Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.

Het laatste wat heerst is een naam | Jeroen Olyslaegers

Naar aanleiding van de tentoonstelling 'Bernard van Orley. Brussel en de Renaissance' vroegen BOZAR LITERATURE en het Vlaams-Nederlands Huis deBuren aan vijf schrijvers om te reageren op een schilderij van de grootmeester. Jeroen Olyslaegers koos voor Polyptiek met Job en Lazarus.
Door Jeroen Olyslaegers op 11 apr 2019
Tekst
Literatuur & taal
Literaire Nocturne
Polyptiek met Job en Lazarus, 1521, Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel © MRBAB / KMSKB

Het laatste wat heerst is een naam

 

Kijk naar mij, kijk naar mijn naam, naar mijn blazoen, aanschouw niet enkel mijn technisch kunnen, maar ook mijn eer die glanst tussen de kieren van het verhaal.

 

Kijk naar mijn naam die wel gebeiteld lijkt in arduin onderaan dit schouwspel, zie hoe ik daar zowel schilder ben en beeldhouwer word, kijk hoe ik de natuur oproep en de wereld van ons allen, zoals ooit de wonderbaarlijke Apelles deed tijdens de gouden dagen van het verleden en daarbij zelfs de werkelijkheid overtrof. Ben ik in uw ogen een Apelles van mijn tijd? Van de uwe misschien? Ben ik u waard? Ziet u hoe ik heb geïnvesteerd in dit werk, hoe ik mijn kunnen te kijk heb gesteld. Hier ben ik. Hier is Bernard van Orley. Hier heerst wat ik kan. Zoek naar mijn monogram.

 

Kijk naar mij. Mijn naam is gelijk een offer. Dit werk op hout ben ik immers, de verf is gelijk mijn bloed, de vormen die de verf oproept zijn mijn gedachten, het geheel toont in een oogopslag wie ik ben, wat ik kan, wat er met mij is gebeurd, wat ik heb vermengd.

'Ben ik in uw ogen een Apelles van mijn tijd? Van de uwe misschien? Ben ik u waard?'

Kijk naar mij, aanvaard mij zoals ik het nieuwe heb omarmd en de starheid van me heb afgelegd. Want ziet ge het? Ik laat ze bewegen. Onder de donkere wolk van de Gehoornde vlucht ieder vruchteloos weg van zijn eigen onheil. Geen van hen blijft onbewogen. Ziet ge dat? Hoe Italiaans ik hier ben geworden? En wat Albrecht Dürers gravures me hebben geleerd, de schilder die ik hier in Brussel zo heb geëerd? Ik wil vooruit, dat ziet u. Waarom? Omdat de tijd zelf vooruit wil, omdat er beweging nodig is en omdat de onverbiddelijkheid heerst, gelijk in het huis van Lot van wie door de Gehoornde alles werd afgenomen in de hoop dat ook zijn geloof het opgaf, wat op het eind niet gebeurde. Kijk naar mijn geloof in zijn geloof. Kijk wat ik toon over rijkdom. Het is schijn, het leidt af. Geluk klampt zich aan Lot vast, het is niet omgekeerd. Kijk wat er kan als het geloof zich niet laat afleiden door rijkdom of door geluk. Ziet ge het? Zie hoe Lazarus het vergaat nadat de rijken hem geen aalmoes verschaffen en de honden rieken aan zijn smerige tenen. Zie hoe hij verlicht te hemel gaat en de rijke na zijn dood gelijk een eeuwig avondmaal wordt voorgeschoteld aan de beulen van de donkere hel.

 

Zie hoezeer geloof en rijkdom, machtigen en bedelaars elkaar kruisen op dit paneel. En kijk hoe we eindigen, ja, hoe we eindigen: naakt gelijk Job, met of zonder geloof, met niks dan een doek rond de lenden en zelfs dat niet, klaar voor het Oordeel.

 

En kijk nu nog eens naar mij, naar mijn naam, mijn monogram, mijn blazoen.

 

Kijk hoe ik smacht naar uw oordeel.

 

Naakt misschien, maar een naam pakken ze niet af.

 

Kijk wat ik kan.

 

Nu nog, vanuit het graf.

Jeroen Olyslaegers

Jeroen Olyslaegers (1967) woont en werkt in Antwerpen. Hij schrijft columns, theaterteksten en proza. Zijn roman WIL (2016) kreeg tal van literaire prijzen en werd in zeven talen vertaald. In 2014 ontving hij de Arkprijs van het Vrije Woord voor zijn werk en maatschappelijk engagement.

Vertel het verder: