Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

Het canondebat: Paul Cordy (N-VA) reageert

Op 20 februari organiseerde deBuren de eerste Vlaams-Nederlandse debatavond over de geplande introductie van de canon van Vlaanderen. Ook het publiek mengde zich in de levendige discussie, en daar bleek wel een zeer prominente betrokkene bij te zitten. Paul Cordy openbaarde zich als auteur van de passage over de canon in het regeerakkoord en schreef na de avond onderstaand opiniestuk: 'De canon van Vlaanderen: van waar komt het idee?'
Door Paul Cordy op 25 feb 2020
Tekst
Wetenschap & geschiedenis
De canondebatten
Antwerps districtvoorzitter voor N-VA, Paul Cordy

Willem Bongers-Dek, directeur van deBuren was in zijn inleiding van het debat - en in navolging van Geert Buelens over de literaire canon - duidelijk: ‘Ik zie de canon als een uitnodiging tot een levendig gesprek over wat we belangrijk vinden.’ Dat gesprek werd geopend en draaide rond de vraag: is de canon een goed idee? Ook de verschillen tussen Vlaanderen en Nederland – waar de canon inmiddels al aan herijking toe is – kwamen goed voor het voetlicht.

 

Je kunt het debat hier herbeleven en in Knack leest u deze week nog over de aftrap van onze canonreeks. Maar eerst zetten we hier het publieke gesprek verder met de bijdrage van Antwerps districtvoorzitter voor N-VA, Paul Cordy: ‘Tijdens de discussie zei iemand dat je jammer genoeg niet in het hoofd kunt kijken van wie met de canon op de proppen kwam. Misschien kan deze bijdrage één en ander verduidelijken.’

De canon van Vlaanderen: van waar komt het idee?

 

Toen deze zomer de formateursnota van Bart De Wever voor de Vlaamse regering werd bekendgemaakt, stond er een passage in over het opstellen van een canon van Vlaanderen als didactisch instrument. Deze passage was gebaseerd op een nota die ik een jaar voordien ter voorbereiding van het verkiezingsprogramma had opgesteld en die ook in het programma en vervolgens de formateursnota werd overgenomen. Dat het voorstel tot discussie zou leiden en controversieel zou zijn was te verwachten. Wat echter minder te verwachten was, was de snelheid en virulentie waarmee het idee naar de prullenmand werd verwezen. Of het nu op ideologische, corporatistische of methodologische gronden was: het idee werd zonder enig debat of discussie neergesabeld en als totaal onwenselijk weggezet, n’en parlons plus! Vooral de consensus die vertoond werd was verrassend – zeker voor wat gangbaar is of zou moeten zijn in de academische wereld - vooral omdat enkele jaren voordien een gelijkaardige canon in Nederland met succes én met deelname van prominente academici werd opgesteld.

 

Een open discussie over de wenselijkheid en over de reden waarom dit werd voorgesteld was het idee nauwelijks gegund. Jammer, want een dergelijke oefening heeft, zoals in Nederland is aangetoond, wel degelijk zijn merites. Dat men een debat niet alleen niet aangaat maar zelfs categoriek weigert en daarbij poneert dat er in de eigen kring nauwelijks dissidente meningen zijn is op zijn zachtst gezegd merkwaardig. Er werd ook met wantrouwen naar het voorstel gekeken omdat het uit de politiek kwam. Maar eerlijk gezegd, waarom zou de politiek dergelijk idee niet lanceren? Is er enige reden waarom men zich als politicus of politieke partij van een dergelijke discussie zou moeten onthouden? Misschien moeten we ons door de valse start niet laten afleiden en moeten we het debat nu eens echt ten gronde, open en eerlijk voeren. Wellicht neemt dat een deel onbegrip en vooronderstellingen weg. De bedoeling van onderstaande tekst is om de motivering waarom wij een canon van Vlaanderen voorstellen wat ruimer te kaderen. Wat is juist de bedoeling, wat ligt aan de oorsprong van het voorstel? In het debat dat door deBuren werd georganiseerd zei één van de deelnemers dat hij niet in het hoofd kon kijken van de mensen die met de canon op de proppen waren gekomen. Wel, misschien geeft deze tekst iets meer informatie.

 

Nog even dit: we hebben het steeds bewust over de canon van Vlaanderen en niet over de Vlaamse canon. De bedoeling van de canon is niet om een essentialistische kijk op de Vlaming te geven, wel om weer te geven welke historische processen aan de basis liggen van de samenleving zoals we die vandaag in Vlaanderen kennen.

Waarom een canon?

