Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Literair rechter Philip Freriks ontvangt Hans van den Bergh en Anton Korteweg. Zij pleiten ervoor om J.A. Dèr Mouw op te nemen in de permanente tentoonstelling van het Letterkundig Museum (Den Haag). Piet Piryns en Delphine Lecompte willen op hun beurt dat Herman de Coninck een plaatsje krijgt in deze eregalerij. Een avond vol literaire pleidooien en voordrachten. De jury (het publiek) bepaalt aan wie van de twee auteurs een gelegenheidstentoonstelling wordt gewijd!
Lees meer over de reeks Het Literaire Pleidooi.
* Het vurige betoog van openbaar aanklager Hans van den Bergh ten faveure van J.A. Dèr Mouw leest u hier, de getuigenverklaring van Anton Korteweg vindt u hier.
* Het vurige betoog van openbaar aanklager Piet Piryns ten faveure van Herman de Coninck leest u hier, de getuigenverklaring van Delphine Lecompte vindt u hier.
Rechter
Philip Freriks (1944) werkte als buitenlandcorrespondent voor Het Parool, Le Monde, de Volkskrant en verschillende omroepen. Hij presenteerde van 1996 tot en met 2009 het achtuurjournaal van de NOS en presenteert sinds 1990 het Groot Dictee der Nederlandse taal, dat op zijn initiatief ontstond. De rol van rechter past hem als gegoten: hij speelde in 2008 de rechter in De Grote Verkiezingsshow van het Zuidelijk Toneel. Sinds 2005 is Freriks ambassadeur van de CPNB-campagne Nederland Leest. In 2011 is Freriks bovendien juryvoorzitter van de Libris Literatuur Prijs.
Johan Andreas Dèr Mouw (1863-1919) was onder andere taal- en letterkundige, docent klassieke talen, astronoom en filosoof. Rond zijn vijftigste levensjaar raakte hij hevig geboeid door de Voorindische mystieke geschriften van het Brahmanisme. In dezelfde periode begon hij met het schrijven van poëzie die zich kenmerkte door een zeer origineel en eigenzinnig gebruik van taal en beeldspraak. In zijn gedichten streefde hij naar opheffing van tegendelen in het Ene. Onder zijn pseudoniem Adwaita, dat tweeheidsloze betekent, verwierf Dèr Mouw blijvende bekendheid als dichter.
Openbaar aanklager
Hans van den Bergh (1932) werkte na zijn studies Franse en Nederlandse taal- en letterkunde ruim vijftien jaar als docent Frans en Nederlands. Daarna was hij als wetenschappelijk (hoofd)medewerker Nederlandse letterkunde verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. In 1972 promoveerde hij aan de Universiteit van Utrecht op het proefschrift Konstanten in de komedie: een onderzoek naar komische werking en ervaring. Vanaf 1982 was hij als hoogleraar cultuurwetenschappen werkzaam aan de Open Universiteit te Heerlen.
Hans van den Bergh publiceerde boeken over komische werking in toneelstukken, dramatheorie en algemene literatuurwetenschap. Meer dan dertig jaar schreef hij toneelrecensies voor Het Parool en vele columns voor deze en andere kranten. Voor literaire tijdschriften leverde hij bijdragen over onder andere Multatuli en Dèr Mouw. Hij was tevens een van de bezorgers van de Volledige Werken van Multatuli en voorzitter van het Multatuli Genootschap.
Getuige
Anton Korteweg (1944) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde en algemene literatuurwetenschap. Hij was een aantal jaren docent aan het Visser ’t Hooft Lyceum te Leiden en later aan de universiteit aldaar. Tevens recenseerde hij poëzie voor dagblad Het Parool. Dertig jaar lang, vanaf 1979 tot zijn pensionering, werkte Anton Korteweg bij het Letterkundig Museum te Den Haag als hoofdconservator/directeur. Onder leiding van Korteweg verwierf het museum tientallen nalatenschappen van dichters en schrijvers en andere waardevolle schatten behorend tot het literaire erfgoed waaronder het manuscript van De avonden. In 1968 debuteerde Korteweg met zijn poëzie in Tirade. Sindsdien publiceert hij met regelmaat dichtbundels. In 1986 ontving hij voor zijn poëzie de A. Roland Holst-Penning. Zijn meest recente dichtbundel is Ouderen zijn het gelukkigst (2009). Momenteel werkt Korteweg aan een proefschrift over het negentiende-eeuwse tijdschrift Braga.
Herman de Coninck (1944-1997) is bekend als journalist bij onder andere Humo en De Morgen, als essayist en, uiteraard, als dichter. In 1983 richtte hij het maandblad Nieuw Wereldtijdschrift op, dat hij tot aan zijn dood met vaste hand leidde. Enkele dichtbundels zijn De lenige liefde (1969), Zolang er sneeuw ligt (1975), Met een klank van hobo (1980), De hectaren van het geheugen (1985), Enkelvoud (1991), Schoolslag (1994) en Vingerafdrukken (1997). Essays: Over de troost van pessimisme (1983), De flaptekstlezer (1992) en Intimiteit onder de melkweg (1994).
Openbaar aanklager
Piet Piryns (1948) is journalist, schrijver en redacteur en is bekend en berucht om zijn interviews (zoals bijvoorbeeld gebundeld in Er is nog zoveel ongezegd uit 1988). Hij werkt nu voor het weekblad Knack. Eerder werkte Piryns onder meer voor De Morgen, Humo (samen met Herman de Coninck) en Vrij Nederland. Hij was jarenlang de vaste presentator van de Nacht van de Poëzie in Nederland; momenteel werkt hij aan een biografie van Hugo Claus.
Getuige
Delphine Lecompte (1978) is dichteres maar debuteerde in 2005 met de (Engelstalige) roman Kittens in the Boiler. Haar eerste dichtbundel De dieren in mij (2010) werd bekroond met de Cees Buddingh’ debuutprijs; haar tweede bundel is getiteld Verzonnen prooi (2010). Lecompte noemt zichzelf 'een zwaarmoedige zonderling in een luide, hysterische wereld'; haar gedichten zijn vaak hard en wrang, maar in al hun zwartgalligheid meer dan eens bijzonder grappig.