We zitten boven de kaart. Ik wijs aan waar ik deze zomer heen trek: Bethlehem, Ramallah, Jericho. Mijn oma mompelt iets over de Dode Zee. Ze zegt dat ze een heel ander beeld had van de woestijn waar Jezus in rond liep. Ik denk: we maken een tegengestelde reis, elk aan de andere kant van de check-points. Vanuit zijn ligstoel roept mijn opa dat als Palestina mooi is, hij graag mee wil. Mijn oma trekt haar wenkbrauwen omhoog en kijkt alsof ze in een citroen gebeten heeft.
‘s Avonds in de logeerkamer zoek ik foto’s met bewijzen. Foto’s van de jonge man en de jonge vrouw die samen aan tafel zitten, voorovergebogen lezen ze de bijbel, hij wijst iets aan. Maar het album start pas bij het huwelijk, de duiven die worden losgelaten.