Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Naast me hurkt een jonge vrouw voorzichtig in het gras, tegen haar buik ligt een slapende peuter geplakt. Zonder het kleine meisje wakker te willen maken, knielt en buigt ze langzaam naar de grond tot ze op haar zij ligt. Ze vouwt de peuter van zich af en legt haar in het gras verder te slapen. Ik bekijk hoe ze zichzelf vervolgens tegenover het meisje neerlegt en hoe ze met hun hoofden en knieën naar elkaar toegevouwen samen een intieme cirkel vormen in het gras.
Een stukje verder staat op het grasveld een metershoge sculptuur. Als ik er naar toe loop, zie ik dat in brons het lichaam van een zwangere vrouw is gegoten, haar hoofd is een kool. Uitwaaierende bladeren vormen samen de krop die op haar nek staat. Haar borsten zijn gezwollen en haar buik bolt zwaar naar voren. Wat zou ze in die buik dragen?
Ik las eens dat als een vrouw zwanger is, de cellen van de foetus zich via de placenta haar lichaam binnendringen en onderdeel worden van haar orgaanweefsel. Die foetale cellen zijn zo invasief dat kleine koloniën voor altijd in de organen van de moeder aanwezig blijven, in haar maag, longen, lever. In feite maakt dat haar tot een chimaera, een hybride wezen samengesteld uit verschillende onderdelen. Zou er in de zwangere buik van dit bronzen beeld een krop kool verstopt zitten? Eentje die haar weefsel al zo sterk heeft geïnfiltreerd dat ze een plantmens is geworden?
Ik moet denken aan hoe een oude studievriendin me onlangs tot in detail haar moment van conceptie uit de doeken deed. We waren elkaar bij toeval op straat tegengekomen. De laatste keer dat ik haar zag was meer dan twee jaar geleden en ik herinnerde me hoe vol ze toen was van haar nieuwe liefje. Nu was ze zwanger. Nèt, vertelde ze. Ze had het moment van conceptie duidelijk gevoeld, het was alsof haar eierstokken en baarmoeder gloeiend warm waren geworden en er 'daar beneden' plotseling iets gebeurde waar ze geen controle over had. Het was fantastisch, glunderde ze. Het voelde als volledige overgave, als een vrije val. En daarna werd ze heel erg duizelig.
Duizeligheid heeft mij altijd bang gemaakt. Het lichte gevoel in mijn hoofd, het weeïge gevoel in mijn buik en mijn omgeving die ronddraait. Ik zie het als het als het ultieme teken van controleverlies.
'Bij het zien van kangoeroes die op een veldje voor de dierentuin staan, word ik zo blij dat ik spontaan een kaartje koop.'
Ik laat de zwangere vrouw in brons achter me en slenter naar de dierentuin die verderop in de Jardin des plantes ligt. Bij het zien van kangoeroes die op een veldje voor de dierentuin staan, word ik zo blij dat ik spontaan een kaartje koop. Ik zie apen, een zwarte panter. Ik loop langs berggeiten en slangen, alleen de leeuw ontbreekt. In mijn hoofd voeg ik ze samen tot het beest dat Homerus in zijn Illias beschreef. Het beest dat is als: ‘een gruwelijk monster, een fabeldier van goddelijk geslacht, van voren leeuw, van achteren slang, een geit daartussen, ademend een felle gloed van vlammend vuur.’ De klassieke chimaera. Volgens de oude Grieken wijst de aanblik van het hybride wezen op naderend onheil: op stormen en schipbreuken, natuurrampen en oorlog.
In het reptielen- en insectenverblijf lees ik over de diaea ergandros, een Australische spinnensoort waarvan de moederspin zich een hele zomer lang dik eet aan insecten zodat wanneer de winter aanbreekt haar jongen het bloed uit haar beengewrichten kunnen zuigen, net zolang totdat ze zo verzwakt dat haar jongen haar injecteren met gif en haar opeten als iedere andere prooi.
Zou de moederspin het hebben zien aankomen? Besefte ze op het moment dat ze haar spinnenkinderen baarde, dat ze uiteindelijk verslonden zou worden door haar eigen kroost? Grote kans dat ze hetzelfde met haar eigen moeder heeft gedaan. Waarom dan zelf moeder worden, wat dreef haar tot die fatalistische keus?
Ik ga op een bankje zitten tegenover de flamingo's. Het roze van hun veren steekt warm af tegen het groene gras. Kun je iets heel erg graag willen zonder dat je precies weet wat het is? Ik denk aan mijn studievriendin die oprecht heel erg blij leek met het onbekende wezentje dat in haar buik groeit. Wat als dat wezen nou na geboorte net als die babyspinnen het bloed uit haar benen begint te zuigen? Je kunt een baby niet terugbrengen als het toch niet het gewenste exemplaar blijkt te zijn.
Een onrustig gevoel bekruipt me. Ik voel me duizelig en dat is dus nooit een goed teken. Ik ga op mijn rug op het bankje liggen en staar naar de strakblauwe lucht boven me. Ik denk aan wat ik 's ochtends op de radio hoorde. Een vrouw sprak over een filosoof en over twijfelen. Ze zei zoiets als dat er niemand bestaat die geen angst heeft voor het onbekende.
Ik sla mijn armen stevig over mijn buik. Een chimaera, een onheilspellend wezen, is dat wat je wordt het moment na conceptie? Als ik mocht kiezen, dan kreeg ik van voren een olifantenslurf, van achteren een pluimige kattenstaart en in het midden het schild van een schildpad. Maar ik kan niet kiezen. Ik weet niet wie ik binnen heb gevraagd. Ik weet niet wie mij tot mijn eigen eeuwigheid koloniseert, mijn weefsel infiltreert en mijn bloedbaan manipuleert.
Deze tekst kwam tot stand in het kader van een residentieproject van het Vlaams-Nederlands Huis deBuren in samenwerking met de stichting Biermans-Lapôtre.
Kom alles te weten over het residentieproject van deBuren.
Benieuwd wat de medereizigers van Naomi schreven in Parijs? Lees hier hun teksten.
Naomi Jacobs (1990) promoveert in techniekfilosofie aan de Technische Universiteit Eindhoven. Samen met filosofen Lisa Doeland en Elize de Mul schreef ze het boek Onszelf voorbij. Kijken naar wat we liever niet zien dat begin 2018 bij Uitgeverij Arbeiderspers is verschenen.
In Parijs schreef Naomi naast dit essayistische korte verhaal ook de tekst De Hagenpreek, of de prediking van Johannes de Doper, waarin ze het jongste personage op het gelijknamige drukbevolkte schilderij aan het woord laat.