Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
‘’You'll have a tale or two to tell of your own when you come back.’’
‘’Can you promise that I will come back?’’
‘’No. And if you do... you will not be the same.’’
uit: The hobbit: an unexpected journey (2012, Peter Jackson)
I
De maandag is bijna voorbij en ik heb inmiddels een raam geopend in m’n kamer, vanwege het zomerse weer dat ook in de avonduren nog altijd te voelen is. In de verte hoor ik de sirene van een politiewagen. Of een ambulance, maar het had net zo goed een brandweer kunnen zijn. Heb eerlijk gezegd geen flauw idee wat het eigenlijk is. De sirenes hier klinken een stuk anders dan thuis. Thuis … God wat heb ik heimwee. Ik mis m’n balkonnetje op de eerste verdieping. Ik mis m’n Nespresso-apparaat. M’n dubbelwandige koffieglazen. Ik mis zelfs de nors kijkende buurman die aan het begin van de avond z’n twee zwarte labradors altijd uitlaat. Wat doe ik hier, eigenlijk?
Beneden, voor de hoofdingang van het Huis Biermans-Lapôtre, hoor ik een groepje buitenlandse studenten kletsen in het Spaans. Naast hen staat de nachtreceptionist die met de ene hand een laatste trekje van z’n sigaret neemt en met zijn andere hand z’n smartphone in de broekzak steekt. In gebrekkig Engels legt hij de studenten uit dat er na elven niemand mag staan bij de grote trap en als ze willen buiten willen blijven praten, ze het best naar het parkje achter het gebouw kunnen verhuizen. Wat ze vervolgens ook braaf doen. Nu er niemand voor de hoofdingang staat bij de trap, en er dus ook geen stemmen meer te horen zijn, zijn de geluiden buiten de oprit van het gebouw nadrukkelijk te horen. Optrekkende auto’s die waarschijnlijk na het verschijnen van een groen stoplicht wegrijden richting binnenstad van Parijs, en intussen de haast geruisloze tram in de gaten houden die bij de halte een paar honderd meter verderop is vertrokken.
Hoewel ik een paar uur geleden ben aangekomen in de stad, is het al duidelijk dat Parijs inderdaad niet is zoals andere steden. Het is bijna een merk. De bezienswaardigheden die haast cliché zijn geworden voor elke gemiddelde Instagramgebruiker die de stad bezoekt. En natuurlijk de oneindige verzameling van autowegen, fietspaden, bus-, tram- en metrohaltes, musea, winkels en vooral belachelijk veel eet- en drinkgelegenheden.
De behoefte om al dat soort noemenswaardige locaties en bezienswaardigheden te bezoeken heb ik totaal niet. Het liefst blijf ik de rest van de twee weken dat ik hier verblijf binnen om alvast aan m’n werk te beginnen. De komende dagen kruipt de temperatuur in de stad boven de 40 graden. Tel daarbij op dat het de vakantiemaanden zijn en er talloze mensen rondlopen die Parijs verkiezen boven het strand als toeristische bestemming. Sommigen zelfs met kinderwagens. Ach, ik hoef dat nu niet te beslissen. Zachtjes doe ik het gordijn over het open raam om straks het eerste zonlicht buiten te houden, maar tegelijkertijd wel frisse lucht binnen te krijgen tijdens de nacht. Welterusten Parijs.
II
In de film The Darjeeling Limited van Wes Anderson vraagt Jack, de jongste van de gebroeders Whitman, tijdens een gezamenlijke treinreis in India op zoek naar hun verdwenen moeder, aan broers Francis en Peter of ze vrienden hadden kunnen zijn in het dagelijks leven als ze niet samen waren opgegroeid. Een vraag waar de oudste broer Peter maar moeilijk antwoord op kan geven.
Gelukkig stelt middelste broer Francis Jack gerust door uit te leggen dat het best had gekund, juist omdat dat ze dan geen broers waren geweest.
Hoewel het gezelschap waarmee ik in Parijs verblijf geen disfunctionele familie is, vraag ik me soms af of wij ook goed hadden kunnen opschieten met elkaar als we niet een treinreis en drie verdiepingen in een gebouw in het dertiende arrondissement van Parijs met elkaar deelden.
Er zijn duidelijk net zo veel verschillen als overeenkomsten tussen ons, maar het is verbazingwekkend hoe snel iedereen gehecht aan elkaar is geraakt. Voor hetzelfde geld waren we een groepje bachelorsstudenten op een studiereis in Parijs, op zoek naar inspiratie, afleiding van het dagelijks leven in Nederland, rust en vermaak. Het liefst al die dingen tegelijkertijd.
Wat bindt ons eigenlijk? Is het de liefde voor verhalen? Komt het omdat we allen toebehoren tot een generatie die door de vorige generaties gereduceerd wordt tot een groep jongvolwassenen die maar geen vaste baan kunnen vinden en intussen maar foto’s plaatsen op sociale media van de zoveelste vegetarische of veganistische maaltijd? Of is het toch de stad, die ondanks al die clichématige films, boeken en nummers, nog altijd een kleine hoeveelheid melancholie en inspiratie heeft bewaard voor hen die voor het eerst echt durven te verdwalen in Parijs?
Tijdens ons tweede avondmaal, leer ik enkele reisgenoten beter kennen tijdens het verorberen van het nagerecht, een plank met verschillende soorten kazen en noten. Volgens mijn tafelgenoot is het leven voor de meesten van ons een constant gevoel van onzekerheid, met daartussen korte momenten van euforie, geluk en leuke opdrachten. Ik knik instemmend en vraag of zij niet succesvol wil worden en daar gewoon goed van kunnen leven. ‘Nee, ik wil meer dan alleen maar schrijver zijn. Jij wel dan?’ ’Ik sluit het niet uit’, antwoord ik.
Misschien had ik juist wel moeten vertellen dat ik droom van een roman die zo goed verkoopt dat ik het me kan veroorloven om een flinke tijd niet te hoeven haasten om weer iets te schrijven. Ik schaam me eigenlijk om deze oppervlakkige gedachte hardop uit te spreken. Een goede schrijver haalt plezier uit het creëren van nieuwe werelden en verhalen, in de hoop dat die een beetje troost, herkenning of een glimlach schenken. Daar heel goed aan kunnen verdienen, is slechts bijzaak.
'Wat bindt ons eigenlijk? Is het de liefde voor verhalen?'
Onze laatste gastspreker, wanneer het einde van de residentieperiode in zicht komt, schudt het ene na het andere verhaal uit haar mouw, terwijl iedereen aandachtig luistert. Hoe ze als kind niets liever uit haar geboorteplaats wilde ontsnappen. Over haar studententijd en eerste baan. De verre reizen naar Congo, Mali, Egypte, en het voormalige Zaïre. Op mijn vraag of ze nooit heimwee heeft, antwoordt ze resoluut: ‘Heimwee? Geen sprake van!’ Dat woord betekende voor haar terugkeren naar de plaats waar ze het liefst ver vandaan bleef. ‘Heb jij heimwee?’ vraagt ze mij. ‘Wel eens’, beken ik.
In Peter Jacksons fantasyfilm The Hobbit, naar het boek van Tolkien, probeert Gandalf Bilbo te overtuigen mee te gaan op een avontuur met een groepje dwergen. Gandalf haalt alles uit te kast om hoofdpersoon Bilbo nieuwsgierig te maken om mee te gaan, maar jammer genoeg verkiest hij toch voor z’n comfortabel leesstoel, open haard en mok met warme drank dan de onvoorspelbaarheid en gebrek aan comfort van het reizen met een tovenaar en dertien dwergen. Zou Bilbo nou heimwee hebben gehad? Misschien had hij een allergie voor abrupte verandering in zijn directe omgeving? Of was het meer een de angst voor het onbekende? En wat beïnvloedde de keuze van Bilbo om eerst het aanbod van Gandalf te weigeren, om vervolgens op het allerlaatste moment alsnog mee te gaan?
III
In de loop van de residentie voltrok zich een reeks van bijzondere ontwikkelingen. Ik week af van m’n plannen om vroeg naar bed te gaan en bleef tot diep in de nacht in de bibliotheek. Ik liet me overhalen om alsnog mee te gaan naar de toeristische locaties in de stad en zelfs mee te doen aan een karaokeavond in een verlaten bar in het centrum van Parijs. Ik deelde geheimen met reisgenoten die ik normaal gesproken vooral heel dicht bij mezelf hou. Ik hoorde persoonlijke verhalen van anderen die waarschijnlijk net als ik meer vertelden dan zij eigenlijk van plan waren; ontroerende verhalen, maar evengoed vermakelijk anekdotes en guilty pleasures. Ik vergat te bellen met het thuisfront om te vragen hoe het daar ging en of er nog wat belangrijke brieven waren binnengekomen. En voordat ik het zelf doorhad, gebeurde het onvermijdelijke. De twee weken waren bijna voorbij. Ik zag er tegenop. Tegenop om weer naar huis te gaan. Sterker nog, ik miste dit bijzondere gezelschap, met al haar eigenaardigheden, nu al. En ik besefte dat ik straks vooral de kleine dingen zou missen. Hoe we met z’n allen het onaangename warme weer ontvluchtten door de kleine bibliotheek met airco in te duiken. Biologische koffie drinken uit een percolator van een van de reisgenoten terwijl de meeste uiteenlopende onderwerpen besproken werden aan keukentafel op de tweede verdieping. Over waarom ik volgens het dierenlijstje dat via Whatsapp werd verspreid een otter was en geen zeepaardje. Of wat de overeenkomsten zijn tussen Disneyland Parijs en het laatste verblijf van Marie Antoinette voordat ze geëxecuteerd werd. Dit soort gesprekken zou ik het meest gaan missen.
Tijdens m’n laatste ochtend in Parijs, controleer ik of ik wel alles heb meegenomen. Dan rits ik mijn donkergrijze rolkoffertje dicht en loop naar de deur. Ik draai me om en kijk nog een keer goed de kamer rond en realiseer me dat ik hier hoogstwaarschijnlijk nooit meer terugkom.
Hoewel ik nog altijd kamer sta, is het niet de vraag of ik iets ben vergeten die blijft door mijn hoofd gaat, maar de vragen die me altijd blijven achtervolgen wanneer het heden verleden wordt. Heb ik er wel alles uitgehaald, de afgelopen twee weken? Had ik niet meer kunnen doen? Een extra geschreven stuk, een dagje op stap in plaats van veilig in het gebouw te blijven, op zoek naar nieuwe perspectieven en, wellicht, nieuwe verhalen? En wat neem ik eigenlijk mee, behalve m’n koffertje en een Word-document vol observaties? Het heeft weinig zin om te tobben over antwoorden op die vragen, bedenk ik me dan. De twee weken zijn voorbij en het is tijd. Tijd om naar huis te gaan.
Creatief, nieuwsgierig, beschouwend, analytisch, soms een tikkeltje cynisch, maar wel betrokken: dat is Ali Amghar (1989) in enkele woorden samengevat. Verbindend tussen zeer uiteenlopende doelgroepen en gewend om zaken van alle kanten te bekijken. Twee zomers geleden besloot hij voluit zijn jongensdroom in vervulling te laten gaan en van schrijven zijn beroep te maken. Hij werkt als freelancer schrijver en programmamaker in zijn geboortestad Utrecht.
In Parijs ging Ali aan de slag rond het thema heimwee. Daarnaast schreef hij het korte verhaal De tweede blik, geïnspireerd door een schilderij van Jan Saenredam.