 

Waarom zou Vlaanderen nood hebben aan een op een zekere consensus gebaseerd overzicht van de relevante historische gebeurtenissen, personen, maatschappelijke processen en culturele uitingen die mee aan de basis liggen van wat vandaag Vlaanderen en de Vlaamse gemeenschap is? Volstaat het geschiedenisonderwijs zoals we dat vandaag kennen dan niet? Ons geschiedenisonderwijs is degelijk, maar de vraag is of dit specifieke aspect, met name de wording van de Vlaamse gemeenschap zoals we die vandaag kennen en vandaag omschrijven, voldoende aan bod komt. Bovendien, onderwijs is één ding, maar we leven ook in een samenleving waar verschillende generaties verschillende onderwijsinhouden hebben gehad. We leven ook in een samenleving waar niet iedereen onderwijs op een school in Vlaanderen heeft genoten. Wie hier als volwassene of bijna-volwassene aankomt blijft verstoken van een instrument dat hem de mogelijkheid geeft zich een idee te vormen van het verleden van de gemeenschap waar hij zich vestigt en waar hij geacht wordt zich te integreren.

 

 

'Het idee van een canon is volledig geïnspireerd door de gelijkaardige oefening die men in Nederland heeft gemaakt'

 

Het idee van een canon is volledig geïnspireerd door de gelijkaardige oefening die men in Nederland in het begin van deze eeuw heeft gemaakt. De bedoeling van de canon van Nederland was – en is -  om hierin de kernpunten uit de Nederlandse geschiedenis samen te vatten. In eerste instantie bedoeld voor het onderwijs, bood het instrument ook bredere mogelijkheden, met onder meer een uitgebreide permanente tentoonstelling, een reeks kinderboeken en een zeer toegankelijke website die iedereen de mogelijkheid geeft om kennis te nemen van die canon.

 

Het uitgangspunt van de canon is dat “wat iedereen in elk geval zou moeten weten van de geschiedenis en cultuur van Nederland.” De canon werd ingeschreven in het Nederlandse regeerakkoord: “Het kabinet Rutte III wil de kennis vergroten over de geschiedenis, waarden en vrijheden van Nederland. Leerlingen leren het Wilhelmus en gaan tijdens schooltijd naar het Rijksmuseum en het parlement. Ook wil het kabinet historische plaatsen beter zichtbaar maken. Jongeren krijgen de nationale canon op hun 18e verjaardag. Dat geldt ook voor mensen die Nederlander worden.” Let op het dubbele doel: men moet niet alleen de geschiedenis maar ook de cultuur kennen, wat de facto een verwijzing naar de Nederlandse identiteit inhoudt. In de regeringsverklaring wordt ook verwezen naar de waarden en vrijheden. Je leest er zo in dat men niet alleen de geschiedenis wil bijbrengen, maar dat het ook gaat om een aantal zaken waar men best wel trots op mag zijn. Problematisch? Nee, zolang dit tenminste niet uitmondt in misplaatst triomfalisme. Een canon dient wel ‘complexloos’ te zijn: open de donkere bladzijden in het gezicht durven kijken zonder dit als dé focus van de hele oefening te zien, durven verwijzen naar de prestaties uit het verleden, zonder er mee te pronken als onverdiende pluimen. Kortom: een evenwichtig beeld dat de witte, zwarte en vooral veel grijze bladzijden tot hun recht laat komen, een beeld dat zelfbewust durft zeggen: “Kijk, dit zijn wij en zo zijn wij gegroeid. We geven rekenschap van wat niet goed was, maar je zal ons daar niet toe herleiden.”

 

Ook voor Vlaanderen zou een dergelijke oefening uitermate zinvol zijn. Men krijgt op die manier een consistent verhaal gebaseerd op een ruime consensus over wat de kern is van de historische evolutie die het hedendaagse Vlaanderen heeft voortgebracht en bijgevolg over één van de elementen die constituerend is voor de Vlaamse identiteit. Daarbij is overigens niet alleen het eindresultaat belangrijk maar ook het hele debat daaromtrent. In Nederland heeft dit geleid tot een publiek debat van enkele jaren waarbij inderdaad de focus kwam te liggen op wat Nederland nu precies heeft gemaakt tot het land dat het nu is. De verwijzing naar het identiteitsvormend karakter van een canon zou overigens minder ideologisch geladen moeten zijn dan ze nu vaak is, tenzij men op puur ideologische grond wil ontkennen dat er zoiets is als een collectieve identiteit. Het is in deze absurd om het bestaan van een zekere Vlaamse identiteit ter discussie te stellen. Die identiteit is er, heeft gestalte gekregen in een decennialang proces, is het referentiekader geworden voor onder meer een eigen sociaal-economisch, cultuur-, onderwijs-, welzijns-, mediabeleid, het is de publieke ruimte waarbinnen maatschappelijke debatten plaatsvinden, het is de culturele en maatschappelijke achtergrond waartegen de individuele Vlaming zich ontplooit. Of dit een unieke identiteit is dan wel één van de identitaire lagen die voor de doorsnee Vlaming relevant zijn is daarbij slechts een steriele en weinig ter zake doende discussie. Dat er zoiets is als een Vlaamse gemeenschap kan niet ontkend worden. Een coherent verhaal schetsen van hoe die Vlaamse gemeenschap tot stand is gekomen, is dan ook een zeer zinvolle oefening. En ja, die oefening zal identiteitsversterkend werken, niet in de negatieve, uitsluitende zin van af te grenzen wie al dan niet tot die Vlamingen moet worden gerekend, wel in de zin dat ze de cohesie binnen de samenleving versterkt.

