelde blootlegt dat 'seksuele vrijheid' een illusie is. In 2017 verscheen het gelijknamige boek. Ze is chef vrouwenzaken bij het programma Van Gils & Gasten, heeft een vaste column in HUMO, en publiceerde onder meer in Knack, De Morgen, DeWereldMorgen en op cuttingedge.be. In 2016 maakte Heleen haar romandebuut met De plantrekkers (De Bezige Bij); een tweede roman is in de maak. Verder maakt ze samen met Sofie Vandamme het project Wilde Wijven (een coproductie met KAAP en deBuren).