Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
Dames, heren,
Geweldig dat ik hier mag zijn vanavond en propaganda mag voeren voor de Parijsresidentie van de Buren.
Ik ga u geen stukje voorlezen uit de teksten die ik destijds geschreven heb na mijn deelname. Voor wie daarin geïnteresseerd is: het archief met de teksten van alle deelnemers online te raadplegen, wat ik u zeer kan aanraden. Ik wil het vanavond alleen over iets anders hebben. Namelijk de onuitwisbare indruk die zo’n Parijse veertiendaagse nalaat.
Toen Marianne Hommersom me onlangs vroeg of ik enkele indrukken wou delen, heb ik geen moment getwijfeld. Ik zal u vertellen hoe dat komt.
Een poos geleden was het feest bij mij thuis, een nieuwjaarsborrel die na drie edities het statuut van een prille traditie heeft. Een hele middag en avond lang is het dan een vrolijk komen en gaan van vrienden en kennissen. Ongeveer de helft van de lijst genodigden bestaat uit mensen die ik voor het eerst ontmoette tijdens mijn verblijf met deBuren in Parijs.
*
We waren een vreemd clubje, zoals we daar stonden op een late junidag in 2014. Grosso modo viel de groep uit elkaar in twee helften: de aspirerende schrijvers, onder wie Lize Spit, Marieke Lucas Rijneveld, Astrid Haerens en Heleen Debruyne, theaterauteur Flor Declerq, dichteres en tekenares Lies Van Gasse, naast een bont gezelschap journalisten en anderssoortige tekstschrijvers, waaronder Simon(e) van Saarloos, onderzoeksjournalisten Saskia Naafs en Guido Van Eijck, Stefanie Lepage van de Franstalige Belgische omroep RTBF, TV-maker en expert 30 worden Yannick Dekeukelaere en ondergetekende.
'Je kon onze groep opdelen in mensen die een strakomlijnd plan hadden en lui die blij waren dat ze er eens veertien dagen uit konden'
*
Van hen allemaal moet ik de minst voorbereide geweest zijn. Ik was nog nooit in Parijs geweest. Vaak genoeg geprobeerd, maar telkens waren mijn plannen gedwarsboomd geweest door onverwachte problemen op het werk, vriendinnetjes die zich bedachten of onverwachte sneeuwbuien. Parijs bestond voor mij in boeken van Simenon en verrukkelijke Franse films, in de muziek van Gainsbourg en Brel. Maar in het echt had ik de stad nog nooit gezien, en ik voorzag niet dat daar in de nabije toekomst verandering in zou komen.
Tot een vriendin van me ergens in 2013 me op een druilerige middag in Brussel zei dat ik dringend moest leren flaneren. Waar kon dat beter dan in Parijs? redeneerde ik. De puzzelstukjes vielen in elkaar: het flaneren, het schijnbaar doelloos wandelen, het l’art pour l’art van het kuieren in de stad, sloot naadloos aan bij het feit dat ik een nog een hele stad te ontdekken had. Tot mijn niet geringe verbazing werd dit voorstel door de jury aanvaard. Veertien dagen naar Parijs. Flaneren.
*
Zoals gezegd had je bij ons de schrijvers en de anderen, maar je kon onze groep ook opdelen in mensen die een strakomlijnd plan hadden en lui die blij waren dat ze er eens veertien dagen uit konden. Ik reken mezelf graag tot die laatste categorie, en speelde al gauw één-tweetjes met Yannick. Hij was op zoek naar de cafés met de legendarische chagrijnige obers, en ik was op zoek naar plekken waar je zonder dorst te lijden kon uitrusten van al dat geflaneer. Tevens zochten we –vaak vergeefs – parallellen tussen onze eigen thuisstad Antwerpen en de lichtstad. Vooral tot hilariteit van de Brusselaars en Amsterdammers in het gezelschap.
*
Het maison Biermans-Lapôtre was ons eiland, de geheimzinnige uitvalsbasis waar we naar terugkeerden voor debatten, vergaderingen en recepties. Adriaan van Dis kwam Adriaan Van Dis wezen, journalist Ivan de Vadder probeerde vergeefs de Nederlandse aanwezigen wegwijs te maken in de vijftig tinten grijs van de Belgische politieke verslaggeving, en er was ook een tussenkomst van een Vlaamse diplomaat waarvan ik me alleen nog herinner dat de toehoorder naast me een lachstuip kreeg die ongeveer een halfuur duurde. Directeur Dorian van der Brempt trakteerde op zelfgemaakt vleesbrood, recept van zijn grootmoeder. Honger en dorst hebben we er niet geleden, kortom.
Het was in mijn herinnering één groot feest. Er was die zomer ook nog een WK voetbal bezig, waarbij we broederlijk voor België én Nederland supporterden, zo stevig dat er daags nadien steeds mensen op het appèl ontbraken. Ik verdwaalde zonder erg, genoot van het Parijs zoals ik het me altijd had voorgesteld en koesterde de barsten in het vernis. ’s Avonds dansten we ons de pleuris in het café tegenover Biermans.
*
De terugreis kwam sneller dan verwacht. Sindsdien is er een voor en een na.
Een na waarin Heleen Debruyne het gezicht werd van een nieuw feminisme, een na waarin Simon(e) van Saarloos de jongste Zomergast werd, waarin Lize Spit honderdduizenden exemplaren van haar debuutroman verkocht en Marieke Lucas Rijneveld zich mocht verheugen in lovende kritieken. Een na waarin we elkaars bewegingen op de voet volgen, de logeermatrassen voor elkaar uitrollen in Gent en Amsterdam en Brussel en Antwerpen. Een na waarbij Saskia en Guido en Yannick op nieuwjaar klinken bij mij in de woonkamer, en Asher, de kleine van Marianne en Sam, de mascotte van het feest wordt. Waar Dorian plots aan de deur staat met een zelfgemaakt vleesbrood.
Een na, een nu, waarin we, deels gespeeld, en deels gemeend, spreken over 'ons Parijs'. Waarin we bij elke terugkeer verdwalen met kennis van zaken.
Weldra is dat allemaal 5 jaar geleden. Onze lichting maakt dapper plannen voor een reünie in Parijs, volgend jaar.
Ik kan alleen maar hopen dat jullie het in Parijs even hard naar je zin hebben. Ik wens het u alvast van harte toe.
Michiel Leen (°1987) is freelance journalist voor onder andere De Standaard, Knack, Ons Erfdeel en verschillende andere literaire en culturele tijdschriften. Hij sprak deze tekst uit in februari 2018 in Perdu.