De canon als didactisch instrument

 

Een canon is natuurlijk in eerste instantie gericht op het geschiedenisonderwijs. Het zal echter nooit het geschiedenisonderwijs kunnen vervangen, noch kan het ooit de enige inhoud van het geschiedenisonderwijs zijn. Het geschiedenisonderwijs zal natuurlijk inhoudelijk breder moeten zijn dan wat in een canon aan bod zou komen. De canon focust uitsluitend op de geschiedenis van Vlaanderen, maar dat wel in brede zin, en gaat ook louter over de inhoud. Met dat alleen komt degelijk geschiedenisonderwijs er niet. De eindtermen voorzien naast de zeer belangrijke kennisoverdracht ook nog steeds het aanleren van attitudes en vaardigheden. Er is ook niks dat zegt dat het hanteren van een canon het onmogelijk zou maken om kritisch naar het verleden te leren kijken. Een canon kan daar misschien zelfs een uitgelezen instrument voor zijn, ook de canon zal immers voorwerp van historische kritiek kunnen zijn. Overigens zijn, net zoals in Nederland, de mogelijkheden van de Vlaamse overheid om leerinhouden op te leggen beperkt. Maar zelfs een niet strikt opgelegd instrument als de canon kan wel een nuttig richtsnoer vormen voor het onderwijs.

 

De bruikbaarheid van het instrument beperkt zich echter niet tot het geschiedenisonderwijs. Ook in andere disciplines – taal- en literatuuronderwijs, esthetische vorming, cultuurwetenschappen – zou de canon aanknopingspunten kunnen leveren. Om ter illustratie er eentje te noemen: het Franse literatuuronderwijs zou met de Vlaamse taal- en ontvoogdingsstrijd – een onderwerp dat in de canon hoogstwaarschijnlijk niet zal ontbreken - als aanknopingspunt aandacht kunnen besteden aan Franstalige auteurs als Maeterlinck, De Coster of de Ghelderode en hun verhouding tot de Vlaamse gemeenschap waarin ze leven. Dat toont meteen de complexiteit van hoe de Vlaamse cultuurgemeenschap tot stand is gekomen.

 

In Nederland is de canon vooral gericht op het basisonderwijs. Dit is een logische keuze, omdat hier de leerinhouden voor iedereen gemeenschappelijk zijn en je aan de basis van het verdere geschiedenisonderwijs een stevig fundament legt. Het zou echter een gemiste kans zijn de blik enkel op het basisonderwijs te richten en de verdere mogelijkheden in het onderwijs onbenut te laten. Het nut van een canon beperkt zich bovendien niet alleen tot het onderwijs. Ook daarbuiten blijft dit een uitermate nuttig instrument op voorwaarde dat men de inhoud van die kennis op een zeer diverse manier ter beschikking stelt. Wie de kennis van het verleden wil opfrissen zonder de tijd te moeten nemen om zich uitgebreid in vakliteratuur te verdiepen, wie een aanknopingspunt zoekt om dat net wel te doen, wie een hiaat in zijn kennis wil wegwerken: op een goede manier ontsloten kan een canon een maatschappelijke meerwaarde betekenen. We verwezen er al naar dat de canon ook een rol kan spelen in het integratie- en inburgeringsproces dat iedere nieuwkomer doormaakt. Nee, de canon zal niet het instrument bij uitstek zijn waarvan de kennis de graadmeter is in het slagen of falen van integratie. Maar het kan wel een instrument zijn voor wie handvaten wil om beter inzicht te krijgen in de nieuwe samenleving waar zij of hij is terechtgekomen. Als we willen dat integratie meer is dan louter functioneren in de samenleving via werk en sociale zekerheid, als we willen dat nieuwkomers breder participeren in hun nieuwe omgeving, dan moeten we ze ook de mogelijkheid geven om die samenleving inclusief de geschiedenis ervan te leren kennen. Op dit moment bestaat er geen instrument om mensen die hier niet geschoold zijn in contact te brengen met het verleden dat constituerend is geweest voor de maatschappij waar we nu in leven. Een canon werkt dit hiaat weg.

 

Inspirerend daarbij is de literaire canon met de 50+1 belangrijkste werken uit de Nederlandstalige literatuur vanuit Vlaams perspectief die in het verleden door de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde en door het Vlaams Fonds der Letteren is opgesteld en waarin de Vlaamse literaire geschiedenis wordt weergegeven. Ook deze canon is voornamelijk gericht op het onderwijs, maar kan daarnaast breder worden gebruikt. Het is een naar mijn mening wat weinig gebruikt instrument dat ook veel te weinig in de publieke belangstelling is gebracht, maar dat perfect kan aansluiten bij een geschiedeniscanon of er zelfs deel van kan uitmaken. In ieder geval is ze op een vrij evenwichtige manier samengesteld, wat de vrees kan wegnemen dat er met de canon van Vlaanderen een politiek of overheidsinstrument wordt gemaakt dat de geschiedenisvisie van de toevallige politieke meerderheid weergeeft.

Wie schrijft de canon?

 

Want de hamvraag blijft hoe je de canon samenstelt en in de loop der jaren aanpast. Indien het een proces wordt waarbij bij iedere regeringswissel de canon herschreven wordt naargelang de partijbesognes van de meerderheid, dan beginnen we er beter niet aan. Het is niet aan de politiek om een specifieke lezing van het verleden op te leggen. Dat is het canoniseren van de geschiedenis dat in het verleden door een prominent politicus terecht is afgewezen. Een canon is echter geen canonisatie. Het is een overzicht van de meest wezenlijke elementen van onze geschiedenis, het is niet het heilig verklaren van die elementen en hun interpretatie. Belangrijk is ook het dynamische karakter. De vordering van de wetenschap, maar vooral ook een steeds wijzigende vraagstelling vanuit het heden naar het verleden vragen een regelmatige herziening en aanpassing van het verleden. De vraag naar wat het verleden was vertrekt altijd vanuit het heden. De vragen die we vandaag beantwoord willen zien door dat verleden te bestuderen zijn binnen tien of twintig jaar wellicht niet meer relevant. Het voortschrijdend wetenschappelijk onderzoek opent ook steeds meer perspectieven, en ook dat vergt een aanpassing van de canon. Dat we in eerste instantie kijken naar de academische wereld om deze canon samen te stellen is vanzelfsprekend. Daarbij mag men zich overigens niet beperken tot historici, maar zullen meerdere disciplines moeten worden betrokken. Ook juristen en economen kunnen bijvoorbeeld zinvolle inzichten hebben over hoe onze samenleving door het verleden wordt bepaald.

 

 

'Het is in ieder geval een proces waarin liefst zoveel mogelijk stemmen worden gehoord'

 

Geschiedenis is echter te belangrijk om uitsluitend aan historici over te laten. Ook buiten de strikte academische wereld is er trouwens heel wat expertise aanwezig. Daarnaast is de belangstelling voor onze geschiedenis groot. Het zou uitermate vreemd zijn al die stemmen te negeren en het hele werkstuk enkel in een besloten commissie zonder inkijk van buitenaf te laten uitwerken. Dergelijke aanpak is niet meer van deze tijd. Idealiter geeft het opstellen van de canon aanleiding tot een breed maatschappelijk debat over wat die geschiedenis van Vlaanderen nu juist is. Liefst een kwaliteitsvol debat, dat uiteraard wel. Karikaturaal gesteld: een poll in een populair tijdschrift over het beste recept voor stoofvlees behoort uiteraard niet tot de oefening die we willen maken. Het zou echter van bijzonder weinig vertrouwen in publieksparticipatie blijk geven als we niet ook de stem van een bredere publieke opinie in het debat zouden betrekken. Men kan daarbij als model refereren naar het brede participatietraject dat recent is opgezet bij het opstellen en bepalen van de eindtermen voor het onderwijs. Net daar zit trouwens nog het meest identiteitsversterkend element van het hele proces: een brede discussie over welk verleden nu juist constituerend was voor het huidige Vlaanderen werkt identiteitsopbouwend en identiteitsversterkend. Het is in ieder geval een proces waarin liefst zoveel mogelijk stemmen worden gehoord.

 

 

Paul Cordy

Districtsburgemeester

Gewezen Vlaams Volksvertegenwoordiger

Lid Partijbestuur N-VA

Het Vlaamse panel academici: Wim Vandenbussche, Kevin Absillis en Marc Boone
Het Nederlandse panel academici: Lotte Jensen, Gerben Graddesz Hellinga en Frits van Oostrom
Vertel het verder: