Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

Gebarsten verf | Finalist Het Rode Oor 2018

'Gebarsten verf' won een finaleplek voor Het Rode Oor 2018, de literaire erotische schrijfwedstrijd van deBuren, Stichting Nieuwe Helden en De Nieuwe Liefde. Een jaarlijkse zoektocht naar de mooiste erotische kortverhalen om naar te luisteren.
Door Heleen Sieborgs op 1 sep 2018
Podcast
Tekst
Literatuur & taal
Politiek & samenleving
Het Rode Oor

Hieronder kan je Gebarsten verf van Heleen Sieborgs beluisteren of lezen.

Ik worstelde het gebouw binnen, niet via de dichtgetimmerde deuren, maar langs een rafelig gat in de kelder. Meteen kreeg ik een mondvol duisternis te verwerken, samen met een flinke dosis stof. Dat voelde een moment lang verstikkend aan, vervolgens slikte ik die indruk weg. Het gebouw had daarna niets dreigends meer. Integendeel.

 

 

Er hing een drukkende stilte in de ruimtes, het bewijs dat ik helemaal alleen was om te genieten. Ik trok mezelf via een roestige leiding uit de kelder, het opengebroken gelijkvloers op. Ik belandde op het met stof besprenkelde, afgebleekte parket.

 

 

Het versleten hout kraakte even, maar verder leek er niets te protesteren tegen mijn bezoek. Terwijl het geluid vervaagde, keerde de stilte terug. Het overviel me als een zware doek van donkerblauw fluweel, en ik kon de zachte structuur ervan voelen op mijn koele huid. Ik kreeg kippenvel en huiverde. De zaal bekeek ik lang. Art Deco, met die symmetrie en strakke, ongenadige lijnen. Ik probeerde me te concentreren op het vervallen interieur, maar de drukkende sfeer liet zich niet zo makkelijk negeren. Mijn oog dwaalde langs de verkleurde muren, waar zwarte schimmel afdrupte in lange, weldadige strepen. Ik kon de bosgeur ervan proeven, als een olieachtig laagje op de achterkant van mijn tong.

 

 

Aan de zijkant van de zaal was de rode verf aan het afbladderen, en geïntrigeerd nam ik de bergachtige structuren ervan in me op. Zou het zacht knisperen onder de huid, als tere, afgevallen bladeren? Of zou het eerder aanvoelen als de gretige nagels van een gefrustreerde aanbidder die zijn deel eindelijk opeiste?

 

 

Vurig hoopte ik op dat laatste.

 

 

Ik richtte me op, deed mijn bovenkleding uit, en liep naar de muur. Om één of andere diffuse reden vergat ik vaak wat me dreef naar plaatsen zoals deze, tot mijn hongerige lijf me aan mijn verlangens herinnerde. De koude lucht beroerde mijn borsten, en mijn tepels werden pijnlijk hard. Dat ongemak werd gauw naar de achtergrond verdreven toen ik mijn ontblote, warme rug tegen de muur drukte, en een moment lang niets anders kon voelen dan bijtende kou en grove halen. Ik siste tevreden, legde mijn handpalmen tegen de verf aan, en bleef zo even staan. Eén of andere loser had zijn wansmakelijke graffiti op een paneel langs me uitgestort, en ik grijnsde honend. Typisch patriarchaal gedrag, om een ruimte op die manier te claimen. Ik stoorde me er verder niet aan, en voelde een hete rilling over mijn rug lopen. De drukkende sfeer deed me zweten, en mijn lichaam probeerde zich te verweren door weer te huiveren.

 

 

De vloer trok me ook aan, leek me oneindig decadent met zijn goudgele vlakte vol stof. Behoedzaam hurkte ik, om daarna mijn bovenlijf tegen het hout aan te vlijen. De oppervlakte ervan was nog opvallend gaaf en glad, en ik kreunde opgetogen. Ik gooide mijn haren opzij, en ik zag vergulde stofdeeltjes in het rond vliegen, als een zwerm verschrikte, blinkende vliegjes. Ik verstilde even zodat ze weer langzaam, bijna vredig, op mezelf en de vloer konden neerdalen. Daarna draaide ik me om, drukte mijn schouderbladen tegen de vloer, en trok grote banen door het stof.

 

 

Langzaam en teder gleed mijn hand tussen mijn benen, en ik genoot van de sporen die ondertussen ontstonden door mijn toedoen. Als het versleten gebouw soezerig in slaap was geweest toen ik aankwam, dan was het nu vast en zeker wakker om voyeuristisch toe te kijken. Het kraakte bijna instemmend toen ik mijn heupen optilde van de vloer en mijn vingers begroef tussen mijn donkerste lippen. De zwaarte van de ruimte overviel me op dat moment nogmaals, benam me de adem en deed mijn zenuwuiteinden gretig op en neer deinen.

Ik haalde mijn schouder open toen ik ergens overheen schuurde - een roestige nagel? - en er verscheen een dunne, rode lijn in de sporen in het stof. De pijn maakte het nog intenser, en een moment lang was ik compleet van de wereld, gevangen in de atmosfeer van zware, bedompte lucht, heerlijk verval en mijn lichaam dat zich er ergens tussenin bevond. Gekneld en slaafs gehoorzamend. Mijn hoogtepunt ontvouwde zich langzaam, als een ontrollende varen. Uiteindelijk kwam alles kloppend, vochtig en deinend samen, een kluwen van zwarte draden en gebarsten oppervlaktes. Ik gromde laag, en liet daarna toegeeflijk mijn hoofd tegen de bestofte vloer rusten.

 

 

Het was pas toen het gebouw nogmaals kraakte, dat ik het silhouet in mijn ooghoek opmerkte. De buurtwachter had een zaklamp bij, die doelloos naar beneden wees, en hij keek me met open mond aan. Veel ouder dan ik kon hij niet zijn, maar met zo’n overrompelde uitdrukking zag hij er veel jonger uit. Het duurde lang voor hij van zijn verrassing bekwam.

 

 

‘Wow,’ zei hij, de blik ongelovig, met een vonk van ontzag erin.

 

 

Ik kon hem geen ongelijk geven.

 


Organisatie: deBuren, Stichting Nieuwe Helden en De Nieuwe Liefde. Het Rode Oor is onderdeel van het project Yes, please!, een initiatief van Stichting Nieuwe Helden in co-productie met deBuren en in samenwerking met De Nieuwe Liefde, Compagnietheater, Marres Maastricht en HKU.

Vertel het verder: