Deze website wordt niet langer ondersteund in Internet Explorer. Update hier je browser voor een betere ervaring.
50 jaar na het roemruchte artikel van Joke Smit over het onbehagen van de vrouw maakten we tijdens een podiumprogramma op 9 oktober 2018 de balans op. Volgens Joke Smitbiografe Marja Vuijsje is er vandaag binnen het feminisme sprake van een verschuiving van gender naar machtsverschillen tussen witte mensen en mensen met een andere etnisch-culturele achtergrond. En dat is een goede zaak. De vraag is hoe de vrouwenbeweging zich nu verder moet ontwikkelen. Marja Vuijsje had niet direct het antwoord.
Maar wellicht vinden we een eerste aanzet in het statement van Conchita Belaey. Zij won met haar voordracht de schrijfwedstrijd over het onbehagen van de vrouw vandaag.
Ja kijk, als half-Marokkaanse vrouw in volle midlifecrisis wind ik er geen doekjes om. Ik doe niet aan subtiliteit, noch wens ik harten te veroveren. Ik positioneer mij onmiddellijk in de hoek van waaruit mijn betoog moet worden gelezen. Die van een vijfenveertigjarige vrouw, die nog steeds aan het studeren is omdat de plek waar mijn wieg stond, alsook de genen die mij bepalen, nu eenmaal voor de nodige achterstand hebben gezorgd. Ik beklaag mij daarover allerminst, want in dit land kon je vroeger, gewoon door naar school te gaan, wel degelijk soortgelijke achterstandjes wegwerken. Kón. Verleden tijd. Dat heeft u goed opgemerkt.
De vooroordelen waar een bepaalde groep meisjes - moslima’s, om ze niet met naam te noemen - vandaag de dag mee wordt geconfronteerd zijn legio. Niet in het minst in het onderwijs (mocht ik vaststellen in amper twaalf jaar dienst). Dat maakt dat ik het onderwijs dat zij genieten wel moet bestempelen als discriminatoir, paternalistisch en uiterst hypocriet.
Discriminatoir omdat we niet voorbij kunnen aan het feit dat ze worden ‘aangewezen’, ‘eruit gehaald’, bestempeld als ‘anders’. Het eeuwige ‘wij-zij’-verhaal. Waarbij duidelijk wordt gesteld dat ‘zij’ tot een andere groep behoren. Daar waar men net zou moeten verbinden, wordt vooral het onderscheid geïnstalleerd.
Paternalistisch omdat men in het hoofddoekendebat steeds als vanzelfsprekend aanneemt dat het hier een groep onderdrukte vrouwen betreft, die verlost moet worden van een juk. Elf september gaf vele jongeren een bewustzijn over hun islamitische identiteit. Vele westerlingen gaf het echter een angststoornis tegenover die identiteit, wat het ‘wij-zij’-verhaal nog vergrootte. Geen haar op onze ongedekte hoofden die in overweging neemt dat die keuze voor een hoofddoek een kritische houding tegenover westerse neo-imperialistische dominantie zou kunnen reflecteren.
Hypocriet omdat we twee maten en gewichten hanteren. Neem het voorbeeld van de maagdenvliesreconstructie. We oordelen graag dat wanneer jonge meisjes hiervoor opteren ze daardoor de dubbele moraal met betrekking tot seksualiteit in stand houden (jongens kunnen ongestraft seksuele betrekkingen hebben voor het huwelijk en meisjes niet). We gaan hiermee wel voorbij aan het feit dat die meisjes kozen om een seksueel actief leven te hebben. Bovendien, en hierin schuilt onze hypocrisie, hoe mild of stilzwijgend oordelen wij niet over de schaamlipcorrecties die westerse vrouwen onder druk van een seksistische schoonheidscultuur ondergaan?
Misschien ligt daar wel een sprankeltje hoop: in dat niet-oordelen. Ik pleit er dan ook voor dat ‘solidariteit’ het codewoord voor het feminisme van nu wordt. Minder oordelen, beoordelen en veroordelen. Meer betrokkenheid en verbondenheid. En hier zit het addertje onder het gras: niet enkel met gelijkgestemden, maar vooral met diegenen die het verst van ons en van onze ideeën staan. Niet omdat we vanuit een pluralistische multiculturele mensvisie alles weg moeten relativeren, maar omdat we niet zo verdomd overtuigd moeten zijn – en blijven – van ons grote gelijk. Laat ons debatteren en in dialoog gaan, maar laat ons vooral luisteren naar wat de noden van elke ‘andere’ vrouw zijn. Misschien steken we nog iets van elkaar op?
Conchita Belaeys parcours is op zijn minst ‘divers’ te noemen. Sinds haar twintigste volgden verschillende jobs elkaar op. Na enkele jaren als schoonmaakster te hebben gewerkt, volgde een carrière in de metaalnijverheid: poederspuiten, frezen, puntlassen en uiteindelijk assemblage van vrachtwagens. Op haar dertigste dacht ze te weten wat ze wilde doen met de rest van mijn leven en besloot ze voor leerkracht te gaan studeren. Twaalf jaar lesgeven en vele desillusies later, besefte Conchita dat ook dat vechten tegen windmolens is. Momenteel studeert ze aan de Open Universiteit.