Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Over de relatie tussen onderwijs en emancipatie verscheen in maart van dit kalenderjaar een themanummer in het International Journal of History of Education. In de inleiding vragen de auteurs zich af of de relatie tussen onderwijs en emancipatie niet best te beschrijven valt als die tussen water en vuur: onverzoenbaar.
Historisch gezien hebben namelijk zo goed als alle ideologische of politieke strekkingen het onderwijssysteem willen gebruiken als instrument om individuen in te wijden in de waarden en normen van het eigen systeem. Scholen werden en worden nog steeds gezien als één van de belangrijkste socialisatieomgevingen waar kinderen kunnen beïnvloed worden. Onderwijsverstrekkers zoals de staat of religieuze gemeenschappen hebben steeds de expliciete ambitie gehad voor het onderwijs om nieuwe generaties klaar te stomen voor de maatschappij.
Emancipatie wordt in de onderwijsfilosofische literatuur gedefinieerd als een proces waarbij individuen in toenemende mate hun eigen denkvermogen gebruiken om zich te onttrekken aan de voogdij, het toezicht, de controle, het gezag, de macht … die anderen over hen hebben. Het gaat om een proces van mensen in achtergestelde en kwetsbare posities die streven naar een gelijkwaardige plaats in de samenleving. Het gaat niet om groepen die zich laten inwijden in de dominante waarden en normen van een maatschappij, maar om groepen die zelf bepalen hoe ze vorm willen geven aan hun menszijn en zichzelf bevrijden van intellectuele, sociale, morele, politieke en wettelijke dominantie en beperkingen daarbij.
Is emancipatorisch onderwijs dan alleen realiseerbaar als een vorm van volledig zelfgestuurd en individueel leren door leerlingen? Is elke interventie van een leerkracht een vorm van macht en onderdrukking? Neen. Onderwijsfilosofen stellen voor emancipatorisch onderwijs te benaderen als een proces eerder dan een eindbestemming. Zo maken ook kinderen bijvoorbeeld een proces van emancipatie door doordat ze zich stelselmatig meer en meer onttrekken aan de macht van hun ouders of voogd, maar tegelijk is die emancipatie zelden voltooid in die zin dat er nog steeds een zekere machtsrelatie speelt. Niet elke interventie van een ouder, of leerkracht in dit geval, is in dezelfde mate belemmerend of stimulerend voor de emancipatie van leerlingen.
Ten eerste is er nood aan bewustwording van en kennis en inzicht in machtsongelijkheden en de mechanismen die deze in stand houden. Leerkrachten moeten kunnen zien en waarderen hoe groepen zich vandaag al emanciperen. Leerkrachten en onderwijsprofessionals die emancipatorisch willen werken moeten dus een brede rolopvatting hebben en hun opdracht zien als meer dan alleen vakinhouden overbrengen. Ze moeten bereid zijn tot samenwerking en professionalisering en hebben aandacht voor de menswording van jongeren in een brede zin (sociale, morele en economische vraagstukken).
Ten tweede wordt het belang naar voor geschoven van gelijkwaardigheid tussen leerkrachten en leerlingen. Je kan hierbij aan heel wat pedagogisch-didactische benaderingen denken waar leerlingen autonomie en inspraak krijgen in de leeromgeving. Op een meer systemisch niveau gaat het ook over het corrigeren van ongelijkheden in het curriculum dat is opgesteld door in hoofdzaak witte mensen die dat brengen aan een veel diversere groep van leerlingen. Het dekolonialiseren van het curriculum en bijvoorbeeld het bieden van meerdere perspectieven op leerinhouden dan alleen het dominante witte westerse perspectief is nodig. In België leren nog veel kinderen bijvoorbeeld over Leopold II die 'de beschaving bracht in Congo' en over Cristoffel Columbus die 'Amerika ontdekte'. Over de vele Noord-Afrikaanse soldaten die sneuvelden in de Tweede Wereldoorlog wordt weinig tot niets verteld en de rol die vele vrouwen speelden in wetenschappelijke ontdekkingen komen hoogstens als geïsoleerde fait divers aan bod.
Ten derde wordt het belang benadrukt van het ondersteunen en stimuleren van collectieve acties in de strijd voor emancipatie. Als jongeren een schoolstaking en klimaatmarsen organiseren kan dat een emancipatoriche functie hebben die moet erkend en ondersteund worden. Zijn jongeren van hoogopgeleide middenklasse ouders dan een ‘onderdrukte groep’ die zich dient te emanciperen? Quasi iedereen die actief is in het onderwijs is onderdrukt. Er is namelijk groeiend bewijs voor de extreme ongelijkheid tussen de middenklasse die quasi geen invloed heeft en een superrijke vermogende elite die enorme macht en rijkdom concentreert.
Onderwijs als emancipatie? Geen water en vuur dus. En voor ons allemaal iets om wakker van te liggen.